De reikwijdte van Gods wet (2)

Gerechtigheid door Christus
Paulus spreekt over die gelovigen, die – hoewel geroepen en gezegend volgens zijn evangelie – nochtans ‘onder de wet willen zijn.’ Gal. 4:21 Ze zijn er hoe dan ook van overtuigd dat ze nauwgezet dagen, maanden, era’s en jaren in acht moeten nemen. Gal. 4:10 Over hun trouw en inzicht kan de apostel alleen tegen zulke mensen zeggen: ‘Ik vrees voor jullie …’  Gal. 4:11 Hoewel zij in Christus zijn en ‘door God gekend zijn’, kennen zij zelf God niet echt goed. vgl. Gal. 4:9
Wat een zegen, dat Gods woord voor hen altijd is: genade voor jullie en vrede. Gal. 1:3 Toch, zelfs dan, wanneer zij ervan uitgaan, dat het houden van dagen of andere punten van de wet hen rechtvaardiger maakt voor God, dan dat zij al zijn door het werk van Christus alleen, ‘vallen zij uit de genade’. Gal. 5:4Het evangelie heeft voor hen niet langer zijn ware, genadige karakter. Je kunt zeggen wat je wil, voor hen is gerechtigheid door wet. Paulus reageert: als dat zo is, dan‘is Christus dus om niet gestorven.’ Gal. 2:21
In mindere mate is dat ook het geval voor hen, die denken met zulke werken meer welgevallig voor God te zijn, of trouwer in Zijn dienst. Zelfs al zien zij wel in dat houden van de wet hun positie in Christus en hun redding niet verbetert. Zulke gelovigen beseffen niet, dat Gods wet voor Israël geen deel uitmaakt van Zijn aanwijzingen voor ons.
Als men wil ‘Judaïseren’, Gal. 2:14 – om wat voor reden ook – zal men vroeg of laat ontdekken. vgl. Rom. 14:4 dat ook zij ‘de dienstmaagd moeten uitwerpen’, dat is: de voorschriften die deel uitmaken van het verbond van de ‘berg Sinaï’ afwijzen. Gal. 4:24,30
Wij kunnen niet God méér welgevallig zijn door werken van de wet te doen en die op onszelf betrekken.‘De gerechtigheid die in wet is’, waarin Saulus van Tarsus ooit onberispelijk werd, Fil. 3:6 is de gerechtigheid die de apostel Paulus nu verwerkt [NCV: verbeurd] acht. Fil. 3:8 Hij acht deze gerechtigheid slechts als schade [verbeurd], opdat hij Christus moge winnen. Fil. 3:8Wij winnen geen positie in Christus door iets wat wij doen, maar wij winnen Christus (in plaats van valse tradities over Hem) zeker wél, wanneer wij vasthouden aan de ware Schriftuurlijke onthullingen en zo groeien in ons verstaan van het evangelie. Als Paulus het wijs achtte gerechtigheid uit de wet te waarderen als niets meer dan afval, wat is het dan dwaas als we proberen die gerechtigheid voort te zetten in onze wandel.
De bewering dat alle ‘Tien Geboden’ al van kracht waren in de vroege dagen van Genesis en veel later ceremonieel werden bekrachtigd op de berg Sinaï, is niet volgens de Schrift. Dit is een streep door de argumenten van velen, die het houden van de sabbat opleggen aan de gelovigen van vandaag. In heel de Schrift is daar geen enkel gedeelte over te vinden.
Gods wet onder Mozes is niet Zijn enige wet. Dit is zo als het in het bijzonder over de Tien Geboden gaat, door Ieue geschreven in stenen tafelen op de berg Sinaï. Deut. 5:22 En dit is zo als het gaat over al Zijn wetten onder Mozes, die veel later in het land op grote, witgewassen stenen tafelen geschreven moesten worden, opvallend en goed zichtbaar voor het hele volk. Deut. 27:1-6
Omdat de gezindheid van het vlees vijandschap tegen God is en zich niet wil of kan onderschikken aan Gods wet, Rom. 8:7 werden al deze wetten niet een bediening van leven maar van dood. Vgl. 2Cor. 3:7
De wet die met het menselijke geweten overeenstemt, is óók Gods wet. Het geweten is Gods wet voor de natiën. Paulus schrijft:

Wanneer toch de natiën, die de [formele Goddelijke] wet niet hebben, van nature doen wat de wet eist [d.w.z. het doen van bepaalde punten die ook in de wet van Mozes gevonden worden], dan zijn deze [dus], ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers zij tonen, dat het werk van de wet [vgl. Rom. 3:20] in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkaar onderling aanklagen of ook verontschuldigen, in de dag dat God het in de mens verborgene richt naar mijn evangelie, door Christus Jezus Eig.Vert.

De ‘rechtseis[en] van God’ Rom. 1:32 over een enorme verscheidenheid van daden worden wel van nature gekend en waargenomen door het geweten of het instinct. Rom. 1:18-31 Innerlijk, in de diepte van zijn wezen, weet de mens – hoezeer ze ook mogen zoeken om het te ontkennen of te verbergen voor de waarheid – dat wie zulke dingen bedrijven, zoals Paulus die in de verzen ervoor uitlegt, de dood verdienen. Rom. 1:32 Wetten als deze zijn kennelijk voorschriften en wetten van Ieue. Abraham luisterde ernaar, naast de unieke ‘opdracht’ en ‘instructies’ die Ieue alleen aan hem gaf. Gen. 26:5
Deze tijdloze wetten van God zijn voorschriften die door allen die oprecht willen leven in acht genomen zouden moeten worden. Deze gaan aan Sinaï vooraf en blijven na Golgotha. Laten wij, als gelovigen van vandaag, ‘gerechtigheid najagen’, 2Tim. 2:22 niet alleen in overeenstemming met het getuigenis van ons geweten, maar ook, en dat in het bijzonder, in overeenstemming met Christus’ smeekbede aan ons door de apostel Paulus.
Wij vallen vandaag niet onder de vervloekingen van Deuteronomium (zelfs indien de gevolgen hetzelfde zijn) als we nalaten te leven naar onze natuur en ons geweten. Zo ook: allen die ‘schande bedrijven’, ontvangen loon voor hun afdwaling in zichzelf. Rom. 1:27 Wij zijn dus niet zonder ‘wet van God’, hoewel wij ‘wettig van Christus’ zijn. 1Cor. 9:21
Wij zijn echter niet onder zelfs deze goddelijke wet; dat wil zeggen: dit is zo met betrekking tot enige mogelijkheid dat de zonde over ons zou regeren. En dat die wet ons dan zou veroordelen en onderwerpen aan de goddelijke verontwaardiging of aan het verlies van eonisch leven. Wat dat betreft: Genade regeert, door Jezus Christus, onze Heer. Rom. 5:20,216:1,14,23
Zelfs dan doen wij er goed aan bevreesd te zijn, wanneer het gaat om tegenwoordige terugbetaling, die moet zijn, net zoals Gods verontwaardiging komt op alle oneerbiedigheid en ongerechtigheid waarmee we ons mogelijk bezig zouden houden. Rom. 1:181Cor. 9:2410:12 Ook is dat zo met verkeerde praktijken; die brengen loonverlies bij de bêma van Christus. 2Cor.5:10
Evenzo: als wij niet volharden in geloof (trouw), zullen wij niet delen in Gods regering, hetzij in zijn tegenwoordige aspect of tijdens de komende eonen. Rom. 14:17Ef. 5:51Cor. 6:92Tim. 2:12

 

Coram, James. (maart 1991) The evangel of our salvation.
Unsearchable Riches, Vol.82/2, 63-70. (Vert. M. v.d. Wijngaarden)

Verwante onderwerpen:

wet
Deel met anderen