Scheppen – te onderscheiden van verwekken en het tegendeel van evolutie – was geen éénmalige daad zoals misschien velen menen. Gods schepselen werden trapsgewijze tot leven geroepen. Dat is Zijn manier van handelen.
Evolutie of geleidelijke ontwikkeling is de manier van de tegenstander (satan). Hij glijdt voorbij zoals de slang (op de kaart).
Het eerste boek van de Bijbel is naar de Hebreeuwse aanduiding het boek van ‘het begin’ – dat is tevens zijn Goddelijke titel. Verwekken of genereren is echter geen absoluut begin, maar een reproductie van hetgeen ervoor reeds was. Daarom klopt ook de titel ‘Genesis’ (vert.: worden, verwekken) niet, zoals dit boek in vele talen heet.
‘In den beginne schiep God de hemelen en de aarde.’ Dit was niet slechts iets ‘uit niets’; want scheppen betekent niet alleen stof tot aanzijn brengen, maar ook stof zo omvormen zoals dit in de nieuwe schepping het geval zal zijn. Ook leert de Schrift duidelijk: ‘De schepping is uit God’, dus uit geest (Romeinen 11:36; 1Corinthiers 8:6; Kolossenzen 1:16; Johannes 4:24).
Tijdens het herstel van de tot chaos geworden aarde vinden er nog twee scheppingsdaden plaats: De schepping van de levende zielen op de vijfde en die van de mensen op de zesde dag.
In deze daden van God liggen reeds de kiemen van dat, wat Hij Zich ten doel gesteld heeft.
Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen | NBG |
Christus werd het hoofd van de nieuwe mensheid, bestemd voor de hemelse regionen, zoals Adam en zijn nageslacht voor de aardse. Zó is de genade, die God ons bewezen heeft (Efeziers 2:15)! Wezens, die tot het hoogste geroepen zijn konden zich niet geleidelijk daartoe ontwikkelen en Hij heeft ze ook niet als zodanigen verwekt. Daarom schept Hij ons nieuw voor onze hoge roeping. Zo is God.
Dat alles is echter ‘in hope’ (Romeinen 8:18-25). Maar de tijd zal komen dat deze met zonden bevlekte plaatsen, hemel en aarde, zullen vluchten voor de tegenwoordigheid van Hem, Die dan zal zitten op de grote witte troon. Die hartverscheurende tonelen van die komende tijd (voor de witte troon) behoeven wij ons niet ter harte te nemen.
God zelf gebiedt ons blij te zijn en ons te verheugen in Zijn nieuwe schepping, die noch door satan noch door de mens ooit weer bedorven zal worden.