4. De vijf eonen of tijdperken

Gods heerlijkheid moet tot uitdrukking kunnen komen, aan het daglicht kunnen treden. De Zoon, de afstraling van deze heerlijkheid (Hebreeen 1:2) voert dit goddelijke raadsbesluit uit. Hij is Gods Woord en Openbaring (Johannes 1:1). Door Hem en met het oog op dit doel maakte God de eonen.

Er is ooit een tijd geweest, dat er nog geen eonen waren: zij zijn als het ware een wijzerplaat die de klok van de eeuwigheid onderbreekt. God stelde Zijn raadsbesluit aangaande ons vast, voordat de eonen hun loop begonnen. Deze genade werd ons gegeven voor de eonische tijden (2Timoteus 1:9; Titus 1:2).

Deze tijden zijn het toneel van de zonde, zij waren getuigen van de intrede van de zonde in de schepping en zullen hun hoogtepunt bereiken als de zonde die weer verlaat. Zij hadden een bepaald begin en hebben een bepaalde afsluiting, ook genoemd het ‘einde’ (1Corinthiers 15:24).

De theologie sloeg één van haar grootste dwaalwegen in toen zij deze tijden een eeuwigheidskarakter gaf. In plaats van ‘de eon’ of ‘de eonen van de eonen’ lezen wij in de meeste bijbelvertalingen ‘eeuw’, ‘eeuwigheid’ en ‘in alle eeuwigheden’, of wanneer dit absoluut niet past, wordt er van de eon ‘een wereld’ gemaakt (Galaten 1:4).

Zoals men uit de kaart kan opmaken, hebben deze eonen scherp getrokken grenzen en zullen een keer eindigen. De Schrift gebruikt deze aanduiding voor voorbijgegane tijden,die nooit ‘eeuwig’ hebben geduurd. Zou men alle plaatsen waar ‘voor de eon’ of ‘eonisch’ staat, eensluidend vertaald hebben, dan zou men ook in Psalm 73:12 (Septuaginta) hebben moeten schrijven: ‘Zie, zo zijn de goddelozen, ‘eeuwig’ onbezorgd vermeerderen zij het bezit’ (Luther: in de wereld’).

Het totale tijdsverloop valt in drie delen uiteen. Voordat God met scheppen begon, bestonden er voor-eonische tijden. Na ‘het einde’ beginnen de na- eonische tijden. Tussen deze tijden liggen de eonen; het schema op pagina 10 stelt dit aanschouwelijk voor.

De onvoorstelbare oneindigheid van de tijd vóór het begin en na het einde, hebben veel met elkaar gemeen, vooral dit, dat God in het begin alles in Zichzelf was, en in de voltooiing alles in allen zal zijn. Dan is de zonde volkomen afwezig. Dit kan van geen van de eonen worden gezegd, want de satan was een moordenaar van den beginne en de Zoon onderschikt voor het einde nog niet alles.

De symmetrie van de eonen
Elk werk, dat door Gods handen is gemaakt, is symmetrisch en harmonisch. Natuur en openbaring zijn vol van gelijkmatigheid en evenwichtigheid. Wanneer wij alleen al globaal de geschiedenis van het heelal beschouwen, dan moet zij wel aan ons haar wezenlijke schoonheid en doelmatigheid onthullen

Het kruis is het keerpunt van de eonen. Het staat middenin de tegen- woordige boze eon, die in het verleden door de zondvloed en in de toe- komst door de dag van de toorn begrensd wordt.

De ‘dagen van de Zoon des mensen’ vormen de vervuller van de ‘dagen van Noach’. Tussen deze beide gerichten strekt de eon, waarin wij leven, zich uit. Nog verder in het verleden vond een nog grotere catastrofe plaats, zoals ook zal plaatsvinden verder in de toekomst:

  • de nederwerping aan het begin (Genesis 1:1), èn:
  • de grote witte troon aan het einde (Openbaring 20:11-18).

Dit zijn ook de grenzen in de tijd van de tegenwoordige aarde. De vorige aarde werd door water verwoest en de toekomstige zal door vuur vergaan. Nog een eon verder, naar beide kanten, hebben wij het begin en het einde (zie schema). Dit zijn de grenzen, die ons door God geopenbaard zijn. Verder kunnen wij niet doordringen.

Wij zien dus, dat de eonen symmetrisch geordend zijn met in het middelpunt het kruis. Hierop is alles gericht; alles gaat hiervan uit.

  • De eerste en laatste eon komen met elkaar overeen. In het grijze verleden bewerkten de duistere machten de ondergang van de aarde. In de stralende toekomst zal de Zoon alles tot meer dan de oorspronkelijke heerlijkheid herstellen.
  • De tweede en vierde eon vullen elkaar eveneens aan. Het op een smadelijke wijze falen van Adam in de tweede eon, wordt dan ook goed gemaakt door Gods Zoon in de vierde eon. In deze eon regeert de Zoon des mensen.
  • In de vijfde en laatste eon regeert Hij als de Zoon van God.

De tegenwoordige, middelste eon is de enige waarin wij de heerschappij van afzonderlijke natiën kennen. De doodstraf, die aan de mens werd opgedragen om uit te voeren, om recht en gerechtigheid staande te houden, leidde tot de meest onrechtmatige daad van alle eonen: de moord op de Zoon van God. Zijn kruis staat op een eenzame en indrukwekkende hoogte in het hart en centrum van alle dingen.

De tegenwoordige eon
Als gevolg van het loffelijk streven het Woord van de waarheid recht te snijden is het gebruikelijk geworden het tegenwoordige beheer (bedeling) naar een ander ‘tijdperk’ te verleggen dan die, waarin onze Heer op aarde leefde. De verschillende perioden van beheer die men onderscheidt, zijn belangrijk, maar als wij hen de betekenis ‘tijdperk’ geven, om hen te karakteriseren, maken wij ons schuldig aan een duidelijke afwijking van het ‘voorbeeld van gezonde woorden’ (2Timoteus 1:13).

Onze Heer leefde in hetzelfde tijdperk of eon als wij. Wij zouden liever steeds het uit het Grieks stammende woord ‘eon’ willen gebruiken, in plaats van andere benamingen, omwille van de duidelijkheid en de juistheid. ‘Tijdperk’ of ‘eeuw’, wat ons misschien gemakkelijker ligt, wordt op een dermate weinig consequente wijze gebruikt en voor zulke korte perioden aangewend, zoals het tijdperk van de reformatie, het tijdperk van de Renaissance enz., dat wij aan een juister begrip de voorkeur moeten geven. Dit zal ook veel van de verwarring wegnemen, die de verschillende kaarten en lijsten van perioden hebben veroorzaakt.

Wij leven weliswaar in een andere periode van beheer, maar niet in een andere eon dan die van onze Heer. De huidige eon eindigt pas wanneer de toekomstige eon aanbreekt (Marcus 10:30; Lucas 18:30). Christus kon daarmee niet het tegenwoordige, verborgen beheer bedoelen, omdat deze toekomstige eon zich wezenlijk onderscheidt van het tegenwoordige beheer. Allereerst gaat aan deze eon de eerste opstanding vooraf.

De Heer sprak over het einde van de eon met daarbij inbegrepen vele dingen, die pas daarna plaats zullen vinden. De oogst, aan het einde van deze eon, is onlosmakelijk verbonden met de Zoon van de mensen en met het Koninkrijk van de Hemelen.

Toen de discipelen Hem vroegen: Wat is het teken van Uw aanwezigheid (komst) en van de afsluiting van de eon (Mattheus 24:3), wijdde Hij hen niet in in het geheimenis van de uitgeroepen gemeente, die Zijn lichaam is, maar voorspelde hen oorlogen en verwoesting en de verkondiging aan alle volkeren van het evangelie van het Koninkrijk.

Het teken van het einde van deze eon is de komst van de Mensenzoon zelf op de wolken van de hemel met veel macht en heerlijkheid.

Zo zal dus de toekomstige afsluiting van deze eon zijn. Maar wanneer is deze begonnen? Wij zagen, dat de dienst van onze Heer tijdens deze eon plaatsvond, maar hoelang deze eon voordien al bestond, wordt ons niet uitdrukkelijk verteld.

Een opmerkelijk gezegde in Efeziers 2:2 geeft ons de sleutel tot de beantwoording van deze vraag. Daar staat letterlijk: ‘de eon van deze kosmos’ (lett.: de eon van deze wereld). Bedoeld is de eon, die bij de tegenwoordige wereldorde behoort en met haar verbonden is. Wanneer begon deze? In 2Petrus 2:5 lezen wij over de ‘wereld van de voortijd’ (vertaald met: kosmosκοσμος) als die van voor de zondvloed, waarvoor Noach bewaard bleef. Ook kan de tegenwoordige wereld en de met haar overeenkomende eon niet verder teruggevoerd worden dan tot deze catastrofe. Men dient te bedenken, dat, terwijl het woord ‘wereld’ (vert.: kosmosκοσμος) voor meerdere betekenissen kan worden gebruikt, het vooral betrekking heeft op zowel de schepping als organisch, systematisch stelsel, als op de ordening van de maatschappij. Nooit heeft het alleen de betekenis van stoffelijke materie, waaruit het heelal bestaat.

Het is fijn om samenhang te ontdekken. Daarom zou het ons ook niet mogen verwonderen, dat het Griekse woord kosmosκοσμος  ook nu en dan met zijn oorspronkelijke betekenis vertaald wordt, namelijk ‘sieraad’ (1Petr. 3:3). Het werkwoord kosmeōκοσμεω betekent zelfs in de Schrift steeds ‘opsmukken’ of ‘tooien’. Een radicale wijziging in de bestuursvorm veroorzaakt zulke revolutionaire veranderingen in de maatschappij, dat iedere keer een nieuwe wereldorde begint. Dit zien we bijv. wanneer volmacht over leven en dood in menselijke handen wordt gelegd – want sedert de zondvloed mag de overheid misdadigersbloed vergieten – of wanneer de Zoon van de mensen de Troon bestijgt.

Er was een wereld vóór de zondvloed, en er zal een nieuwe zijn in de ‘toekomstige eon. De tegenwoordige wereld begon met deze grote gerichtscatastrofe en eindigt met de verschijning van Christus. Tegelijkertijd eindigt ook ‘deze eon’ en omdat het de eon van deze wereld is, moet deze ook vanaf de zondvloed worden gerekend.

De werelden en de eonen verlopen parallel. Zij zijn slechts twee kanten van één en dezelfde zaak. De uitdrukking ‘wereld’ wijst op de toestand van een tijdsverloop, terwijl een ‘eon’ zijn duur bepaalt.

De herindeling van de eonen
Het hele systeem of plan van de eonen was op Israëls aanneming van Zijn Messias afgestemd. Dit is gemakkelijk af te lezen van de kaart waarop de gebieden van zegen staan. In gevouwen toestand zien wij op de kaart steeds wijder wordende gebieden van zegen die bestemd zijn voor de aarde.Máár toen Israël weigerde zijn Koning aan te nemen werd een herindeling (aanpassing) noodzakelijk. Dit wordt aan de gelovige Joden-christenen verklaard, die brandden van nieuwsgierigheid omtrent de ontwikkeling van de dingen, nadat het volk als geheel zich in ongeloof had verhard. De eonen werden op de nieuwe situaties afgestemd. De situaties, waarin deze gelovige Joden-christenen zich bevonden, waren geen voortzetting van de vroegere omstandigheden voor Israëls verwerping. Nu moesten de trouwe Israëlieten zich op een ‘lang wachten’ instellen, zoals de wolk van getuigen het indertijd had gedaan (Hebreeen 11:3 – c.v.).

Maar God ziet niet werkloos toe. Hij gaat door en door de dienst van de apostel Paulus overlaadt Hij, in de geest, de tot nu toe vreemde en verre natiën met een grotere zegen dan die door Israël afgewezen werd.

In plaats van deze zegen tegen te houden heeft het afvallige volk juist de verbreiding ervan bespoedigd. In plaats van duizend jaar te wachten en dan pas de nieuwe schepping en wederzijdse verzoening van de mensheid te verwerkelijken, heeft God daar nu al een begin mee gemaakt. Israël had zijn Messias zonder de aardse kroon tot Zijn Vader teruggezonden, en nu plaatst de Vader Hem op de troon van het universum (= het heelal).

Het paradijs wordt niet hersteld, maar in plaats daarvan worden al de hemelingen onder Zijn voeten gesteld (Efeziers 1:20-22 – c.v.). De tijd van Israëls afval was nodig om deze onmetelijke gebieden zegen te schenken, terwijl tot nu toe alle beloften alleen voor de aarde hadden gegolden.

Paulus was het gegeven het Woord van God tot volheid (= voltooiing) te brengen (Kolossenzen 1:25 – c.v.) en inzicht te verkrijgen in de wederzijdse verzoening van het heelal (vers 20).

De afsluitingen van de eonen
In dit licht kunnen we de uitspraak van de apostel verstaan, dat over ons de einden van de eonen gekomen zijn (1Corinthiers 10:11). Weliswaar niet dat bewuste einde, waarop wij nog meer dan twee eonen moeten wachten, maar het einde in geestelijke zin staat voor de deur als gevolg van de herindeling van de eonen.

Wanneer wij de kaart, waarop gebieden van zegen staan, raadplegen, zullen we zien, hoezeer het huidige beheer met het einde harmonieert. Beide zijn de tegenhanger van de voor-eonische tijden. Toen was God geheel alleen en daarom ook soeverein in al Zijn doen, zonder dat mensen Zijn werk vernielden, zoals zij sinds de hof van Eden ogenschijnlijk deden. Toen was er niets onvolkomens, en zo zal het zijn in de nieuwe schepping. Alles zal dan volmaakt zijn en zonder zonde.

En in Christus zijn al de Zijnen zowel volmaakt als zonder zonde. Evenals het einde naar die tijd voert, waarin alles volkomen zal zijn en inspanning niet meer noodzakelijk, zo is het vandaag in de ‘geest’. De onvolkomen, onbestendige toestanden in de voorbije bedelingen zijn afgedaan. Zo enorm is Gods welbehagen, dat Hij Zelf de mensen tegemoet komt om zich met Hem te laten verzoenen (2Corinthiers 5:20), en hen, niet gehinderd door de zonde, de hoogste plaats in het heelal te geven (Kolossenzen 3:3).

De terugkeer naar het brengen van offers, ceremoniën en wetten in de komende eon van Christus’ rijk, maakt het alleen maar nog duidelijker dat we in de geest alle bij dit rijk behorende aardse zegeningen achter laten, omdat wij hogere hebben. Zij vormen een stap terug om zodoende het Davidische verbond tot zijn recht te doen komen, maar ver achter datgene blijft, bij wat ons geestelijk rijkelijk ten deel zal vallen.

A.E. Knoch
Verwante onderwerpen:
Eeuwig en eeuwigheid
Deel met anderen