Alles wat een mens zich maar zou kunnen wensen, heeft Christus opgegeven om Zijn God en Vader te behagen. Hij bezat de hoogste eer en heerlijkheid; het aan God gelijk zijn behoorde Hem toe; Hij was in de vorm van God. Dit alles heeft Hij afgelegd om Gods wil te doen. Fil. 2:6-7 Hij, Die de afstraling is van Gods heerlijkheid en de uitdrukking van Gods karakter en Die bovendien alle andere eigenschappen bezat die aan God toegeschreven worden, vgl. Heb. 1:3 heeft alles prijsgegeven om ons te redden.
Misschien blijven dit voor ons alleen maar woorden zonder veel inhoud, wanneer wij er niet zo over nadenken en niet aan God vragen om een geest van wijsheid en onthulling in erkenning van Hem. Kol. 1:9 Hoe zou een mens zelfs maar kunnen wensen om alles te bezitten wat Christus aan heerlijkheden bezat, wanneer hij niet weet wat dit allemaal inhoudt?
Christus is de eniggeboren Zoon van God en van de Vader. Bovendien is Hij ook de Eerstgeborene van heel de schepping. Dit gaat ons besef te boven.
(…) waartoe geen mensenhart opgestegen is, alles wat God voor hen bereidt, die Hem liefhebben. Ons echter onthult God dit door Zijn geest, want de geest doorzoekt alles, ook de diepten van God. | Eig.Vert. |
Pas wanneer wij al Zijn heerlijkheden leren beseffen, zullen wij ons ook dieper bewust worden, wat het ‘woord des kruises’ inhoudt, waarover de apostel schrijft. 1Cor .1:18 Paulus bidt voor ons, dat wij mogen beseffen, wat de diepte en hoogte is, en bovendien de kennis overstijgende liefde van Christus mogen kennen. Ef. 3:18-19 Wanneer dit in onze geest en in ons hart komt, zullen wij in inderdaad de diepte van vernedering gaan verstaan, die onze Heer heeft doorgemaakt.
Als Christus Zichzelf zou behagen, had Hij deze alles te bovengaande heerlijkheden niet opgegeven, nooit! Dan had Hij de hoogte van heerlijkheid verkozen boven de diepte van de menselijke haat en verdorvenheid, die Hij heeft ondergaan.
Toen wij onlangs op de Bijbelkring met de eerste verzen van Romeinen 15 bezig waren, kwam heel sterk naar voren wat het betekent, dat Christus Zichzelf niet behaagde. De apostel Paulus haalt in dit gedeelte een uitspraak aan uit Psalm 69:10: ‘De spottende, bijtende woorden van hen die U bespotten, vallen op Mij.’
In de woorden ‘spotten’ en ‘bespotten’ klinkt diepe verachting en vijandschap door. Alles wat mensen zich niet zouden wensen, kwam op Hem neer.
In het gedeelte uit Romeinen 15 neemt de apostel Christus als voorbeeld, wanneer hij zegt: ‘Laat ieder van ons de naaste behagen voor het goede, tot opbouw.’ Rom. 15:2 Daarom legde Christus Zijn heerlijkheid af, die Hij bij de Vader had, om Hem te behagen en om ons te redden, want God is de Redder van alle mensen, in het bijzonder van gelovigen. 1Tim. 4:10
De woorden van Psalm 69 beschrijven de ervaringen en de gevoelens van David, maar ze zijn ook profetisch van karakter. Laten wij maar eens een paar verzen overdenken.
1. Redt mij God, want wateren komen tot aan mijn ziel 2. Ik zink in het slijk van een moeras, en er is geen grond om te staan Ik kom in diepe wateren, en de golf verzwelgt mij |
Eig.Vert. |
Deze beeldende taal drukt een diepe verlatenheid uit: ‘er is geen grond meer om op te staan.’ Iedere zekerheid lijkt verdwenen en diepe benauwdheid en angst zijn de overweldigende emoties, die alles lijken te overheersen.
8. Want om Uwentwil draag ik smaad, bittere vernedering bedekt mijn gezicht 9. Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders en een vreemdeling voor de zonen van mijn moeder |
Eig.Vert. |
In Nazareth, waar Hij opgroeide, werd Jezus door zijn plaatsgenoten bijna in de afgrond gegooid, nadat Hij in hun synagoge had geleerd. Luc. 4:29 Ook lezen wij, dat Zijn eigen broers niet in Hem geloofden en Hem uitdaagden om Zich in gevaar te brengen. De Joden Hem zochten immers om Hem te doden?! Joh. 7:5
10 Want de ijver voor Uw huis, het verteert mij en de bespottingen van die U bespotten, zij vallen op mij | Eig.Vert. |
De tweede helft van dit vers wordt door de apostel Paulus aangehaald in Romeinen 15 om aan te geven dat Christus Zichzelf niet behaagde. Rom. 15:3
Ten slotte wil ik nog vers 21 en 22 aanhalen, waarin profetisch wordt gewezen op wat er gebeurde toen Hij aan het kruis, het martelwerktuig bij uitstek, hing:
21. Smaad (bespotting) heeft mijn hart gebroken en ik voel mijn sterfelijkheid. Ik verwacht dat iemand met mij meevoelt en er is niemand. Ik zoek naar troosters en ik vind er geen 22. Zij geven mij vergif in mijn maaltijd en voor de dorst laten zij mij azijn drinken. |
Eig.Vert. |
De weg van de allerhoogste heerlijkheid tot in de diepste oneer was voor Hem ook de weg om binnen het bereik van de dood te komen. In de goddelijke gestalte was dat onmogelijk. In de gelijkenis van mensen en in de gedaante als mens bevonden, kwam Hij ook binnen het bereik van de dood. Niet dat de dood voor Hem onontkoombaar zou zijn, zoals bij alle andere mensen. Híj legde Zijn leven vrijwillig af. De Vader, Die leven heeft in Zichzelf, geeft dit immers ook aan de Zoon, om leven te hebben in Zichzelf. Joh. 5:26 Zoals de psalm dan ook zegt: ‘en ik voel mijn sterfelijkheid.’ vs. 21b
In deze grootste nood, hangend aan dat martelwerktuig, gesmaad en veracht door velen die dit schouwspel meemaakten, zocht Hij naar troosters, zocht Hij naar iemand die met Hem meevoelde, maar er was niemand. Er was niemand die zich om Hem bekommerde – niet zijn volksgenoten, niet de geestelijke leiders, niet de soldaten die het vonnis uitvoerden. De wereld spuugde Hem uit. De vrouwen die Hem volgden en dienden stonden machteloos en ook de discipel die Hij liefhad, stond bij hen, maar kon Hem geen troost geven. Niemand was er die kon meevoelen met wat Hij moest doormaken toen Hij, Die geen zonde kende, in die drie uren van diepe duisternis tot zonde gemaakt werd.
In 1Corinthe 10:13 lezen wij, dat ook wij beproevingen kunnen meemaken. Maar daar staat ook, dat er ‘geen beproeving is, dan slechts menselijke.’ vs.13a [NCV]
Wat er in die duisternis op Golgotha gebeurde was meer dan wat wij verstaan onder menselijke beproevingen. Daar werd de Heer der heerlijkheid gekruisigd. Daar waren de machten en krachten van de duisternis aanwezig om Zijn geloof aan te vallen, terwijl Hij volkomen verlaten was. Hij was in de meest kwetsbare situatie van een gepijnigd en volledig verzwakt lichaam. Azijn gaven zij Hem te drinken.
De letterlijke betekenis van azijn in het Grieks is ‘scherp’. Waar Hij wijn had kunnen drinken als koning, gaven zij Hem azijn, dat als een scherpte in Zijn lichaam brandde.
Hij, Die Zich zo zeer om ons bekommerde en Zijn heerlijkheid aflegde om ons te redden, vond geen troosters of iemand die met Hem kon meevoelen in die diepe diepte die Hij doormaakte. Niemand was er die zich om Hem bekommerde. Met luide stem riep Hij uit: “Mijn God, Mijn God! Waarom / waartoe U mij verliet?” En na het nemen van de azijn zei Hij: “Het is volbracht!” Matth. 27:46; Joh. 19:30
Hij gaf Zichzelf, voor het goede van anderen, tot heerlijkheid van God de Vader. Rom. 15:5-7; Fil. 2:1-11