Het menselijk hart en de menselijke natuur zijn zo vaak met elkaar verward, dat het meer dan de moeite waard is om de betekenis uit Gods Woord te overdenken.
De menselijke natuur kan buiten zijn grenzen zijn met zonde, of in harmonie zijn met het geweten en Gods wet. Rom. 1:26; 2:14
Het hart heeft echter een heel andere reputatie; het is onverstandig en verduisterd, vervuld van lust, hard en zonder berouw. Rom. 1:21,24; 2:5 Dat geeft wel een groot verschil aan met de menselijke natuur of het instinct.
Het mag duidelijk zijn, dat de term ‘hart’ meestal figuurlijk wordt gebruikt. In de letterlijke betekenis is het het orgaan dat het bloed rondpompt in levende zielen.
De ziel van het vlees is in het bloed. Lev. 17:11 Omdat de ziel de zetel is van het bewustzijn en het gevoel, hebben alleen die vormen van leven een hart, die bewust levend zijn, en die in staat zijn hun omgeving waar te nemen en zich te verplaatsen. Zelfs een onbeduidende verstoring van de bloedsomloop kan duizeligheid en bewusteloosheid veroorzaken.
Het hart is het centrum en de kracht van het ziele-leven. Het bevindt zich diep verborgen en onzichtbaar binnenin het geraamte van het lichaam. Het voortdurende kloppen ervan wordt niet gezien door het oppervlakkige oog. Alhoewel iedere activiteit afhankelijk is van het hart, ligt het verborgen, buiten het gezichtsveld. Het lichamelijke orgaan wordt maar sporadisch in de Schrift gebruikt. 2Sam. 18:14; 2Kon. 9:24 Het letterlijke hart is de basis voor het gebruik in de beeldspraak.
De Schrift brengt emoties, zoals mededogen, in verband met de ingewanden [of zoals wij weleens zeggen: ‘vlinders in je buik’ wanneer je verliefd bent – Red.].
In de Schrift is het hart nooit de zetel van genegenheid of gevoelens. Het hart wordt in de Schrift wel verbonden met de gehele persoonlijkheid en het kan worden beïnvloed of worden bewogen: ‘hij heeft een goed hart’, of ‘van harte’.
De beste illustratie hiervan is het uitkiezen van David, 1Sam. 16:6-13 die ‘een man naar Gods hart’ was. 1Sam. 13:14 Zijn hart was volkomen toegewijd om de wil van God te doen. Dit kwam in zijn latere leven tot uitdrukking in een aantal daden, zoals het verslaan van de reus Goliath, het sparen van koning Sauls leven, zijn goedheid voor Mefiboseth en vooral in zijn verlangen om de tempel te bouwen. God en Gods heerlijkheid vervulden zijn hart en maakten zijn hart groot.
Het verschil dat er nu bestaat tussen de oppervlakkige buitenkant en het hart is het gevolg van zonde. In de ideale toestand zou de uiterlijke mens ook laten zien, wat hij werkelijk is. De indruk die hij wekt, verloochent dan zijn karakter niet.
De geestelijke mens besteedt nauwelijks aandacht aan de uiterlijkheden, omdat ze zelden overeenkomen met de innerlijke werkelijkheid. Dit verklaart waarom het hart zo vaak wordt verbonden met kwaad en zonde, of de afwezigheid ervan. Zonde is geen oppervlakkige gebrek, het is geen krasje in een vernislaagje; maar het hart, het werkelijke centrum en de kern van levensactiviteiten, is vitaal beschadigd.
Voor een geestelijk mens is een verdrietig kenmerk van de huidige beschaafde en beleefdheidsmaatschappij, dat er grote nadruk wordt gelegd op oppervlakkig gedrag en manieren. Het hart moet worden verborgen achter een gordijn van manieren, vormen en zegswijzen. Het wordt gezien als een vorm van goede opvoeding om je ware ik niet te laten zien, maar om een oppervlakkige schijn op te houden, die de onvriendelijkheden van het leven verhult en bedekt. Het is moeilijk om het hart te ontdekken en men meent, dat het maar beter is om het in de meeste gevallen zoveel mogelijk verborgen te houden.
Maar in de omgang tussen gelovigen is het van het grootste belang om de gebruikelijke bedekkingen weg te schuiven en om te gaan met de diepere werkelijkheid. Terwijl onze vriendschap alle gelovigen zou moeten omvatten, is het onmogelijk zich één te voelen met hen van wie het hart niet oprecht is.
Schuw de begeerten van de jeugd en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer aanroepen van uit een rein hart. | Eig.Vert. |
Wij kunnen in een geloofsgemeenschap of beweging, waarvan het geloof gebouwd is op grond van tekenen en wonderen, bij elkaar komen, maar de Heer Zelf vertrouwde Zich aan zo’n geloof niet toe, Joh. 2:23-25 want Hij kende het innerlijk van de mens. Het was geen geloof van het hart. Ook vandaag is er een grote schaarste aan geloof van hart, dat alleen redt en uitwerkt. Met het hart wordt geloofd tot gerechtigheid.Rom. 10:10 De weinig diepgaande vormen van evangelisatie op basis van uiterlijk vertoon, sentiment en sensatie brengen wel sterke emoties aan de oppervlakte, maar raken zelden de diepten van positieve overtuiging. Het hart wordt er niet door gegrepen. Hierdoor verdwijnen de geweldige resultaten, zodra de sfeer en de emoties van deze vorm van evangeliseren weer voorbij zijn.
Een veel aangehaald Bijbeltekst over het menselijk hart zegt:
Het hart is kronkelig boven alle dingen, en het is dodelijk ziek; Wie kan het kennen? Ik ben de Heer, die het hart doorzoekt, die het meest binnenste toetst. |
Eig.Vert. |
Er zijn twee dingen die er voor zorgen, dat het menselijk hart een probleem vormt, dat niemand kan oplossen. Het is onderhevig aan ‘uitglijders’ en te ziek om te kunnen vertrouwen. Alleen de Heer kent het. Wij zien de buitenkant, maar de verborgen ‘mens van het hart’ is onzichtbaar.
Misschien was het indrukwekkendste teken van Christus’ goddelijke karakter en roeping wel Zijn vermogen om de harten van Zijn toehoorders te lezen. Als röntgenstralen kon het alle grenzen doorboren. Hij keek dwars door alle gemaaktheid en huichelachtigheid heen. Hij kon de diepste gedachten lezen. Voor zij hun gevoelens maar hadden geuit, onthulde Hij die al en gaf Zijn antwoord. Marc. 2:8; Luc. 24:38
Dit is ook het grote voorrecht van het geschreven woord. Het is
levend en werkzaam en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en dringt door tot het scheiden van ziel en geest, alsook van de gewrichten en het merg en is een rechter over de gevoelens en gedachten van het hart. En er is geen schepsel dat voor haar niet zichtbaar is. Alles nu is naakt en blootgelegd voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen. | Eig.Vert. |
Bederf het hart en heel de mens wordt aangetast. Zonde in het hart doordringt het hele wezen, zodat er geen gezond plekje meer is, geen beweging of voorstellingsvermogen, dat volledig recht is.
Zonde kunnen we het beste in verband brengen met het hart en niet met de ‘menselijke natuur’. ‘Want uit het hart zijn de oorsprongen van het leven.’
Wanneer we Israël als voorbeeld nemen, is een nieuw hart en een nieuwe geest het beste beeld, dat ons voor ogen komt. Het nieuwe verbond dat de Heer met Israël maakt, bestaat uit het geven van een nieuw hart en een nieuwe geest, wat hen weghoudt van zondigen.
Er is een grote tegenstelling tussen het nieuwe verbond en het oude verbond voor Israël. In het oude moesten het op zijn beurt iets doen, maar in het nieuwe kan het niets doen, omdat het geheel en al als van God wordt ontvangen.Ezech. 36:26-28
De brieven van Paulus beginnen met het duistere, onverstandige, wellustige hart, dat zonder berouw is, een weerbarstig menselijke hart, Rom. 1:20,24; 2:5 maar eindigt met een rein hart.1Tim. 1:5 en 2Tim. 2:22 Ons hart is niet nieuw, maar het is gereinigd door de inwoning van heilige geest.
Als wij de werkelijkheid van ons harte-geloof in het huidige beheer van genade eens vergelijken met wat Israël in hun religieuze rituelen meende te hebben, dan zien wij een enorme tegenstelling: Waren zij besneden? Wij hebben de ware besnijdenis, die van het hart is.Rom. 2:29; Kol. 2:11 Hadden zij de tempel als woonplaats van God? Christus woont in ons hart door geloof. Ef. 3:17
Bij ons ligt de nadruk zo sterk op geest, dat ons lichaam in de opstanding niet meer aards en ziels is, maar geestelijk. Dat betekent niet, dat wij geen ziel zullen hebben. Anders zou het feit dat ons huidige lichaam, dat ziels is en gemaakt van aardbodem, het bewijs zijn, dat wij geen geest zouden hebben. Nu overheerst de ziel ons lichaam, straks zal de geest ons opstandingslichaam regeren. Ons heerlijke hemelse lichaam, waar we op wachten, zal van materie zijn en gevoelens hebben, maar het zal zo overgoten zijn met de aanwezigheid en de kracht van de geest, dat materie en gevoel een ondergeschikte plaats zullen hebben. (zie UR 2015 nr. 3: ‘Geestelijke lichamen’)
In dat lichaam zal er geen verborgen mensenhart zijn, geen dubbelhartigheid kan er bestaan, en er zal geen onderscheid meer zijn tussen wat zichtbaar is aan de buitenkant en wat echt is in het innerlijk.
In ons huidige leven zouden de gelovigen hun hart reinigen door het woord van God. Wij krijgen hier geen nieuw hart, zoals Israël dat zal krijgen in het duizendjarig rijk. Wanneer wij de afschuwelijkheid van menselijke zonde zouden willen beschrijven in overeenstemming met gezonde woorden, dan zouden wij niet over de verdorvenheid van de menselijke natuur moeten spreken, maar die van het menselijke hart.
Concordant Publishing Concern (Vertaald en bewerkt door Gijs Bernouw)