Inleidend
‘Al wat adem heeft zal JAH prijzen! Prijs JAH!’ (Psalm 150:6) Met dit vers sloten wij deel vijf af, waarin het ging over de ‘overige schepping’.
De Zoon is het beeld van de onzichtbare God; Hij is de Eerstgeborene van heel de schepping. Kol. 1:15 Alles is in Hemgeschapen. Dat is het uitgangspunt van deel 6 van deze serie, waarin de nadruk ligt op ‘tezamen gestorven’.
Tezamen gestorven
Voordat Adam werd geschapen, was hij in de Zoon van God. Ook wij allen, zoals wij in Adam zijn, waren met Adam al ‘in de Zoon’, in Hem. Net zomin als wij het ‘in Adam zijn’ ongedaan kunnen maken, kan de mens ook het ‘in Hem zijn’ niet ongedaan maken. Het ‘in Hem zijn’ is namelijk het eerste, het alles overstijgende. Wel is het zo, dat de mens vanaf zijn kant uit de gemeenschap met God is getreden. In een bepaalde mate heeft hij zich ‘in zichzelf’ geplaatst en zich zo van God verwijderd. Zijn verdorvenheden brachten scheiding tussen hen en hun God. Jes. 59:2
Aan de andere kant is het juist de zonde, die de mens in de meest nauwe relatie tot God brengt, omdat God pas aan zondaren de volste mate van Zijn liefde en barmhartigheid onthult. ‘Waarheen zal ik rennen, weg van Uw aangezicht’? Ps.139:7 Hij zoekt het verlorene, tot Hij het vindt. Luc. 15:4 Paulus erkent, dat Christus Jezus in de wereld kwam om zondaren te redden, waarvan ík de voornaamste ben. vgl. 1Tim.1:16 God is vóór de zondaar, maar ook tégen de zonde! De zondaar is ín Hem’, in de Zoon, ook al wil de mens dit absoluut niet voor waar houden. De onverbrekelijke band, die ons met de Zoon verbindt en die geen Tegenwerker of dood kan verbreken, wordt juist door de zonde zo zuiver in het licht gesteld. Toen Jezus mens werd, kwam Hij in zijn eigendom. Joh. 1:11 Hij droeg het beeld van Adam, die zelf weer het beeld van Hem Zelf was, hoewel ook misvormd. Hij kwam in de gestalte van het vlees. Waarin de zonde woont.
‘De Schrift echter sluit allen tezamen in onder de zonde’. Gal.3:22 Maar ook Christus stelt Zich mee onder de schuld, die op hen rust, die onder de zonde verhandeld (vert.: ‘van de hand gedaan’) zijn. Rom. 7:14 Uit ontferming en in gehoorzaamheid aan de wil van de Vader, is Hij vrijwillig inbegrepen met hen die in weerspannigheid ingesloten zijn. Rom.11:32 Omdat alles door Hem ontstaan is, Joh. 1:3 is ook de schepping door Hem aan de ijdelheid onderschikt (niet vrijwillig, maar door de wil van Hem, die onderschikt). Rom. 8:20 Hij, de Leidsman van het leven Hand.3:15 onderschikt Zich Zelf aan deze ijdelheid, doet moeite voor Zijn brood op deze aardbodem, die dorens en distels voortbrengt, om de wil van Hem te doen Die Hem gezonden heeft. Joh.1:31 Aan het eind steekt de doornen krans Zijn hoofd. Het waren geen gewone distels, maar ijzeren nagels die zijn handen en voeten doorboorden. In Zijn strijd en moeite vloeit niet allen zweet van Zijn aangezicht; Zijn bloed druppelt op de grond van de vervloekte aarde. Zelf werd Hij in het stof van de dood gelegd, in de aardbodem, waaruit Adam eens werd geschapen. ‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid’. Pred. 12:8 Dat is dan de triomf van de ijdelheid (vergeefsheid, ongeldigheid), wanneer de Leidsman van het leven Zelf in het graf neerdaalt.
Doordat de Zoon Zich zo aan deze ijdelheid prijsgaf, heeft Hij de gehele mensheid, allen die ‘in Adam’ zijn, samen met Hem in de ondergang getrokken. Zoals staat geschreven in 1Korintiers 15:45 is Christus de ‘laatste Adam’. Met Hem is heel het nageslacht van Adam eens en voor al ten einde gekomen; met Zijn dood aan het kruis stierf de gehele mensheid, zoals wij die kennen. De dood komt niet over de oude mensheid door een atoomoorlog. In Jezus’ dood was ons doodvonnis geveld, voor de nederwerping van de wereld, indertijd, toen Hij gekend was als het Lam, dat zijn bloed zou vergieten voor de zonden van de wereld.
de dood van Christus sluit echter niet alleen de mensheid in, want wanneer de Leidsman van het leven sterft, hoe kan er dan nog hoop bestaan voor welk soort levend wezen dan ook, dat in Hem geschapen is. Daarom staat er over de vorsten van deze eon: ‘Wanneer zij de verborgen wijsheid van God gekend hadden, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben’. vgl. 1Kor.2:8 Daarmee hebben zij hun einde over hen zelf afgeroepen. Aan het kruis heeft Christus de soevereinen en de volmachten ontmanteld en in vrijmoedigheid tentoongesteld om zo over hen te zegevieren. vgl. Kol.2:15 Dat dit kon gebeuren, hadden deze oversten van de wereld zeker niet voorzien. Het was verborgen voor hun ogen. Gods ‘dwaasheid’ toonde aan, dat het de wijsheid van deze wereld ver te boven gaat.
De Schrift spreekt heel wat keer over het ‘tezamen met Hem gestorven zijn’. ‘Indien Één voor allen gestorven is, zijn zij dus allen gestorven’. 2Kor 5:14 Maar alleen zij, die in Hem geloven krijgen deel aan Zijn geest. Dat is de geest die onze Heer in Getsemane vervulde, toen Hij in het lichaam van Zijn vlees gestreden had en Zich in gehoorzaamheid en in volledige overgave volkomen onder de wil van Zijn Vader stelde. Alleen in hen die door de geest naar binnen in Hem gedoopt zijn, kan de geest nu al werkzaam zijn. Onze oude mens (die de afdruk van Adam is) werd samen met Hem gekruisigd. Rom.6:6 Wij stierven tezamen met Christus. Rom.6:8 In één geest ook, werden wij allen in één lichaam gedoopt 1Kor.12:13 en gezamenlijk met Hem begraven in Zijn doop. Kol. 2:12 Het met Hem gekruisigd, met Hem gestorven en met Hem begraven zijn tezamen in Hem, kunnen we echter alleen eerst geloofsmatig begrijpen, want nu leven wij nog het zichtbare leven als ‘in Adam’.
Paulus schreef in Romeinen 6:5 over tezamen geplant zijn in de gelijkenis van Zijn dood. Wanneer de wortel van een boom afgestorven is, sterf de hele boom, zelfs als we in zijn kroon nog gedurende een bepaalde tijd bladeren en vruchten kunnen zien. Langzaam maar zeker echter gaan de takken dood en op een dag zal het laatste verwelkte blad naar beneden dwarrelen. Dus wanneer de wortel sterft, is daarmee het einde van de hele boom bezegeld. Zo ook is door Christus’ dood het hele nageslacht van Adam, dat ook inbegrepen is in Hem, eens en voor al ter dood gebracht, zelfs wanneer we tot nu toe onder de mensen nog allerlei beweging waarnemen (die weliswaar het zegel van de dood dragen). Dat wij met Christus gestorven zijn, betekent niet dat wij allen ook niet op een dag zullen sterven, net zoals ook voor Christus’ dood de mensen gestorven zijn. Het betekent dat de mens, die in Adam stervend is en zondigt er niet meer zal zijn. Het gaat om de nieuwe schepping van de gehele mensheid en van het al. Daar getuigt de Schrift van: ‘Zo is het, dat indien iemand in Christus is, er een nieuwe schepping is’. 2Kor. 5:17 ‘Zie Ik maak alles nieuw’. Op.21:5 Deze woorden zijn waarachtig en zeker. Voorwaarde hiervoor, dat een nieuwe mensheid geschapen wordt, is dat de ‘eerste mens’, die ‘in Adam’, voorgoed heeft afgedaan. Als de Eerstgeborene vanuit de doden, is Christus ook de Eersteling van de voorgenomen nieuwe schepping. Hij is de ‘tweede Mens’ in tegenstelling tot de eerste; de hemelse in tegenstelling tot de aardse, de ‘levendmakende geest’ in tegenstelling tot de ‘levende ziel’. 1Kor.15:45-48, Gen. 2:7 Wanneer wij nu tezamen met Hem geplant zijn in de gelijkenis van Zijn dood, dan zullen wij dat ook zijn in Zijn opstanding. Rom.6:5 God heeft ons gezamenlijk opgewekt en gezamenlijk levend gemaakt in Christus Ef.2:5-6 ‘In Hem ook werden jullie gezamenlijk opgewekt door het geloof in de werkzaamheid van God, Kol. 2:12 dat wil zeggen, door het geloof, dat God ons in genade geschonken heeft. Fil.1:29 Hij zal ons vernederd lichaam omzetten, gelijkvormig aan Zijn lichaam van heerlijkheid. Fil.3:21Wanneer wij gezamenlijk gestorven zijn, zullen wij ook gezamenlijk leven. 2Tim. 2:11; Rom.6:8 Daarom: ‘indien jullie dan gezamenlijk opgewekt werden met Christus, zoekt wat boven is…Kol. 3:1
Dat zijn beloften, die allen, die heden in het geloof staan, mogen vastgrijpen. Laten we erop letten hoeveel keer het woordje ‘gezamenlijk’, (Grieks: syn) wordt gebruikt. Dit woordje ‘syn’ wijst op de innige wezens verbondenheid, overeenkomstig met Christus; op de gemeenschap met Hem. Wat er met Hem gebeurd is, dat is ook ‘in Hem’ met de leden van zijn lichaam gebeurd. Dat maakt Efeziers 3:6 ook duidelijk, namelijk, dat in de geest de natiën (samen met diegenen uit Israël) gezamenlijk-lotgenieters zijn en een gezamenlijk-lichaam en gezamenlijk-deelhebbers zijn van de belofte in Christus Jezus. De geest zelf getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn; indien echter kinderen, dan ook lotdeel bezitters, inderdaad, lotdeel bezitters van God; gezamenlijk lotdeel bezitters echter van Christus; wanneer wij namelijk samen lijden, is het dat wij ook samen verheerlijkt worden. Rom.8:16-17 Zo rust onze hele verwachting op het inbegrepen zijn in Christus; op ons bestaan of zijn, ‘in Hem’. Onze zonde is afgedaan, omdat Hij voor de zonde eens voor al(tijd) gestorven is Rom.6:10 en omdat wij mede in Zijn dood inbegrepen zijn. Wij zijn heilig en onbeschuldigbaar, omdat wij in Zijn opstanding mee inbegrepen zijn. Wij worden met Hem verheerlijkt, omdat wij door Hem en in Hem, zonen zijn naast Hem, Die de Eerstgeborene is onder veel broeders. Zo zijn wij allen, als mede lotdeel bezitters, in Zijn heerlijkheid inbegrepen. In Hem hebben wij alles, want hoe zou God ons zeker niet ook samen met Hem alles in genade schenken! Rom.8:32
Hoe staat het met de anderen, die niet of nog niet geloven? Dan is de overstijgende belofte van kracht: ‘Omdat nu immers door een mens de dood kwam, zo komt door één mens de opstanding van de doden. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden’.1Kor.15:21-22 Dat komt overeen met de net zo heerlijke belofte: ‘Want evenals door de ongehoorzaamheid van de éne mens de velen worden aangesteld tot zondaar, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Éne de velen worden aangesteld tot rechtvaardigen’. Rom.5:19 Het begrip ‘de velen’ omvat allen, behalve de Zoon. Hij was nooit zondaar; Hij wordt ook niet als rechtvaardige aangesteld, omdat Hij van begin af aan de Rechtvaardige was.
Het ‘in Adam zijn’ betekent van mensen uit gezien: van voorbijgaande aard buiten Christus zijn. Anders gezegd: het is Gods voornemen, dat wij voor een bepaalde tijd niet ‘in Christus’ zijn. We zijn in de duisternis, kunnen God niet zien en van ons uit niet erkennen. Van God uit gezien echter zijn wij, ondanks de zonde, in Christus. Hij ziet ons ook in onze duisternis, want ook duisternis is bij Hem niet duister; duisternis is als licht voor Hem. Ps. 139:12 ‘In Adam te zijn’ betekent: overgegeven zijn, dood zijn in zonde en overtreding, als slaaf onder de zonde verkocht, in de weerspannigheid ingesloten. Maar zo zijn wij ook in de hand van Hem, die ons ingesloten en overgegeven heeft.
Net als Adam staan wij buiten de gerechtigheid van God, maar niet buiten God. Ook als zondaars zijn wij ‘in Hem’, de Zoon, de Rechtvaardige. Aan de andere kant zijn wij ook, als door het geloof gerechtvaardigden, geestelijk weliswaar, ‘in Christus’, maar overeenkomstig het vlees nog in Adam. Daarvandaan ontstaat al onze verdeeldheid en al onze nood. We mogen niet meer zijn, wat wij in Adam waren. Maar nog handelen wij niet zo, zoals wij ‘in Christus’ zouden, namelijk in alles als rechtvaardigen! Als gelovigen zijn wij het al in het geloof, maar wandelen wij nog niet in ‘laten zien’. Jezus zegt dan ook niet’: wie gelukkig wil zijn die volgt Mij na; maar Zijn woord luidt: Wil iemand mij navolgen, die verloochent zichzelf en neemt zijn kruis (het teken van de grootste schande) op. Laat hij zijn eigen ziel haten, zodat hij het zou winnen. Laat hij zijn vlees kruisigen, samen met de hartstochten en begeerten,vgl. Mat. 16:24; Joh.12:25; Gal.5:24 wat overeenstemt met het ‘in Adam’ zijn, zodat de nieuwe mens, die ‘in Christus’ is, in hem zou leven.
Dan is het tezamen met Hem gekruisigd zijn, niet alleen maar een interessante gedachte. Het is een voltooid feit, dat wij in geloof grijpen, dat van ons een nieuwe levenshouding vraagt, die ons hele leven zal doordringen. Dagelijks worden wij voor de beslissing gesteld: wil je of wil je niet?
(wordt vervolgd)
Hans Käser: In Ihm.
Konkordante Schriftenreihe nr. 233
© Konkordanter Verlag Pforzheim
Vertaling: Gijs Bernouw