De hemel en de aarde, die wij thans kennen, gaan voorbij. Zij zijn vergankelijk. Zesmaal wordt ons dit in de Schrift verzekerd (Mattheus 5:18; 24:35; Marcus 13:31; Lucas 16:17; 21:33; 2Petrus 3:10) en de zevende maal wordt ons gezegd:
En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de vorige (NBG-vert.: eerste) hemel en de vorige aarde zijn voorbijgegaan en de zee was niet meer | Eigen vert. |
Zij vluchtten voor het aangezicht van Hem, Die daar op de troon zit en voor hen werd geen plaats gevonden | Eigen vert. |
Hiermee stemmen de woorden in de tweede brief van Petrus overeen. Nadat hij zijn lezers aan de vernietiging door water van de voorafgaande wereld heeft herinnerd, zegt hij hun, dat de tegenwoordige hemelen en aarde door vuur verwoest moeten worden.
Gods woord had deze in het begin in aanzijn geroepen en omgeven met het element water, dat later gebruikt zou worden voor hun vernietiging. En nu heeft hetzelfde woord ze tot een opslagplaats van het vuur gemaakt tot op de dag van oordeel en van de ondergang van de goddelozen. Dan zullen de elementen door vuur vergaan, ontbonden worden en versmelten (2Petrus 3:8-12).
Het woord ‘aarde’ betekent in de eerste plaats het droge land (Genesis 1:10). Het duidt niet tevens de zee aan. De wateren, die de eerste aarde overstroomden, waren er niet vanaf het begin (Genesis 1:1,2; Job 38:8-11), IEUE had deze geformeerd om bewoond te worden (Jesaja 45:18).
In de nieuwe schepping zal het weer zo zijn (Openbaring 21:1). Er was een aarde vóór de tegenwoordige en er zal er weer een zijn als de tegenwoordige er niet meer is!
Dus zijn er drie aarden. De eerste, oorspronkelijk geschapen aarde heeft geduurd tot de grote omwenteling (nederwerping), die in Genesis 1:2 vermeld wordt. De tweede bestaat vanaf die tijd. De derde zal bij het begin van de nieuwe schepping geformeerd worden (Jesaja 65:17; Openbaring 21:1).
Drie eonen en drie werelden voltooien hun loop op de tegenwoordige aarde. Want deze zal nog steeds bestaan tijdens de volgende eon. Waar in onze bijbelvertalingen ‘in eeuwigheid’ of ‘in alle eeuwigheid’ staat, leest de grondtekst ‘voor de eon’ (eisεις tonτον aiōnaαιωνα). Vaak wordt dan de toekomstige eon bedoeld, die op de huidige eon volgt. (Genesis 49:26 ; Deuteronium 33:16 ; Psalm 78:69 en 104:5 ; Prediker 1:4)