Voor hen die een en ander in de Schrift willen verifiëren, geef ik eerst aan welke aanduidingen ik voor enige Hebreeuwse woorden gebruikt heb:
- Jahweh voor יהוה (Septuaginta kuriosκυριος);
- verbrandende voor saráf (afgeleid van saráf,“verbranden”);
- verbrandenden voor s’rafiém = שרפים (Septuaginta aspisασπις, ophisοφις);
- slang voor nachasj = נחש (Septuaginta ophisοφις, drakōnδρακων);
- staak voor nees = נס, staak;
- koper(en) voor n’chósjêt = נחשת (Septuaginta khalkosχαλκος).
Numeri 21:4-9 en Johannes 3:14-15
Onze Heer wees op de analogie tussen Zijn verhoging aan het vloekhout en de verhoging van de koperen slang door Mozes in de woestijn:
En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogde, zo moet de Zoon van de mensheid verhoogd worden, opdat elkeen die gelooft in Hem eonisch leven heeft! | Eig.Vert. |
Vanwaar die analogie?
Satan, in Openbaring 12:9 en 20:2 de oude slang genoemd, verscheen vermomd als slang reeds aan de eerste mensen en bevorderde toen het intreden van de zonde in de wereld. Het succes daarvan is onder meer in Numeri 21:4-9 te lezen. Daar draait het om een zonde die de Israëlieten in de woestijn begaan hadden door, om louter fysieke en materiële redenen, hun geloof in Jahweh te verliezen en een grote mond op te zetten.1
In Numeri 21:6 lezen wij dat ‘de slangen de verbrandenden’2 de Israëlieten beten en velen van hen doodden. Dat is een beeld van het effect van de zonde: haar beet veroorzaakt bij een mens als het ware verbrandende infecties die tot een wisse dood leiden. Schreef de apostel Paulus niet: ‘Het rantsoen van de zonde is: dood…’? Rom. 6:23
Maar Jahweh geeft Mozes opdracht een verbrandende te maken en deze op een staak, een soort vlaggenstok, te zetten. Num. 21:8
In de Schrift is een staak veelal een herkennings- en verzamelpunt met een signaalfunctie (bijv. Psalm 60:4; Jesaja 11:12; Jeremia 4:6). Dan gaat er iets ingrijpends gebeuren!
Mozes heeft met lede ogen de verbrandende slangen hun werk zien doen en interpreteert het antwoord van Jahweh op zijn smeekbede klaarblijkelijk juist door op een staak een ‘slang van koper’ omhoog te houden. Num. 21:9
In het Hebreeuws heeft koper dezelfde eerste drie letters als slang. Is dat een opzettelijke woordspeling? Mijn idee is dat hier niets anders achter gezocht moet worden dan dat koper van de toen beschikbare metalen het meest beantwoordde aan het uiterlijk van een ‘verbrandende slang’, een beeld dat onmiddellijk door het volk in zijn doodsnood begrepen moest worden.
De koperen slang op Mozes’ staak herinnert dus aan de zonde die de Israëlieten begaan hadden. Die zonde, verpersoonlijkt in de gedaante van een slang, verhoogd op een staak – zo mogen wij op grond van Johannes 3:14-15 stellen – herinnert ook aan onze Heer Jezus Christus, Die, verhoogd aan het vloekhout, voor ons tot zonde gemaakt was. 2Cor. 5:21
De analogie
Wie door een slang gebeten was en de koperen slang aanschouwde – zo staat het er letterlijk – leefde!
‘Aanschouwen’ houdt meer in dan ‘zien’: het is iets met aandacht bezien.3 Daarvoor is geloof nodig, een absoluut vertrouwen op God! Zoals het opzien naar de koperen slang op Mozes’ staak de levens van Israëlieten redde, zo schenkt het opzien naar Gods Zoon ons leven, want ‘… de rechtvaardige zal vanuit geloof leven.’ Rom. 1:17 De koperen slang op de staak maakte het vurige en dodelijke effect van de slangenbeten ongedaan. Naar analogie daarvan vernietigde de Zoon van Gods liefde het werk waarmee de ‘oude slang’, de Tegenstander, had bijgedragen aan de intrede van de zonde in de wereld.
Zoals de levens van de Israëlieten gered werden toen zij naar de koperen slang opzagen, zo kan ons leven alleen gered worden als wij vanuit geloof naar Gods Zoon opzien. De clou van Numeri 21:4-9 en Johannes 3:14-15 is dus niet dat er een overeenkomst zou zijn tussen de koperen slang en de gekruisigde Heer. Dat zou godslasterlijk zijn! De clou is het leven schenkende resultaat van de verhoging van de koperen slang voor de ogen van de Israëlieten die geloven en hetzelfde resultaat van de verhoging van Jezus Christus voor wie geloven.
Het volk waarover Numeri 21 het heeft, bestond destijds grotendeels uit mensen die in de loop van 38 jaar in de woestijn geboren waren. Zij had-den de wreedheden van de Egyptenaren en hun onderdrukking niet aan den lijve ervaren. Ook degenen die als tiener bijna 38 jaar eerder Egypte verlaten hadden, konden daaraan nog slechts vage herinneringen hebben. Dat laatste zal ook het geval geweest zijn met de grote daden van God die tot hun uittocht uit Egypte geleid hebben en de wonderen waarmee God hen in de woestijn bijgestaan had. En dat verklaart hun zondige reactie.