Drie totaal verschillende perioden volgen op de zondeval van de mens. De eerste twee moeten de schade weer herstellen.
Aanvankelijk liet God de mens de vrije hand, opdat deze bewijzen zou, wat Hij vermocht. Dit is de ‘dag van de mens’. Deze loopt ten einde als IEUE, de God van Israël, de zaak in handen neemt. Dan breekt Zijn dag aan, de ‘dag van IEUE’ (= ‘de dag van de Heer’). Het resultaat van deze ‘dag van IEUE’ is op zichzelf volmaakt, maar dient als bewijs van het volslagen falen van de mens.
Daarna wordt alles ontbonden en opnieuw geschapen; dan breekt de ‘dag van God’ aan.
De dag van de mens
De Corinthiërs wandelden naar de mens (1Corinthiers 3:3). En dat niet alleen. Zij beoordeelden het werk van Paulus naar menselijke maatstaven. Hij hield het echter voor het minst belangrijke door hen of door enig menselijk gericht (lett.: door de dag van de mens) beoordeeld te worden (1Corinthiers 4:3), d.w.z. het oordeel van mensen deed hem niets. Wij beleven nu deze ‘dag van de mens’. Overpeinzing zal van dit feit een schijnwerper maken, die ons de ware trekken van onze in duisternis gehulde omgeving aan het licht brengt.
Het is nu niet eens de ‘dag van God’, ook niet de ‘dag van de Heer’, maar de ‘dag van de mens’. Omdat dit zo is, moet God Zijn hand terughouden. Hij zou niet kunnen ingrijpen zonder het karakter van deze dag te veranderen. De mens moet als het ware een podium hebben om te bewijzen, wat hij zonder God klaarspeelt.
Al kan hij een verbond met satan of met de onzichtbare machten van de duisternis sluiten, hij weet echter niet wat hij met God aan moet. Hij verlangt naar geluk, maar hij moet er zonder de ware Vreugdebrenger van genieten.
‘Ken uzelve’ stond te lezen op de Apollotempel te Delphi. En de mens zal niet rusten, voordat hij met satans hulp die schijngoddelijkheid bereikt heeft, waarvan hij meent dat zij in hem woont.
Wij kennen God en daarom brengen wij Hem alleen hulde en aanbidden niemand anders. De ‘dag van de mens’ zal zijn hoogtepunt bereikt hebben, als de wereld een mens als god aanbidt, maar de ware God en Zijn Gezalfde verwerpt.
De dag van de Heer
Wanneer de mens het toppunt van boosheid bereikt heeft, treedt IEUE ten tonele. Hij is de God van Israël.
De valse god van de mens en zijn profeet worden levend in de poel des vuurs geworpen! Zijn regering wordt ten val gebracht en zijn werken worden vernietigd. Gedurende de ‘dag van de mens’ strekte het God niet tot eer de inspanningen van Zijn schepselen met succes te bekronen.
Maar nu zegent IEUE Zijn volk Israël en door hen alle andere volkeren daarmee. Maar zelfs zulke gelukkige omstandigheden veranderen het hart van de mens niet.
En zo zien wij bij het aanbreken van de ‘dag van God’ nog één keer de satan verschijnen aan het hoofd van een horde misleide rebellen, die dan kort en krachtig door het vuur verteerd worden.
De dag van God
Dit leidt tot het aanbreken van de ‘dag van God’, waarover Hij en niet de mens de opperheerschappij uitoefent. Dan zal Zijn volmaakte wil ge- schieden. Zijn schepselen hebben eindelijk geleerd, dat hun eigen weg hun eigen leed is en Gods weg hun eigen heil.
Op de ‘dag van IEUE’ (de dag des Heren van de Apokalyps) plaatste Hij nog het volk van priesters, Israël, tussen Zichzelf en de overige volken.
Maar nu, ofschoon Israël nog op zegenrijke en succesvolle wijze heerst, kunnen alle volken tot Hem naderen. Hij heeft al Zijn schepselen met Zich tot wederzijdse verzoening gebracht. Geen priester en geen tempel is meer nodig om Zijn heiligheid met een beschermende haag te omgeven.
Gedurende de ‘dag van God’ zijn er geen pogingen meer nodig om de aardse omstandigheden te verbeteren, want Zijn tegenwoordigheid brengt een volkomen en nimmer eindigende zaligheid. Gedurende de ‘dag van IEUE’ heerst gerechtigheid en trouw en de grote Koning eist daarom onmiddellijke vergelding van alle zonde. Ook dan zullen er volmaakte omstandigheden zijn tot Zijn eer.
Maar zo is het nu nog niet. God laat Zich niet voor het karretje spannen van een van de favoriete projecten van de mens ten behoeve van diens zelfgerichte hulp of cultuur of veredeling en ontplooiing van zijn ras tot geluk en tevredenheid. Want Hij zou hen niet graag gelukkig en tevreden willen zien zonder Hem.
God is niet gebaat met betere sanitaire omstandigheden, zuiverder moraal of vurige religiositeit. Want iedere dergelijke vooruitgang zou slechts Zijn
oordeel over de mensheid tegenspreken en Zijn genade een klap in het gezicht geven. Want alleen door deze genade raken wij bevrijd van alles, wat ons zo omlaag haalt.
Een nieuwe schepping van de wereld en niet een geleidelijke verbetering van de wereld staat in Gods programma.
Aangezien de mens nu zijn dag beleeft, mag hij tevergeefs zelf pogen om er een succes van te maken. Maar allen die God kennen en beminnen, doen er beter aan zich afzijdig te houden van elke poging in die richting.
Het zijn slechts rebelse inspanningen om van de aarde een paradijs te maken zonder IEUE. Het zou God uit Zijn eigen schepping verdrijven, satan de kroon opzetten en de overwinning op de Messias betekenen.
Oprechte trouw aan God eist, dat:
- wij wachten op Zijn Zoon, Die uit de hemel komt, opdat Hij ons naar Zijn beeld verandert;
- wij tegenover de wereld getuigen van de nabijheid van Zijn komst;
- dat wij hen waarschuwen voor Zijn hand, die spoedig zwaar op al hun beste bedoelingen zal rusten.