Vindt u de uitdrukking ‘de vreze des Heren’ soms een beetje somber klinken? Komt het misschien zelfs enigszins onheilspellend over? Dat kan soms het geval zijn. Het kan liggen aan de achtergrond van ons geloof, de verhalen die wij erover hoorden op de zondagsschool of in de kerk.
We lazen in de Bijbel hoe het met Israël ging – de uittocht uit Egypte, die met kracht en wonderen gepaard ging. De gebeurtenissen met Israël in de woestijn, waarin veel Israëlieten stierven door ongehoorzaamheid, door morren en door verzet tegen Mozes en God, geven weer een andere indruk van hoe God optreedt. Al deze herinneringen in onze gedachten maakten ons misschien wel een beetje bang voor de God van Israël.
Wanneer wij de titel boven dit stukje nog eens lezen, valt het misschien op, dat er níet staat de vreze voor de Heer, maar de vreze van de Heer.
Als kind was ik soms een beetje bang voor God. Hij wist alles, Hij zag alles en als ik weer eens iets had uitgehaald zei mijn moeder of soms ook de buurvrouw wel eens: “Weet je wel wie dat gezien heeft?” Dan zei ik heel schuldbewust en bedremmeld als 8-jarig jochie: “De Here God, hè?”
De buurvrouw bedoelde dat niet, want zij had het gewoon zelf gezien, maar zo zat het wel in mijn kindergedachten opgesloten: een God Die alles zag en wist en hoorde, en Die zondaars zwaar zou straffen.
Het was niet zo dat ik hier als kind de hele dag mee rondliep. Het waren maar momenten. Verder was ik vrij optimistisch ingesteld. Van de meeste dingen zag ik het plezier wel in. Toch maakte de God van straf en wraak in die jeugdjaren meer indruk op mij dan de Heiland die van mij hield, waarvan ik op de zondagsschool weleens zong: blij, blij, mijn hartje is zo blij.
De vrees van de Heer en de vrees van God betekent niet dat wij bang van Hem moeten zijn. Het is een positieve vrees! Ze geeft ons kracht om waardig te wandelen voor onze Heer; Die ons standvastiger maakt in het doorgeven van de waarheid.
Laten wij maar eens wat tekstplaatsen noemen, zowel uit het Oude, als uit het Nieuwe Testament. Hoe vaak wordt er uitgesproken door of namens God: ‘vrees niet’, of woorden van gelijke strekking? Het wordt gezegd tegen Abram, Gen. 15:1 tegen Izaäk Gen. 26:24 tegen Jakob; Gen. 46:3 tegen de broers van Jozef Gen. 50:19-2 1 en tegen Mozes Num. 21:34 en tegen de vrouwen bij het graf. Matth. 28:5
In het Oude Testament worden mensen opgeroepen God te vrezen. De vrees van de Heer is het begin van wijsheid. Ps. 111:10 De vrees van de Heer is ten goede. Spr. 8:13; 10:27; 14:26; 15:16,33; 16:6; 19:23; 22:4 Besef van de vrees van God betekent, dat wij met diepe eerbied en ontzag vervuld zijn voor Hem. Hij kent ons tevoren, Rom. 8:29 al vóór de nederwerping van de wereld, Ef. 1:4 opdat wij heiligen en smettelozen zijn voor Zijn aangezicht. De apostel Johannes schrijft: ‘… de perfecte liefde drijft de vrees uit.’ 1Joh. 4:18 De apostel Paulus zegt over vrees het volgende: ‘God geeft ons geen geest van vrees [of schroom], maar van kracht en van liefde en van gezond verstand.’ 2Tim. 1:7
Uit al deze tekstplaatsen blijkt wel, dat God er niet op uit is ons voor Hem te laten vrezen. De gedachte tekort te schieten kan ons een schuldgevoel bezorgen of ons bevreesd maken voor Hem. Zeg nu zelf, wie schiet er in vergelijking met God dan niet tekort? Iedereen schiet te kort. Juist daarom heeft Hij Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven. Rom. 8:32 Hierna volgt een vraag die geen antwoord meer nodig heeft: ‘… zal Hij ons met Hem dan zeker ook niet alles in genade schenken?’
De vrees van de Heer gaat vergezeld van een geest van vrede. Het is een positieve vrees, omdat het ons versterkt om waardig te wandelen voor de Heer, Die onze harten kent. Wanneer onze eigen overleggingen voor ons duidelijk worden, dan zal er applaus komen van God voor eenieder. 1Cor. 4:5
In de tweede brief aan de Corinthiërs 2Cor. 5:10-11 staat een stukje waar gelovigen soms moeite mee hebben, en wat hen bevreesd maakt. Daar staan woorden als: rechterstoel en ‘wegdragen wat een ieder gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.’ Als klapstuk hierop volgt dan: ‘Daar wij dan weten hoezeer de Heer te vrezen is …’ – en verdwenen zijn alle gedachten aan vrede en aan het applaus van God.
Dit stukje in de Bijbel geeft wel aan hoe de traditionele menselijke gedachten over God zijn. De grondtekst geeft heel andere woorden dan deze NBG-vertaling – in plaats van ‘rechterstoel’: ‘het erepodium van Christus’. Er staat terugkrijgen, dan gaat het over beloningen. De woorden ‘hoezeer de Heer te vrezen is’klinken vanuit de grondtekst juist positief! Wij lezen: ‘Wetend van de vrees van de Heer …! ’Weet u nog? De vrees van de Heer is ten goede.
Hoe kan het ook anders. Dit stukje staat in het gedeelte over de verzoening. Het gaat erover hoe God ons verzoend heeft met Zich Zelf, door Christus. 2Cor. 5:18 Daarna volgt een nog veel wijdere kring, niet alleen ons, maar de wereld heeft Hij met Zich verzoend, in Christus. Hij rekent hun de krenkingen niet toe, die Zijn Vaderhart pijn deden en het nodig maakten, dat Zijn eigen Zoon voor ons moest sterven aan een kruis, waar Hij tot Zondoffer werd gemaakt. 2Cor. 5:19-21‘Vrees niet’, klinkt het keer op keer. Het zijn alleen menselijke gedachten, die niet kunnen bedenken hoe God Zich in Christus naar ons uitstrekt in liefde, die het verdraaien tot ‘vrees wel’.
Laat dan de vrees van de Heer voor ons altijd verbonden zijn met de vrede die Hij heeft gegeven. Reken ermee dat Hij, Die voor ons is gestorven, ook voor ons pleit! Rom. 8:34
23 Moge Hij nu, de God van de vrede, jullie geheel en al heiligen; en moge jullie ongeschonden geest en ziel en lichaam onberispelijk in de aanwezigheid van onze Heer Jezus Christus bewaard worden. 24 Trouw is Hij, Die jullie roept; Hij zal het ook doen. | NCV |