Gods wet (of: de ‘wet van de Heer’), door God aan Mozes gegeven, heeft in de moderne Christenheid een plaats gekregen, die niet overeenstemt met Gods plan.
Men beseft niet, dat deze wet gegeven is aan Israël, en aan Israël alléén; niet om duidelijk te maken wat de mens kan, maar om wat hij niet kan.
Op dit moment zijn er veel bewegingen die naleving van deze wet aanmoedigen. Het idee daarbij is vooral, dat de mens verplicht is Gods ‘morele wet’ te houden, vooral de tien geboden. Deze inzettingen stonden centraal in het Mozaïsche systeem. Het is echter niet Schriftuurlijk om te menen, dat zij een blijvende morele grondslag zijn voor ons gedrag, en dat men zich daar vandaag de dag aan zal (moeten) onderwerpen.
Sommigen streven er zelfs naar de wet van Mozes tot ‘burgerlijke’ voorschriften voor hun land of volk te maken. Zij hopen via politieke hervormingen ‘macht te krijgen’ en de wet van Mozes te ‘herstellen’, met de bedoeling deze op te leggen. Het doel is: bestaande systemen vervangen en een Mozaïschachtige theocratie1 tot stand te brengen, niet alleen in de westerse wereld, maar uiteindelijk over heel de aarde.
Volgens voorstanders hiervan zal Christus niet terugkomen vóór de eon van het Koninkrijk, maar daarna. Dan resteert het laatste oordeel als de (volgens de wet van Mozes) rechtvaardigen en onrechtvaardigen hun ‘eeuwige bestemming’ toegewezen krijgen.
De eerstgenoemde groep krijgt hemelse zegen, de tweede gaat naar de hel om eindeloze straf te ondergaan: pijn lijden in het vuur voor de vervloekten.
In deze opvatting meent men, dat de mens ‘zelf verantwoordelijk’ is voor zijn daden. Men kan door een vrije wil een keuze maken. Gedrag van de mens is zijn eigen ‘verantwoordelijkheid’. Dan is rechtvaardiging uiteindelijk niet afhankelijk van Gods genade, maar van de mens zelf. Afhankelijk van het vlees dus, dat zelfde vlees, waar Paulus geen vertrouwen in had; Fil. 3:3 het vlees waar vijanden van het kruis van Christus op vertrouwen. Fil. 3:18
Onder het evangelie van de Besnijdenis is de wet ‘de toevoeging van een betere verwachting’, waardoor de gelovigen van die roeping God dichter naderen. Hebr. 7:19
De wet was in werkelijkheid ‘zwak’ door het vlees. Rom. 8:3 De voorschriften waren zwak en nutteloos, de wet is krachteloos en onnut. Hebr. 7:18 Daarom bracht en brengt de wet voor Israël geen zegen, maar veroordeling en dood.
Gods raad voor deze tijd
Gelovigen van vandaag zijn niet onder de wet die vanouds aan Israël gegeven was. God heeft deze wetten niet op ons gelegd, hoe voortreffelijk ze ons ook kunnen lijken, of ondanks onze eigen mening, dat wij die nu moeten gehoorzamen.
Je kan niet zomaar enkele inzettingen uitkiezen en naar eigen inzicht op jezelf betrekken, waardoor sommige van deze wetten worden nageleefd en andere niet.
Op zich is de hele wet tot in detail heilig, rechtvaardig en goed, ideaal zelfs. De Israëliet onder de wet moest die in acht nemen.
Toch kun je niet concluderen, dat de verordeningen en voorschriften tijdloze rechtvaardiging kunnen bewerken voor het persoonlijke gedrag van alle mensen, overal, ongeacht welke tijd of periode van goddelijk beheer. Daarom is het onjuist en dwaas, te menen dat wij eerst moeten doen wat de wet van Mozes zegt, wanneer we heilig willen zijn en doen wat recht en goed is.
Als God ons wilde laten weten wat Hem welgevallig is voor de wandel van de gelovige vandaag, dan moest Hij een apostel sturen om dat bekend te maken. En wanneer Hij voor ons aanwijzingen van Zijn wil heeft, waarin incidenteel zaken zitten die destijds ook voor het oude Israël golden, dan zal Hij een woordvoerder of profeet moeten zenden die dat duidelijk maakt. Het mag de lezer duidelijk zijn: God heeft dát gedaan door de bediening van de apostel Paulus, de apostel van de natiën, opgetekend in zijn profetische schriften. Vgl. Rom. 11:13; 16:26
Zonde en overtreding
Je kunt niet zeggen: alles wat geen overtreding van de wet van Mozes is, is geen ‘zonde’. Omgekeerd kun je ook niet zeggen: wat niet overeenkomstig Mozes’ woorden is, is zondig. Immanente2 zonde omvat meer dan wat het ‘overtreden’ van de wet van Ieue[Ik ben – Red.] zou zijn, de wet die via Mozes was gegeven.
Je zondigt niet per se als je die wet niet in acht neemt. Zonde is niet: ‘overtreding van de wet’ (zoals in 1 Johannes 3:4 in diverse vertalingen3 weergegeven wordt). Deze misleidende weergave van het Griekse woord anomiaανομια is de bron van veel verwarring en de basis van veel dwaling. Zonde is simpelweg: wetteloosheid. 1 Johannes 3:4 juist vertaald luidt: zonde is wetteloosheid 4.
Ondanks dat het oude Israël zich in de wildernis niet hield aan de woorden van Paulus, was deze nalatigheid geen zonde.
Ook op gelovigen van nu is dat van toepassing. Wanneer wij de wet van Mozes of de (van de wet van Mozes afgeleide) opdrachten van Christus voor Israël of voor de twaalf in Zijn bediening niet naleven, zondigen wij niet. 1Kor. 15:5; Gal. 1:9; 2:7
3. [Red.:] NBG: ‘Ieder, die de zonde doet, verloochent de wet, en de zonde is wetsverloochening’;
Leidse vertaling: ‘Ieder die zonde bedrijft, overtreedt ook de wet; want de zonde is wetsovertreding.’
4. Niet alleen de Concordante Vertaling vertaalt dit zo, maar ook o.a. de American Standard; de New American Standard en de Revised Version.
Zondigen betekent: doel missen (Grieks: hamartanōαμαρτανω, niet-merkteken). Richt. 20:16 Zondigen is zich vergissen, een fout maken. Zonde is niet op zichzelf zonde, maar ze staat altijd in relatie tot een doel. Zonde is dus relatief, het moet gerelateerd zijn aan een standaard of een norm.
Bijvoorbeeld: de werken van het vlees Gal. 5:19-21 zijn altijd, onder elk beheer, tegen het ‘doel’ van Gods wil; dat is het goede, het welgevallige en het volkomene. Rom. 12:2 Anderzijds is de vrucht van de geest, Gal. 5:22,23a altijd in harmonie met Gods wil. Zoals Paulus zegt: ‘… tegen zulke dingen is de wet niet.’ Gal. 5:23b
Aan de gelovigen van vandaag is de wet niet gegeven. De wet is geen tijdloze norm van gerechtigheid. Daarom is het voor ons niet zondig, als wij ons niet aan de sabbat (of aan andere punten van de wet van Ieue voor Israël) houden.
Iemand die in Canada woont, hoeft zich niet te houden aan de wetgeving van de Verenigde Staten van Amerika.
Israël moet, om de wet correct te houden, in het land wonen, een tempel en een priesterschap hebben. Dat is nodig om de rituelen en het Goddelijk dienstbetoon van de wet te kunnen uitvoeren. Belangrijke delen van de wet kunnen slechts in het land, dat van oorsprong aan Israël werd gegeven, vervuld worden. Als men niet in het land is, kan men de wet niet uitvoeren.
Als je het anders zegt, keer je je af van de wet; diezelfde wet waar diegenen die daar onder vallen niets aan mogen toevoegen of afdoen. Deut. 4:2; 12:32
Unsearchable Riches, Vol.82/2, blz. 63-67.
(Vert.: Marijke van de Wijngaarden)