‘Beheer’ (Grieks: oikonomiaοικονομια, lett.: huiswet), heeft men aangeduid als ‘een ordening’ of ‘een bepaalde gang van zaken, welke een begeerd doel naderbij moet brengen’. Zij heeft eveneens de gedachte in zich van ‘een uitdeling van een zekere gave, van zegeningen of goederen’, hoewel zij zich daartoe niet beperkt.
Zo werd in het beheer van Noach aan de mensen volmacht gegeven om recht te doen gelden en bestuursvormen in te stellen, die staande gehouden werden door rechtspraak. Het misbruik van deze autoriteit leidde tenslotte tot de Babylonische ballingschap. De hoofdgedachte is bestuur, handhaving en beheer.
Een groot deel van de verwarring, die in de gebruikelijke verhandelingen over de waarheid aangaande het beheer heerst, ontstaat door het onvermogen beheersperioden, eonen en era’s (tijdperken) of termijnen van elkaar te onderscheiden. De tegenwoordige eon omvat acht perioden van beheer en meerdere termijnen (tijden).
Veranderingen van beheersperioden komen veel frequenter voor dan de geweldige, revolutionaire catastrofen, die de overgang vormen van de ene eon naar de volgende.
Opmerkelijk is het, dat God voor bestuursdoeleinden een twaalfdeling toepast. Twaalf apostelen oefenden eens de rechterlijke macht uit over de twaalf stammen van Israël en deze weer over de volkeren van de aarde.
Daarom kunnen wij ook met voldoening vaststellen, dat Hij het bestuur van de aardse aangelegenheden in een reeks van twaalf afzonderlijke perioden van beheer uitwerkt. Elk daarvan begint met een uitdeling van zekere gaven, en bijna alle eindigen met een gericht.
Onschuld
Met Adam in de hof van Eden begint een periode van beheer, die zich van alle overige, met uitzondering van de laatste, onderscheidt door de afwezigheid van de zonde. Evenwel wordt in de laatste bedeling de onschuld van Adam vervangen door Goddelijke gerechtigheid. Deze vond haar einde door de intrede van de zonde.
Onschuld weerhield Adam er niet van zijn Schepper te krenken. Nadat hij het besef van goed en kwaad gekregen had, zou de volgende periode van beheer gekarakteriseerd worden door het bezit van het geweten.
Geweten
Daarin wordt de mens onder geheel andere omstandigheden beproefd. De zegeningen van Eden bleken niet in staat de zonde te weerstaan. Zal het verlies van de zegeningen en de hardheid en moeite van het leven hen leren hoe zegenrijk het is God te gehoorzamen? Integendeel’ De boosheid neemt toe en bereikt zo’n hoogtepunt, dat aan het einde van deze bedeling slechts één – Noach – rechtvaardig voor God bevonden wordt en door de lijn van het zaad van de vrouw, waardoor alleen hulp kan komen, tot iedere prijs behouden moet worden, wordt hij bewaard, wanneer de hele mensheid door de vloed weggespoeld wordt.
Ook het geweten had gefaald en nu ontving de mens in de volgende periode van beheer de macht over leven en dood om door strenge rechterlijke bevoegdheden een dam tegen de zonde op te werpen.
Hier zien wij het begin van heerschappij van mensen over mensen. Wij kunnen het de periode van beheer van zelfbestuur noemen.
Zelfbestuur
Maar Noach, het toenmalige hoofd, kon niet eens zichzelf beheersen (Genesis 9:21). En alle regeringen sindsdien leren ons dezelfde les.
In plaats van deze nieuwe volmacht te gebruiken om de Schepper te verheffen en Zijn gerechtigheid staande te houden, zijn ze er slechts op uit om zichzelf een naam te maken.
Tot nu toe waren de mensen enkelingen (= op zichzelf) geweest, maar nu worden zij onder heersers verenigd tot groepen. Dit geeft hen de macht gemeenschappelijk te handelen. Maar wanneer dit tot doel heeft hun eigen naam groot te maken, komt God tussenbeide en maakt Zichzelf een naam. Hij verwart hun taal en verstrooit ze daardoor als afzonderlijke volkeren in alle windrichtingen en stelt hun grenzen vast naar die van dat éne volk lsraël), waardoor Hij in de toekomst de aarde beheersen zal.
Babel sluit die eerzuchtige periode van beheer af en voert tot die van de belofte.
Belofte
Terwijl Hij de grote massa van de mensen in de toestand laat waarin het geweten en de regering haar gebracht had, wendt IEUE zich nu tot Abram, ‘een zwervend Syriër’ (Deuteronomium 26:5), en belooft hem een land en een zaad.
Door hem zou Hij alle andere volkeren zegenen. Deze belofte is absoluut zonder voorwaarden,en berust alleen op de trouw van IEUE en Zijn macht om Zijn belofte te houden.
En toen het de tijd was, bevrijdde Hij de zonen van Israël uit Egypte en voerde hen naar het land, waarvan Hij gesproken had. Israël stelde grenzen aan zijn God, maar niet aan zijn eigen aanmatigende zelfvertrouwen. Zo moesten zij de nietigheid van hun eigen inspanningen ondervinden. Anders hadden, zoals de andere volkeren, ook zij zich een naam gemaakt, en niet IEUE. Zij mochten niet in hun eigengereidheid het land Israël betreden, blind voor de eisen van Zijn heiligheid. Verzekerd van de overwinning hadden zij gezegd: ‘Alles, wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen!’ Nu werden de beloften tijdelijk uitgesteld en Israël kwam onder de wet.
Wet
Maar reeds vóórdat de stenen tafelen het volk bereiken konden, had het het eerste gebod, dat alle andere omvat, verbroken. Slechts IEUE’s grote naam, die nu met het bestaan van het volk verbonden was, weerhield Hem ervan het te vernietigen. Mozes daalde met de tafelen de berg af, maar verbrak ze aan de voet van de Sinaï, zodat zij het volk nooit bereikten.
De tweede tafelen deed Mozes daarna in de ark, onder het deksel van verzoenende bescherming (Exodus 34:4; 40:20).
Aldus zien wij in verbinding met de wet staan: het priesterschap, de offers en een goddelijk ritueel, zonder welke zij de mensen slechts verteerd zouden hebben.
Wanneer zij de wet hadden gehouden, zouden ze een koninklijk priesterschap zijn geworden, waardoor de andere volkeren tot God mochten naderen. Zij zouden Zijn bijzonder kleinood geweest zijn.
Toen zij steeds weer faalden, ook nadat Hij hen in het land der belofte gebracht had, stond Hij de natiën toe hen door verdrukking tot Hem terug te drijven en Hij verwekte hen richters tot hun bevrijding.
Maar de scepter van IEUE beviel hen niet, en daarom verwierpen zij Hem en eisten een koning, zoals de andere volkeren die hadden. In Zijn toorn gaf IEUE Saul aan hen als heerser, maar Hij nam hem later in Zijn grimmigheid weer weg. Toen plaatste Hij David in dit ambt om hen te hoeden en Zijn Geliefde te voorafschaduwen. En toen de priesters en de koningen eveneens faalden, verwekte Hij profeten.
Maar de Israëlieten hoonden deze boden van God en verachtten Zijn Woorden, totdat IEUE’s grimmigheid tegen Zijn volk ontbrandde en er geen genezing meer mogelijk was. Toen voerde Hij de Babyloniërs over hen heen.
De periode van beheer van de wet valt dan ook uiteen in vier belangrijke tijdperken. De tijd van de richteren (van Mozes tot Saul), de tijd van de koningen, de zeventig jaren in Babel en de terugkeer.
Gods trouw blijkt daaruit, dat Hij een overblijfsel uit de gevangenschap terugbrengt en alles voorbereidt op de vleeswording.
Vleeswording
De beproeving om aan Gods heilige wet te voldoen was jammerlijk mislukt. De donderslagen van de Sinaï hadden het volk niet in Zijn verheven tegenwoordigheid kunnen brengen. Daarom kwam Zijn Zoon tot hen naar beneden. Niet in Zijn macht en majesteit op een rokende bergtop (Exodus 19:18), maar omlaag, in de diepste dalen van het lijden, gehuld in een menselijke gestalte, alom zegen schenkend, strevend naar de weergave des harten in plaats van werken van handen.
Net als de voorafgaande periode van beheer is ook deze tot Israël beperkt. Christus werd slechts tot de verloren schapen van dit huis gezonden. Hij was een Dienaar van de besnijdenis. De andere volkeren bleven nog in de toestand, welke was begonnen, toen IEUE hen over alle windstreken verstrooide en Zich slechts met Israël ging bezighouden om dit volk Zijn heerlijkheid te leren om het kanaal van zegen voor de andere volkeren te zijn.
Israël nam geen notitie van Zijn beloften. Het overtrad de wet van IEUE, en nu pleegde het de nog ernstiger misdaad door Zijn Zoon te vermoorden: de Messias, Die Hij voor hen had uitverkoren.
Deze daad heeft duidelijk en onherroepelijk de volledige vijandschap van de mensen tegenover God bewezen. Onschuld en geweten en bestuur en beloften en wet en de verschijning van Christus op aarde, alle zijn samengevat in dat kruis, alle verenigen hun stemmen om te schreeuwen: ‘Weg met Hem’. Maar het kruis heeft niet alleen dit feit bewezen, maar tegelijk het heil gebracht. Deze vijandschap is nodig als noodzakelijke achtergrond voor het tentoonspreiden van Zijn onuitputtelijke genade en glorie.
Deze periode van beheer wordt gekenmerkt door drie tijdperken:
- De tijd van de boodschap van het naderende Koninkrijk, eindigend met de verheerlijking;
- De aankondiging van Christus’ lijden, eindigend met het kruis;
- De opstandingsfase, eindigend met de hemelvaart.
De volledige verdorvenheid van de mensen is nu niet langer een belemmering. Zij is geen dam, die Gods zegen tegenhoudt. Ondanks deze vreselijke daad wordt nu zelfs deze moordenaars vergeving aangeboden in de volgende bedeling.
De periode van beheer van Pinksteren
Het Koninkrijk wordt nog één keer aangeboden zoals ten tijde van de vroegste bediening van de Meester. Alleen zal het nu voorafgegaan worden door een tijd van vernieuwing als doeltreffende toerusting.
Zoals krachten van de toekomstige eon toen tastbaar waren, zo kon het volk de vruchten van het land Kanaän proeven, die door de verspieders gebracht werden, voordat zij het land zouden binnentrekken.
Maar de tegenstand van Israël hield ook nu niet op. Toen Stefanus het Sanhedrin de waarheid zei, werd ook hij vermoord. Het volk wandelde verder in de voetsporen van de vaderen, verwierp het getuigenis van heilige Geest, stootte de Koning en het Koninkrijk van zich af en keerde terug naar de wildernis. Als het toen geluisterd had, dan zou toen het Messiaanse rijk aangebroken zijn en zou het toen het koninklijk priesterschap geworden zijn om de andere volkeren te regeren en tot zegen te zijn. Maar omdat het weigerde, werden deze zegeningen voor de volkeren tot geestelijk vervuld gebracht. Dat voert ons naar de overgangsbedeling.
Overgangsbeheer
Nu verschijnt Paulus ten tonele en dient als priester de natiën. Hij kon hun echter niet, zoals de priesters in de komende eon, door het Joodse ritueel naar Jeruzalem brengen. In plaats daarvan brengt hij ze in de tegenwoordigheid van God door het ‘evangelie Gods’ (Romeinen 15:16). Terwijl hij dat doet verkondigt hij ook nog het Koninkrijk aan de Joden in het buitenland. Maar het hoogtepunt wordt bereikt als ook die, net zoals de Joden in Jeruzalem, hem proberen te doden.
In plaats van zich te verheugen, dat Gods heerlijkheid ook voor anderen bestemd is, ijveren zij alleen voor hun volk en de wet en hun heilige plaatsen (Handelingen 21:28). Ook de hoogste beschaving kan zonder vernieuwing van het hart alleen bittere vruchten voortbrengen.
Sedert de spraakverwarring van Babel hadden de natiën, door God aan zichzelf overgelaten, niet die opvoeding gekregen, die Israël genoten had.
God zag dat het Hem eer zou brengen, wanneer Hij gevonden zou worden door diegenen, die Hem niet zochten en openbaar zou worden aan diegenen, die niet naar Hem vroegen (Jesaja 65:1; Romeinen 10:20). Zo kwamen velen van hen tot geloof en ontvingen de zegeningen die aan Abraham beloofd waren. Zijn nageslacht naar het vlees, het zand der zee, wordt door de golven van de volkerenzee verzwolgen. Maar zijn geestelijk nageslacht, de sterren des hemels, begint zich te vermeerderen naarmate de duisternis dieper wordt (Hebreeen 11:12).
En tenslotte wordt Israël als volk, terzijde gesteld en treden wij binnen in een geheime periode van beheer.
De periode van het geheime beheer van Gods genade
Deze wordt gekarakteriseerd door de gevangenneming van Paulus. In deze geheime periode van beheer waarin wij leven, voert God Zijn raadsbesluit uit: het besluit dat Hij voor de eonen nam en dat betrekking heeft op de hemelse gewesten. Ook de hemelse gewesten moeten gereinigd, hersteld en tot wederzijdse verzoening gebracht worden.
Nu komen niet meer de aarde en haar bewoners op de eerste plaats en ook niet de eonen, waarin zich dit afspeelt. Onze plaats en ons deel in Christus moet los van deze eonen worden gezien, want hier betreden wij gebieden die niet met de maten van deze tijd gemeten kunnen worden.
Nu heeft God Zijn Woorden aan de natiën toevertrouwd, hetgeen voordien het voorrecht van Israël was (Romeinen 3:1-2). Zij werden op de olijf geënt (Romeinen 11:17). Maar wanneer het erom gaat Gods gezant in ketenen te slaan en Hemzelf uit Zijn schepping te verstoten, verenigen Joden en natiën zich. Zij regelen al hun zaken zo, dat ze zonder Hem kunnen. Waar Zijn Naam alleen voor de vorm vereerd wordt, promoveert men eigenlijk satan tot God, want die doet alles wat in zijn macht ligt om de gouden eeuw te doen aanbreken zonder de Messias.
Zolang God dit in Zijn genade toestaat, ontbrandt Hij niet in toorn, dat wil zeggen: gedurende de tijd dat Hij de Zijnen uit de wereld uitroept. Maar als de gemeente opgenomen is, gaat Hij Zich opnieuw bezighouden met Zijn aardse volk Israël. En dan begint de periode van beheer van de toorn.
Toorn
Het gericht moet bij het huis Gods beginnen (1Petrus 4:17). Het begint met de uit Israël geroepen gemeente (Openbaring 2 en 3) en eindigt met Israël in de zeven laatste plagen en het oordeel over Babylon.
Satan wordt uit zijn hemelse behuizing verstoten en brengt de hele wereld ertoe zijn eigen messias, de antichrist te aanbidden. Donder, bliksem, hagel en aardbevingen begeleiden de vreselijke gerichten, die de bedeling van het koninkrijk in de komende eon voorbereiden.
Het Koninkrijk
Het geweten maakt plaats voor de kennis van God. Een Koning regeert in gerechtigheid. De beloften zijn vervuld. De wet staat in het hart van Zijn volk geschreven. IEUE is weer in hun midden, satan is gebonden.
Om trouw aan IEUE te blijven is nu iedere denkbare stimulans aanwezig.
En toch, nadat satan slechts een korte tijd losgelaten is, gelukt het hem een kolossaal leger op de been te brengen om de heilige stad Jeruzalem te belegeren.
De schepping kan niet gescheiden van zijn Schepper bestaan. Vuur van boven verteert de rebellen. Hierop volgt de verbranding der aarde en de verbranding van het resultaat van eonenlang menselijk zwoegen om zonder God van de aarde een paradijs te maken. Dit maakt ruimte voor het beheer van de volheid.
Volheid
Dan is Christus het Hoofd van het universum. De zonde, die Zijn heerlijkheid eerst scheen te verduisteren, laat zich nu als achtergrond zien om haar des te helderder te doen uitkomen. Het falen van de mens heeft Zijn onfeilbaarheid stralend voor het voetlicht gehaald. De haat van de mens heeft Zijn liefde des te triomferender gemaakt.
Alles is nu opnieuw geschapen en gefundeerd op het volbrachte werk aan het kruis. Het kruis vormt de spil van alle elf perioden van beheer, die zich op de tegenwoordige aarde afspelen. Het ligt ingebed in die centraal gelegen bedeling van de incarnatie of vleeswording van Christus, de tijd van Zijn tegenwoordigheid hier beneden.
Hij vernederde Zich en nam de gestalte van de sterfelijke mens aan om Zijn heerlijkheid te verhullen en aan het vloekhout tot in de dood af te dalen.
Het leven, dat Hij leefde en de dood, die Hij stierf, schiepen een nieuw beheer, dat haar gelijke niet kent: uniek en centraal, waar de andere omheen draaien.
De periode van beheer van de wet ging aan haar vooraf. Daarna kwam de tegenhanger: het Pinksterbeheer. Beide keren verloor het volk Israël door ongeloof en ijver voor de wet de ware zegen. Zoals hun vaderen gehandeld hadden, zo deden ook zij.
Als wij dit in kaart brengen, dan zien we in het centrum het kruis van Golgotha, links daarvan het beheer van de wet en rechts dat van Pinksteren.
Bekijken wij dit verder naar weerskanten, dan zien wij links van de periode van beheer van de wet die van de belofte en rechts dat van de bijzondere opdracht van Paulus. Wat aan Abraham beloofd werd, werd later aan gelovige Joden en natiën vervuld.
Nog verder zien wij aan de linkerkant de intrede van de menselijke heerschappij en aan de rechterkant: Paulus’ gevangenneming. Het eerste had plaats vóór Paulus’ dagen en het laatste, nadat Israël verworpen was. Beide perioden van beheer betreffen de natiën en in elk van beide probeert de mens zich een naam te verwerven.
Als wij tenslotte nog meer naar links en rechts gaan, vinden wij links de periode van beheer van het geweten en rechts die van het gericht. Zij worden gekarakteriseerd door twee vreselijke gerichtscatastrofen: de zondvloed en de dag van de toorn.
Zoals het in de dagen van Noach was, zo zal het in de dagen van de Zoon des Mensen zijn: dan breken Eden en het Duizendjarig Rijk aan. Op beide rust zegen zonder vloek en een mens is het hoofd der schepping.
Wanneer wij onze vreugde vinden in God en Zijn weg met de mensheid, zullen wij bemerken, dat er in ieder beheer een speciaal probleem voorkomt, dat opgelost moet worden. Het patriarchale bestuur was geheel op zijn plaats in het beheer van het geweten, want zolang men zich hieraan onderwierp was iedere andere overheid overbodig. Heden ten dage moeten zelfs wij, gelovigen, de wereldlijke overheid gehoorzamen.
Het uitroeien van zonde, misdaad en onrecht is het eigenlijke doel van de dag van de toorn- en dat doel zal ook bereikt worden.
Pogingen om dit in de tegenwoordige tijd te bewerkstelligen, zullen de wonden slechts verergeren, niet genezen. Ook stemmen zij niet overeen met hetgeen God met het heden voor heeft.
‘Aardsgezind zijn’ zal in het Duizendjarig Rijk op zijn plaats zijn, nu is het echter een teken van afvalligheid (Filippenzen 3:19,20).
Dan zal het burgerrecht van Jeruzalem, de stad van de Grote Koning, het begerenswaardige hoogtepunt zijn. Maar nu is ons een plaats toegewezen in de hemelse gewesten, hoog boven de aarde en ver van de boze eon, waaruit God ons in veiligheid gebracht heeft.
Hieruit blijkt dat de dingen, die in de ene periode van beheer helemaal op hun plaats zijn, in een andere een verderfelijke uitwerking hebben. De hele Schrift is Gods Woord, maar niet alles is op een bepaald moment actueel. Dat wordt het pas als het juiste moment is aangebroken.
Dit is de sleutel tot vele problemen die zo menige scheiding en verdeeldheid onder de gelovigen veroorzaakt hebben. Allen die God willen behagen, mogen om die reden nooit vergeten Zijn Woord recht te snijden.
Het is buitengewoon belangrijk dat, als wij naar de leer en uitwerking van het Nieuwe Testament teruggaan, wij daarin niet te ver gaan, d.w.z. tot in het Pinkster- en overgangsbeheer. De ons omringende verwarring zou daardoor alleen nog maar toenemen! Iedere periode van beheer heeft zo zijn karakteristieke waarheden; men kan ze niet met elkaar vermengen, zonder dat ze tot een verderfelijke dwaling leiden.