Want jullie kennen de genade van onze Heer, Jezus Christus, dat Hij, rijk zijnde, arm werd voor jullie, zodat jullie door zijn armoede rijk zouden zijn. | Eig.Vert. |
In deze woorden ligt de sleutel verborgen van weldadigheid en onbaatzuchtigheid. Het gaat in 2 Korinthiërs 8 over praktische, financiële vrijgevigheid bij het inzamelen van giften om de heiligen in Jeruzalem, die in grote armoede verkeerden, te ondersteunen.
Om aan deze bijdrage geestelijke diepgang en betrokkenheid te geven neemt Paulus onze Heer, Jezus Christus, tot voorbeeld:
6 die, in de vorm van God, die Hem eigen is, het aan God gelijk zijn geen roof achtte; 7 niettemin maakte Hij zichzelf leeg en nam de vorm van een slaaf aan. In de gelijkenis van de mens geworden en in gedaante als mens bevonden, 8 verootmoedigde Hij zichzelf, gehoorzaam wordend tot aan de dood, ja, de dood van het kruis. | NCV |
Ondanks de uitersten, die in dit korte gedeelte worden aangereikt (‘in de vorm van God zijn’, en ‘de vorm van een slaaf aannemen’) zou het zomaar kunnen zijn, dat de werkelijke diepte van Zijn gehoorzaamheid nog voor een deel aan ons voorbijgaat. Wij bevatten de hoogte en de majesteit en heerlijkheid niet, waarin Christus Jezus Zich bevond in de vorm van God. Bovendien weten wij nauwelijks, wat het is om in de omstandigheden van een slaaf te leven.
In het leven van Abraham geeft God hem, in een korte periode van drie dagen, de diepe ervaring, waarin hem de prijs van gehoorzaamheid wordt bekendgemaakt:
‘Abraham, Abraham!’ En hij zegt: ‘zie mij!’ En Hij zegt: ‘neem toch je zoon, je enige, die jij lief hebt, Isaak, en jij, ga in het land Moria en breng hem daar als opstijgoffer op één van de bergen, die Ik je zal aangeven’ | Eig.Vert. |
Dan gaat Abraham op weg, met zijn zoon Isaak, zijn enige, die hij liefheeft.
En Abraham neemt het hout voor het opstijgoffer [NBG: brandoffer] en legt het op Izaäk, zijn zoon. En hij neemt het vuur in zijn hand en het mes en zij tweeën gaan tezamen. | Eig.Vert. |
Deze feitelijke gebeurtenissen zijn tevens een gelijkenis, een type, van de gebeurtenissen die duizenden jaren later plaatsvonden.
Zo gaan vader en zoon naar het land Moria, waar de zoon van Abraham aan God geofferd zal worden.
Wat zal er in Abrahams hart allemaal zijn omgegaan? Wat zou het voor Sarah betekenen, als haar zoon niet meer terug zou komen? Abraham is gehoorzaam, maar in de drie dagen die hij met zijn zoon Izaäk onderweg is voor dit offer, zal verdriet, aanvechting en rouw zijn hart vervuld hebben.
Misschien voelde het ook als een aanval op zijn geloof, waarop zijn relatie met God was gebaseerd. God had Abraham door geloof gerechtvaardigd, het geloof dat God bij machte zou zijn om nageslacht te verwekken uit een onvruchtbare vrouw, Sarah, en bij een oude man, Abraham, bij wie de lichamelijke functies voor het verwekken van nageslacht niet meer functioneerden. Een zoon, die menselijkerwijs gesproken nooit geboren had kunnen worden, waarvan Abraham zich had afgevraagd: kan een kind worden geboren bij iemand die honderd jaar oud is? Hoe moest het nu dan verder met de belofte, dat door Izaäk van nageslacht zou worden gesproken?
Allerlei gedachten zullen door zijn hoofd gegaan zijn, maar er was één gedachte die hem deze weg liet gaan: als God hem deze zoon gegeven had toen het menselijkerwijs onmogelijk was, zou God dan ook niet bij machte zijn om zijn zoon vanuit de doden op te wekken?
Vanwaaruit hij hem, in een gelijkenis gesproken, ook teruggekregen heeft | Eig.Vert. |
Misschien herinnerde Abraham zich de uitspraak van God tot hem, toen Sarah lachte aan de ingang van haar tent, bij het horen van de belofte, en God daarom tegen Abraham zei: Is er iets te moeilijk voor Ieue? Gen. 18:14
Abrahams geloof hield in deze moeilijke dagen stand, omdat hij de belofte van God betrouwbaar achtte en met God rekende. Daarom kon hij ook aan Izaäk het antwoord van geloof geven, toen deze hem vroeg waar het lam was, voor het opstijgoffer:
God zelf zal toezien op een lam voor het opstijgoffer mijn zoon | Eig.Vert. |
Izaäk droeg het hout voor het offer, drie dagen lang onderweg naar de berg in het land Moria. Het hout is een type, een beeld, van de kruisdood. Voor Abraham was zijn zoon al geofferd bij het begin van deze reis, toen God sprak: ‘… offer hem daar als opstijgoffer.’Zo was Jezus drie dagen in het graf. Toen de woorden klonken: ‘… sla je hand niet aan de jongen’, was dat een beeld van de opstanding.
De beide mogelijkheden, die Abraham overwogen had in deze zware reis van beproeving, waren uitgekomen:
- God Zelf had feitelijk voorzien in een offerdier,
- voor Abraham was het ook zo dat God zijn zoon Izaäk uit de dood aan hem had teruggegeven.
In deze gebeurtenissen hebben wij de mogelijke gevoelens van Abraham overwogen. Abraham, een mens zoals wij, is voor ons makkelijker te begrijpen in zijn ervaringen en gevoelens dan wat er in de Vader en de Zoon omgegaan is.
De Schrift zegt, dat wij zijn gekocht voor een prijs. 1Kor. 6:20; 7:23 De mens heeft de prijs van de Zoon geschat op dertig zilverstukken, volgens een uitspraak van Jeremia [Mattheüs 27:9; vergelijk ook Zacharia 11:12]. Dat is de schadevergoeding voor het mishandelen van een knecht. God heeft de prijs van de mens geschat op de onmetelijke waarde van Zijn eigen Zoon.
In de gebeurtenissen met Abraham zien wij ook een glimp van Gods hart. De Zoon betaalde de hoogste prijs in het oneindig grotere Offer, dat Hij bracht, voor ons. Het zijn niet alleen de feitelijke gebeurtenissen rondom en tijdens het offer van Gods Zoon op Golgotha, maar ook de gevoelens, die zowel bij de Vader als de Zoon zijn teweeggebracht door dit offer.
Zou er bij God geen hartzeer geweest zijn? Een hartzeer groter dan bij Abraham of bij welk mens dan ook, die zijn kind liefheeft? Hoe groter de liefde, hoe dieper ook het lijden. God heeft de Zoon altijd intens liefgehad. Het koninkrijk waarin de Zoon heerst is het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Kol.1:13
En zie, een stem uit de hemelen zeggende: dit is Mijn Zoon, de Geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. | Eig.Vert. |
De Zoon is de Eerstgeborene van heel de schepping, Hij is de Eerstgeborene onder vele broeders en daarin mogen wij deelhebben in Hem voor God. Hij is echter de Eniggeboren Zoon van God – in die hechte relatie van intense liefde tussen de Vader en de Zoon is er niemand die Zijn plaats kan innemen, is er niemand die hierin gelijk is aan de Zoon, Zijn eigen Zoon.
Wanneer wij dat beseffen, komt de betekenis van de uitspraak uit Romeinen 8:32 des te helderder aan het licht: ‘Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet spaart, maar Hem overgeeft voor ons allen, hoe zal Hij niet, samen met Hem, ons ook alles in genade schenken’?
En duisternis kwam over het hele land tot het negende uur vanwege het niet verschijnen van de zon. Gescheurd nu is voorhangsel van de tempel in het midden. En roepend met een luide stem zei Jezus: ‘Vader in Uw handen vertrouw ik Mijn geest aan U toe’. Dit nu zeggende blaast Hij zijn adem uit. | Eig.Vert. |
Deze gebeurtenissen in de laatste uren van Jezus’ leven in het lichaam van vernedering zijn belangrijk genoeg om ernstig bij stil te staan. De duisternis die over het hele land kwam, benadrukt de houding van zowel vriend als vijand. Niet alleen zijn tegenstanders waren vijanden, maar ook zijn vrienden hadden Hem in de steek gelaten.
Het ergste van alles was echter dat Zijn Vader Zich van Hem afkeerde, toen Hij de plaats van de vloek had ingenomen, toen Hij de zonde van de wereld droeg en tot zonde gemaakt werd.
De duisternis die het Grote Offer omwikkelde, was een teken van de geestelijke duisternis, die veroorzaakt werd, doordat God Hem verlaten had toen Hij het zondoffer werd.
Vanuit den hoge zond Hij vuur; tot in mijn gebeente deed Hij het zinken; Hij spreidde een net voor mijn voeten en deed mij achterwaarts deinzen; Hij deed mij verbijsterd staan, ellendig de ganse dag | Eig.Vert. |
Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven naar beneden toen Hij Zijn adem uitblies. Het voorhangsel was een uitbeelding van Zijn vlees en via dat gescheurde voorhangsel is er volle vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus. Hebr.10:19-20 De apostel Paulus verwoordt dit voor ons: ‘…in Wie wij door Zijn geloof de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben (Ef. 3:12).
Heel misschien mogen wij in het scheuren van het voorhangsel – en ik geef dit alleen maar ter overweging aan – hiernaast ook denken aan het Joodse gebruik, waarin de kleding gescheurd wordt ten teken van diep verdriet.
Wanneer de opstanding plaats vindt en God de overstijgende grootte van Zijn kracht toont door Christus op te wekken uit de doden en Hem te zetten aan Zijn rechterhand te midden van de hemelingen, boven iedere soevereiniteit en volmacht en kracht en heerschappij en iedere naam (vgl. Efeze 1:19-21), dan zal verdriet en rouw veranderen in jubelende vreugde.
De weg van gehoorzaamheid, geloof en vertrouwen in God klinkt door in de laatste woorden die de Heer uitriep aan het kruis: ‘Vader in Uw handen vertrouw ik Mijn geest aan U toe.’
We mogen de apostel van de heidenen, Paulus, naspreken wanneer hij zegt: ‘Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?’God kon alleen vóór ons zijn, omdat Hij tegen Hem was in die diepe duisternis waarin Hij aan het kruis ‘het vuur uit den hoge’ tot in Zijn gebeente moest ervaren.
Gekruisigd door de mensen op aandringen van de Satan, verlaten door God, in de steek gelaten door Zijn vrienden, hing Hij, genageld aan het vloekhout in die diepe duisternis, als verstoteling tussen aarde en hemel als Beklagenswaardigste van heel het universum. Zo gaf Hij Zijn leven om ons te redden. Zo gingen die Beiden tezamen, om het offer te brengen dat Abraham niet kon brengen – het offer dat de grootste zegen brengt, omdat God door Hem het al wederzijds met Zichzelf verzoent, vrede makend door het bloed van Zijn kruis.