De overwinning waarvan Paulus in 1Corinthiers 15:54 spreekt, is al heel vroeg door God aangekondigd, al aan de eerste mensen: “en naar jouw man zal jouw ommekeer zijn” (Genesis 3:16).
Zo staat het niet in de gangbare Bijbelvertalingen, wél in de Septuaginta. Dat is de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Schrift door rabbijnen, van ruim 2000 jaar geleden. Zij lazen in hun handschriften klaarblijkelijk niet de Hebreeuwse letters תשוקה (ThShUQE), maar תשובה (ThShUBE) – één letter verschil (ב (b) in plaats van ק (q)) – en vertaalden dat met apostrophēαποστροφη. Dan gaat het hier dus niet om “begeerte” (NBG-vertaling 1951), maar om “ommekeer”.
Gezien het tekstverband is dat een juiste correctie ten opzichte van de hier wat vreemd aandoende ‘begeerte’. God beloofde Eva, de moeder van alle levenden, Gen.3:20 een ommekeer in de ellende die mede door haar toedoen de heerschappij van zonde en dood in de wereld had gebracht.
En wat lezen wij in de vier evangeliën? Vrouwen zijn de eerste getuigen van Jezus’ opstanding! Zij hadden gezien hoe Zijn lichaam in het graf werd gelegd. Luk. 23:55 Daarna, op de vroege morgen van ‘de eerste van de sabbatten’ mochten zij eveneens het lege graf ontdekken.
Volgens Johannes was de allereerste getuige Maria van Magdala, Joh. 20:1 de vrouw bij wie Jezus zeven demonen uitgedreven had, Luk. 8:2 een vrouw met een leven vol ellende achter de rug. Zij was al naar het graf gelopen toen het nog donker was, vlak voor zonsopgang, en zag het geopende graf! Onmiddellijk rende zij weg om de discipelen te alarmeren. Ook zij zagen het lege graf, maar hadden nog niet door dat hun Heer uit de doden zou opstaan. Joh.20:2-10
De discipelen keerden vol vraagtekens terug, maar Maria van Magdala bleef, verscheurd door verdriet, snikkend achter. Toch nog eens de grafruimte inkijken! Daar zag zij twee hemelse boodschappers zitten die vroegen waarom zij zo moest huilen. Het zou een retorische vraag blijken te zijn, want achter haar stond de Heer! Bevangen door haar verdriet zag zij eerst niet Wie Hij was, maar toen Hij ‘Maria!’ zei, herkende zij Hem direct. Vol blijdschap stak zij haar armen naar Hem uit. Maar Jezus zei: ‘Raak Mij niet aan, want nog niet ben Ik opgegaan naar Mijn Vader.’ Joh. 20:17 Later mocht Thomas dat wél. Joh.20:27
Dat maakt duidelijk dat Maria van Magdala, de vrouw bij wie Jezus zo’n enorme ommekeer in haar leven gebracht had, de vroegste getuige was van de net daarvóór opgestane en levend gemaakte Heer. Daarmee was zij de eerste getuige van de Grote Ommekeer die God aan de eerste vrouw al voorzegd had. Door onze opgestane, levende Heer is achter de heerschappij van zonde en dood definitief een punt gezet.
Wie het evangelie van de apostel Paulus omarmt, mag in die Grote Ommekeer delen:
Aan God echter dank Die ons de overwinning geeft door onze Kurios, Jezus Christus! | Eig.Vert. |