Het middelpunt van religie is de mens zelf: zijn karakter, zijn werk, zijn waardigheid, zijn verdienste.
Het is ik, ik, ik, ikzelf van begin tot einde.
Het centrum van het leven in Christus is de Heer Jezus Christus: Zijn karakter, Zijn werk, Zijn waardigheid, Zijn waarde;
alles is Christus.
Religie kan bestaan en bestaat zonder Christus,
maar het leven in Christus kan niet zonder Hem bestaan.
Alle religie eist voor vandaag de dag hervorming in moreel opzicht.
Alles waar Christus aanspraak op maakt is een nieuwe schepping.
Het doel van religie is de verbetering van de mens in veel aspecten: politiek, kerkelijk, opvoedkundig, economisch, hygiënisch.
Christus is uniek en eenvoudig. Hij heeft maar één doel: de eer en verheerlijking van God.
Religie kent allerlei soorten en vormen van vroomheid, godsdienstigheid.
Christus is werkelijk toewijding.
Christus zet de trots van de mens, het vermogen van de mens, de gerechtigheid van de mens en de goedheid van de mens opzij.
Hij verhoogt eens en voor altijd de God van alle genade.
Het beste is zelfs niet het zien door het Woord van God naar Christus,
maar het zien door Christus, een Persoon, een levend Mens, naar het Woord van God.
Want de Bijbel kan zelfs tot religie worden, zowel onderwerp als voorwerp van rituelen, en al het andere.
20 Met Christus ben ik gekruisigd, ik leef echter, niet langer ik, echter in mij leeft Christus. | NCV |
UR LXIX, blz. 244,
vert. D. Gorter