Inleiding:
Eerder keken wij naar de eerste van de drie grote groepen ‘vastgestelde tijden’, die Ieue [Jahweh] aan Israël gaf om te houden:
- het Pascha, het Feest van ongezuurde broden en het Beweegoffer – in de eerste maand, Nisan.
Nu de tweede:
- het Wekenfeest [Hebr.: שבעת sjavoeōt],Exo 34:22 ; Deut. 16:10 ook Oogstfeest Ex. 23:16 genoemd, of de Dag van de Eerstelingen. Num. 28:26
Wanneer viel dit Wekenfeest?
Vanaf het bewegen van de eerste schoof van de eerste oogst voor Ieue moest men zeven volle ‘zeveners’ (weken) tellen. De dag na die 49 getelde dagen, de vijftigste, is er het Wekenfeest. (Dit tellen is men de ‘omertelling’ gaan noemen. Schoof of garve is in het Hebreeuws ‘omer’.)
Naar Leviticus 23:15 telde men vanaf de morgen na de sabbat.
Welke sabbat is dat?
In Leviticus 23:6,7 zien wij, dat op de dag ná het Pèsachoffer (14de Nisan) het Feest van de Ongezuurde Broden begon, dus de 15de Nisan. Die dag gold als sabbat (een jaarsabbat). Hij viel niet noodzakelijk op zaterdag.
De dag ná deze sabbat, op de 16de Nisan, dag 2 van het Feest van Ongezuurde Broden, was er het Beweegoffer van (o.a.) de eerste schoof. Lev. 23:11
Het Wekenfeest viel dus: op de 50ste dag (vanaf de 16de Nisan), ná de gersteoogst, begin tarweoogst. Ex.9:31-32; 34:22; Je komt dan uit in de derde maand (Sivan).
Wij kennen dit als het Pinksterfeest. Pinksteren [Oud Grieks: pentēkostēπεντηκοστη] betekent vijftigste.
Wat hield het Wekenfeest in?
Tijdens het Feest van Ongezuurde Broden bewoog men o.a. een eerste schoof van de oogst voor Ieue. Maar nu, voor dit tarweoffer, moest men van twee tienden ‘efa’ meelbloem plus zuurdesem twee broden bakken Lev.23:16-20, die (met bijbehorende offers) weer als beweegoffer gebracht werden aan Ieue.
De schoof was de eersteling van de eerste oogst; nu werden de eerstelingen van de tweede oogst bewogen, aan Hem aangeboden.
Na dit bewegen was het offer voor de priester(s), Lev. 23:20 die ervan mocht(en) eten.
Een bijzonder detail bij de eerstelingen, de twee broden, is, dat deze broden niet op het altaar mochten komen. Niets gezuurds mocht voor Ieue als vuuroffer aangestoken worden. Lev. 2:11,12
Een dag van blijdschap en dankbaarheid
De dag is een (jaar)sabbat en ook een feest, waarop men zich zal verblijden. Deut. 16:10,11 De armen mochten hierbij niet vergeten worden. Want wanneer men ging oogsten, mochten de aren die groeiden op de rand van de akker níet geoogst worden; die moesten blijven liggen voor de arme en de bijwoner. Lev. 23:22 Vandaar dat ook het verhaal van Ruth aan bod komt bij dit feest.
Zodra Israël in het land woonde, moest men de eerstelingen van de oogst (de twee broden Lev. 23:16-20) in een mand naar de priester brengen Deut. 26:1-11 en er ook bij vertellen, o.a. hoe God hen uit Egypte had bevrijd en dan ook zeggen: ‘… zie, ik breng het eerste van de vrucht van de grond die U, Ieue, mij gegeven hebt.’ Deut. 26:10 Ook moet men zich verblijden.
Israël erkende op deze manier dat alleen Hij het was, van Wie zij de oogst hadden ontvangen; dat Hij het ook was aan Wie zowel het land als de oogst toebehoorde. Deut. 26:2 Hij is de Eigenaar van het land en de oogst en Hij is hun God, Die hun dit geeft.
Tussendoor: waarmee verbindt Israël deze ‘vijftigste dag’?
Uit Exodus 19:1 leidt men af, dat Israël op de 50ste dag na de uittocht uit Egypte in de Sinaïwoestijn de berg(keten) bereikte, waar Ieue op de derde dag(!) tot hen neerdaalde en Zijn Woorden (‘geboden’) aan Israël bekend maakte; en wat later ook het verbond met hen sloot.
Vandaar dat Israël ook nu nog in de nacht van dit feest de ‘wetgeving’ (en verbondssluiting) in de Sinaï herdenkt en men de hele nacht samen in de synagoge wakker blijft, biddend en studerend. (Overigens waren ook de discipelen vroeg op Pinksterdag eensgezind in het huis, een bovenzaal in Jeruzalem, Hand. 1:13-15 bijeen, toen Gods geest op hen kwam.) Hand. 2:1-4
Hij daalde op de berg in de Sinaï af tot Zijn volk om in de dagen daarna met hen Zijn verbond te sluiten.Hoe bijzonder is het dan, dat Gods geest als het ware weer afdaalt en op de 50ste dag op de discipelen komt, zodat zij volop van de (opgestane) Heer gaan getuigen.
Vervulling en diepere betekenis van het Wekenfeest
In Handelingen lezen wij over een groep van 120 (10 x 12) broeders die eendrachtig in gebed zijn in Jeruzalem. Hand. 1:13-15
Hoofdstuk 2:1,2 zegt vervolgens, dat bij de vervulling van de dag van Pinksteren de discipelen bijeen waren. Nadat Gods geest over hen gekomen is, vs.4 getuigen zij in allerlei talen (o.a. van de opgestane Heer). Dit zijn talen en dialecten van de Joden/Jodengenoten, Hand. 2:5,14,36 namelijk van Joden (naast de Joden uit Jeruzalem) van elders vandaan. Zij waren in Jeruzalem, omdat ze daar moeten verschijnen voor Ieue om het feest te vieren.
… en op die dag namen ongeveer drieduizend zielen het woord aan en lieten zich dopen. | Eig.Vert. |
Hier zien wij de eerstelingen van de tweede oogst. Het ging nu niet om het Beweegoffer van Pèsach: de Eersteling (de Heer Zelf) Die ongezuurd (zonder zonde) 2Cor. 5:21 was. Maar nu was er een oogst van eerstelingen (zoals de twee broden met zuurdeeg gebakken). Zuurdeeg wijst naar mensen, die in ‘kwaad en boosaardigheid’ 1Cor. 5:6-8 zijn.
Dus: op de dag dat Israël het jaarlijkse beweegoffer van o.a. twee gezuurde broden bracht, werden nu eerstelingen aan Hem aangeboden. Naast de symbolische broden waren er de discipelen en 3000 personen: zij, die het woord aannamen en zich lieten dopen; Hand. 2:41 hierdoor niet langer gezuurd, maar als ongezuurd (brood) van ‘oprechtheid en waarheid’! 1Cor. 5:6-8 Deze eerstelingen mochten, en hoefden ook niet op het altaar gebracht, Lev.2:11,12 omdat de Eersteling, Christus, ons Paaslam, 1Cor. 5:6-8 al voor allen geslacht was.
Het nieuwe verbond en Zijn heilige geest in harten
Wij zagen al dat Israël het Wekenfeest verbindt aan Zijn neerdalen op de berg Sinaï met de wetgeving en de verbondssluiting van IEUE met hen. Met de vervulling van het Pinksterfeest werd de aanzet gegeven die d.m.v. profeten al beloofd was: dat Hij een nieuw verbond met hen zou sluiten. Jer. 31:31-34; Hebr. 8:8-13; 10:16,17 Door genade zijn wij gaan zien, dat Israël tijdelijk, ook nú nog, ‘een geest van diepe slaap’ heeft gekregen, ‘ogen om niet te zien en oren om niet te horen …’ Rom.11:8-12 Dit is echter een periode (door Hem ‘ingevoegd’) om ook mensen uit andere volkeren (heidenen) te roepen tot het Lichaam van Christus, 1Cor 12:13,27; Ef. 1:22,23; 4:12 ‘… totdat de volheid van de heidenen binnengaat.’ Rom.11:25-32
Wanneer de Heer echter deze gelovigen volgens 1Thessalonicenzen 4:17 ‘weggrist’ in wolken voor een ontmoeting met Hem in de lucht, zal Hij daarna de draad met Zijn volk weer oppakken en sluit Hij met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond! Dan zal Hij Zijn wetten in hun verstand geven en in hun harten schrijven; Hij zal hun tot God zijn en zij zullen Hem kennen van klein tot groot. Jer. 31:31-34; Hebr. 8:8-13; 10:16,17
Zoals Zijn heilige geest al met Pinksteren Zijn eerstelingen vervulde, zo zal Hij aan Israël nu dit nieuwe verbond geven en Zijn geest in hen geven.
Dan zal het koningschap en de jurisdictie en de majesteit van het koninkrijk onder de gehele hemel gegeven worden aan Zijn (getrouw gebleven Openb. 20:4) volk, Dan. 7:27 en alle ‘autoriteiten’ zullen Hem Die op de troon zit, eren en gehoorzamen. Hem komt deze oogst toe!
Het kan toch bijna niet anders, dan dat men zich zal verblijden! Wij, die dit nu al horen, mogen ook nu al blij en dankbaar zijn, te beseffen hoe Hij dit alles al gepland heeft, en Israël al via de feesten hierop voorbereidt.
Hém alleen alle eer en glorie!