Vóór de verontwaardiging gered

Menselijke liefde is gericht op prettige eigenschappen en sympathie van anderen. Daarom is die liefde zo wisselvallig en brengt zij maar zelden de kostbare vruchten van onbaatzuchtige liefde voort.
Met Gods liefde is dat heel anders. Onze woorden zijn niet toereikend om deze liefde te beschrijven, of naar behoren op juiste waarde te schatten. Zij is een levende werkelijkheid geworden in de Zoon van Zijn liefde. ^{Kol. 1:13} Zijn werk als Zoon van God in de heerlijkheid, Zijn leven, lijden en sterven als Zoon van de mensen op de aarde, is geopenbaarde, tastbare, liefde van God, die alle aanbidding waard is.

Het bijzondere van deze liefde is dat zij het grootste offer voor ons heeft gebracht, hoewel wij dat niet waard waren en wij zelfs niet de minste moeite hadden gedaan om deze liefde te verdienen. Integendeel: toen wij zondaren waren, door en door onrechtvaardig, onbruikbaar voor Hem, heeft God Zijn liefde aan ons geschonken; daarom is Christus voor ons aan het kruis gestorven – voor jou en mij. Dat is liefde van God! Wie wil er nog iets zeggen over menselijke liefde?
Toen aan het begin van de geschiedenis van de mensheid Kaïn zijn broer Abel doodsloeg, schreeuwde diens bloed tot God om wraak en het werd voor hem, Kaïn, tot een nooit eindigende vloek. ^{Gen. 4:9-12} Toen Christus voor ons op Golgotha stierf en Zijn bloed vergoot, toen werd dit tot een nooit eindigend krachtig getuigenis van Gods genade, die in gerechtigheid voor ons overvloedig is. En met alle dankbare waardering voor dit feit neemt in ons het getuigenis van Goddelijke liefde en genade op krachtige, heiligende wijze toe.

Als Gods liefde zo groot is, hoeveel te meer zullen wij dan door Hem gered worden vóór de verontwaardiging, die in de toekomst over alle weerspannigheid en ongerechtigheid van de mensen op aarde zal worden uitgegoten. ^{Ef. 5:6; Op. 6:17 e.a.} Dit mag voor ons tot vreugdevolle zekerheid worden, ook in alle nood en vijandschap op aarde en al het menselijk onvermogen om deze te overwinnen; wij kunnen daarin de wijze goddelijke raad herkennen, die tegen deze achtergrond van Zijn heerschappij gerealiseerd zal worden.

Laten wij daarom nuchter zijn en het pantser van het geloof en de liefde aandoen, samen met de helm, die de verwachting van de redding is, om onze gedachten steeds op Gods beloften te richten. ‘Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot toe-eigening van de redding door onze Here Jezus Christus.’ ^{1Thess. 5:8,9}
In deze geloofshouding mogen wij in de kracht van de heilige geest, tegen al het gebeuren op deze wereld in, vol vertrouwen zijn.