Het lichaam van Zijn Heerlijkheid

Het lichaam waarin wij nu leven, is absoluut onwaardig en ongeschikt voor onze hemelse roeping. Het is zwak, sterfelijk, vergankelijk, gebonden aan de aarde, vernederd. Daarmee kunnen wij niet in de hemelse gebieden komen, waar ons toekomstig dienstwerk zal zijn. Daarom zal Hij het op de dag van Jezus Christus transformeren, waartoe alleen Hij in staat is, Die het vermogen bezit het heelal onder Zijn weldadige macht te brengen.

Na Zijn opstanding verscheen onze Heer aan Zijn discipelen in een lichaam, dat opmerkelijke krachten bezat. Als Hij wilde, kon Hij onzichtbaar worden. Niets kon Hem tegenhouden. Hij was in staat door gesloten deuren te gaan, hoewel Hij een echt lichaam had, bestaande uit vlees en beenderen, dat bepaald geen geest was. Men kon dit lichaam aanraken en Hij at zelfs met dit lichaam.
Zo zal vermoedelijk het soort lichaam zijn, dat de heiligen uit de besnijdenis in het millennium zullen bezitten.
Johannes zegt in zijn brief: ‘Wij weten echter, dat wij (…) Hem zullen zien, gelijk Hij is.’ 1Joh. 3:2
Is het verschijnen gedurende de 40 dagen van onze Heer aan hen die uit de besnijdenis zijn, er niet een voorbeeld van hoe zij in het komende Koninkrijk zullen zijn?
Dit was echter niet het lichaam van Zijn heerlijkheid.Dat ontmoette Paulus. De glans daarvan was te fel voor een sterveling, een aards schepsel, om te kunnen verdragen. De ogen van Saulus waren tegen deze krachtige straling niet opgewassen, hij werd er blind van.
Deze vergelijking toont ons al, hoeveel heerlijker dit lichaam was ten opzichte van dat waarin de Heer eerder verschenen was, vóór Zijn hemelvaart. Bij de beschrijving van Zijn eerste verschijning na Zijn opstanding wordt ons niets verteld over een lichtglans. Maria dacht de tuinman voor zich te hebben. Joh. 20:15 Heel anders wordt voor ons Zijn huidige heerlijkheidslichaam beschreven, die feller is dan de middagzon.

Wij mogen ons verheugen dat wij eens, na onze verandering, Zijn heerlijkheid met al haar glans en stralende kracht zullen bezitten.

A.E. Knoch
U.R. 2/1981
ajjj.

Verwante onderwerpen:

Nieuw lichaam
Deel met anderen