De vrede van God (2)

Onze vrede is niet van deze wereld, maar alleen ‘in God’ 
Alleen de leden van het lichaam van Christus bezitten nu vrede; zij die vóór de nederwerping van de wereld uitgekozen zijn, opdat zij heiligen en smettelozen voor Zijn aangezicht zijn. Ef.1:4 Maar het is geen uiterlijke vreugde, omdat ook zij nog in deze wereld, in de tegenwoordige boze eon leven. En zij ondergaan ook het lijden van de natiën waartoe zij behoren, mede door het aan hen opgelegde, uiterlijke gebrek aan vrede.

De innerlijke vrede van het hart is helemaal niet afhankelijk van uiterlijke omstandigheden of van uiterlijk welzijn. Het heeft haar oorsprong in de werking van de heilige geestRom.14:17

De gelovigen, die vrede genieten, onderscheiden zich van de kinderen van deze wereld die zonder vrede zijn. Zij zoeken hun welzijn niet in zaken die het vlees dienen en behagen: 

‘5 Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. 6 Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. 7 Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God’NBG
(Rom 8:5-7 – NBG)

Onze vrede is niet van deze wereld. Ze staat in scherp contrast met het gebrek aan innerlijke en uiterlijke vrede van deze wereld. Ze is gebaseerd op Gods woord (Zijn belofte) en is een echt genadegeschenk aan Zijn kinderen. Het is Zijn eigen vrede. Daarom heet zij ook: de vrede van God! [Friedrich von] Schiller schrijft in één van zijn werken de zin: ‘De meeste vrome mensen kunnen niet in vrede leven als het de boze buurman niet bevalt.’ En dat is menselijk gesproken ook zo. Het is nutteloos voor een vredelievend mens om steeds toe te geven aan een strijdlustige tegenstander, die het op hem gemunt heeft. Dat zal vroeg of laat leiden tot onderdrukking, of altijd ruzie en strijd opleveren. In beide gevallen wordt zijn vrede verstoord. 

Bij God is dat niet zo! Zijn vrede kan nooit verstoord worden, want al Zijn vijanden zijn machteloos tegen Hem. ‘Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen.’ Ps.2:4 ‘Want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al!’ Rom.11:36 En Hij bewerkt alles ‘in overeenstemming met de raad van Zijn wil’. Ef. 1:11

Geen enkel schepsel, hoe machtig ook, kan Zijn vrede verstoren. Hij heeft altijd vrede

Op dezelfde basis kunnen wij ook rustig zijn. De door Hem aan ons geschonken vrede van God kan door niemand verstoord worden, want zij is onafhankelijk van invloeden van buitenaf. 

Omdat wij de vaste belofte van God hebben, dat Hij alles, wat wij ook in deze wereld zullen meemaken en ondervinden, ook al het kwade, doet samenwerken tot wat goed is, Rom. 8:28 zal niets ons in de praktijk nog verontrusten. Wij mogen weten dat het in ons leven naar Gods wil alleen en overeenkomstig Zijn liefde voor ons in Christus Jezus gaat. En daarvan kan niets ons scheiden. Rom.8:35-39

Maar onze vrede is alleen ‘in God’. Hij is voor ons de God van de vrede en niet van vijandschap of strijd1Cor.14:33 Deze vrede maakt Hij door het bloed van het kruis van Zijn Zoon, omdat de vijandschap en de onvrede door het binnendringen van de zonde en dood ontstonden. Daarom: ‘Hij [Christus] is onze vrede [omdat Hij vrede maakte] Die(…) beiden [gelovigen uit Israël en de natiën] in één lichaam door het kruis wederzijds zal verzoenen met God, de vijandschap erin dodend.’ Ef. 2:14,16 ‘En in Zijn komen, verkondigt Hij als evangelie vrede aan jullie die veraf [natiën] en vrede aan hen die nabij waren [Joden].’ Ef. 2:17

Wie door Christus met God verzoend is, leeft daarom niet langer in vijandschap met Hem. Het leven is door Christus voor Gods oog volledig op orde gebracht en Hem welgevallig. Zo iemand heeft vrede met en van God – bezit Gods eigen vrede! Uiteindelijk zal, bij de afsluiting van de eonen Gods vrede over het ganse al uitgebreid worden, want allen zijn dan met Hem verzoend en alle vijandschap is uitgewist; God heeft er welbehagen in 

‘door Hem [Christus] het al wederzijds met Zichzelf te verzoenen – doordat Hij [God] vrede maakte door het bloed van Zijn kruis – hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.’ eigen vertaling
(Kol 1:20 – eigen vertaling)

De vrede van God
In deze tijd is de vrede van God gebonden aan het bezit van heilige geest, want deze brengt de vrede als vrucht tevoorschijn. Gal.5:22

Wanneer de geest van God in je woont, heb je ook de vrede van God in je hart. Alleen de geest van God deelt ons het bewustzijn van onze redding, rechtvaardiging, verzoening en wederzijdse verzoening toe. Want dit zijn de fundamenten van onze innerlijke vrede. 

Deze geest is een belangrijke genadegave van God voor ons, die ons ook in staat stelt in de juiste verwachting te staan. Daarom bidt Paulus voor de gelovigen in Rome: ‘De God nu van de hoop (verwachting) vervulle jullie met alle vreugde en alle vrede in het geloof, om overvloedig te zijn in de hoop (verwachting), in de kracht van heilige geest.’ Rom.15:13

De vrede van God, die al ons verstand te boven gaat, zou voortdurend in de harten regeren van hen die de heerlijkheid van God erkend hebben ­ in het bijzonder in hen die Hem als de enige schepper, verzoener en voltooier van het al erkennen. 

‘Wij dan, gerechtvaardigd uit geloof, hebben vrede naar God toe, door onze Heer Jezus Christus.’ Rom.5:1 Dat wil niet per se zeggen, dat wij de vrede weliswaar zouden moeten hebben, maar helaas in de praktijk niet hebben. Integendeel! Het woord drukt uit dat wij uit geloof gerechtvaardigd zijn, waarmee het fundament voor de vrede met God gelegd is. 

Wanneer wij namelijk gerechtvaardigd zijn, wat ongeveer zoveel betekent als ‘vrijgesproken’, dan zijn alle spanningen tussen God en ons verwijderd. Het is werkelijk vrede geworden. Let wel, deze vrede maken wij niet met God, maar die maakt God met onsEf.2:14-16

Hij alleen geeft vrede in Christus Jezus: ‘Hij zelf nu, de Heer van de vrede, moge Hij aan jullie de vrede geven, voortdurend, op iedere manier.’ 2Thess.3:16

Dat is een bijzonder punt in de voorbede van de apostel Paulus voor de gelovigen in Thessaloniki. Hij denkt daarbij ook aan de vrede  naar buiten toe, als hij zegt: ‘op iedere manier!’ Juist de Thessalonicenzen ondervonden omwille van hun geloof allerlei vervolging en verdrukking van hun stamgenoten. 1Thess.1:6; 2:14,15 Zij kenden om die reden geen vrede en ontspanning in hun directe omgeving. Daarom was de voorbede voor hen om vrede ‘voortdurend, op iedere manier’ zo nodig. 

En ook nu nog is zo’n voorbede niet onnodig. Waarom? Vanwege verstoorders van de vrede!

Vrede verstoorder
Kan de vrede van God in ons dan belemmerd worden? 

De tegenwerker probeert hardnekkig ons uit onze vrede met God los te maken. Deze doet dat om ons op welke manier dan ook onzeker te maken. Hij probeert onze vrede met de buitenwereld, het in vrede met elkaar leven in onze omgeving, te niet te doen, in de hoop daarmee ook onze innerlijke vrede te verstoren. Daar heeft hij talrijke handlangers voor, zowel onder goddelozen als onder kennelijk vrome mensen! Hoe vaak wordt niet door laatstgenoemden de vrede in gelovige kringen verstoord? 

We hebben vaak genoeg meegemaakt, dat wettisch ingestelde gelovigen in volstrekt vleselijk-zielse eigenzinnigheid (her)­in­voering eisen van zogenaamde daden van geloofsgehoorzaamheid (zoals de waterdoop, het houden van vaste dagen en dergelijke). En als het niet lukt om dat door te zetten, brengen zij hun hele kring in verwarring. 

Te denken valt ook aan de voortdurende competentiestrijd in geloofsgroepen en jaloezie onder geloofsgenoten, bij wie het aan ootmoed en zachtmoedigheid ontbreekt. Wanneer hun streven geen succes heeft, zijn zij bereid om niet alleen hun eigen kring, maar ook hele geloofswerken te doen beven. 

Achter al hun geldingsdrang staat de tegenwerker, die deze ongekruisigde eigenschappen oproept en aanwakkert, om zo de vrede naar buiten toe te verstoren en om bovendien ook nog de innerlijke vrede te verwoesten. 

Als we hier bij onszelf te raden gaan, denken we aan de aansporing voor ons vlees en zijn begeren, aan ontrouw en een goddeloze wandel, dat alles is er op gericht om ons van binnen te laten beven en onze vrede te roven. 

Wie onder de gelovigen kan zeggen dat hij dat nog nooit heeft meegemaakt. Wie zal dat nooit overkomen? 

Dan nog bestaat er deze waarheid: Wij mogen de vrede van God hebben, voortdurend en op iedere manier! Het is ons door de apostel Paulus voortreffelijk aangegeven, dat wij daarvoor mogen bidden, zowel voor onszelf als voor elkaar. De vrede van God zal zich dan in een passende wandel laten zien. 

Onze wandel in vrede
Onze wandel is steeds de zichtbare kant van de innerlijke, onzichtbare houding. Het geheimenis van de godsvrucht 1Tim.3:16 is niet werkzaam door vrome uitspraken of ceremonieën, maar alleen door wandel, ook met het oog op de in ons wonende vrede van God. 

De tegenwerker en zijn handlangers kunnen nog zoveel moeite doen, nog zoveel list en geweld aanwenden; onze door heilige geest bewerkte, goddelijke vredespositie is een geweldige kracht. De tot onze beschikking staande wapenrusting van God Ef.6 is volkomen toereikend om onder de aanvallen van de machten van de duisternis te blijven staan. Wanneer de vrede in gevaar komt, hebben we een verdedigingswapen: de voeten onderbonden met de bereidheid het evangelie van de vrede!

Wij worden aangesproken om de vreugdevolle boodschap van vrede, die ons tot erkenning van de vrede van God bracht, door de wandel te betuigen en in praktijk te brengen. God heeft tegenwoordig een houding van vrede aangenomen tegenover alle mensen. Wij kunnen Hem daarin navolgen als Zijn geliefde kinderen. 

Wij rekenen het door onze medemensen aangedane kwaad niet aan. Dat heeft de Heer aan Zichzelf voorbehouden. Zijn woord herinnert daaraan en vermaant ons:

 ‘Vergeldt niemand kwaad met kwaad, integendeel; hebt het goede voor met alle mensen [tot verheerlijking van onze Heer]. Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. Wreekt  jullie zelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de verontwaardiging, want er staat geschreven: “Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden,” spreekt de Heer.’ Rom.12:17-19

Wij zelf zijn helemaal niet in staat tot een juiste vergelding, want onze toorn en onze wraak zouden nooit aan de gerechtigheid van God kunnen beantwoorden en kunnen nooit Zijn goedkeuring wegdragen. Jac.1:19,20; Kol.3:8; 1Tim.2:8 

Vrede onder elkaar 
De wandel van de vredeskinderen zou met name in hun eigen kringen voorbeeldig zijn. Verschillen in goddelijke leiding, in de erkenning en in het onderwijs leiden niet zelden tot twist en strijd. Dat is bij elk lid van het lichaam van Christus maar al te bekend. Hoeveel te meer zouden zij die geestelijk gezind zijn hun ‘voeten onderbinden met de bereidheid van het evangelie van de vrede’ Ef.6:15 en ‘vrede onder elkaar te bewaren.’ 1Thess.5:13

Daartoe spreekt de Heer ons indringend aan in Zijn woord, namelijk met alle ootmoedige gezindheid en zachtmoedigheid te wandelen, zodat de één de ander met geduld in liefde verdraagt. Beijver je de eenheid van de geest te bewaren in de band van de vrede: één lichaam en één geest – één verwachting van jullie roeping – één Heer – één geloof – één doop – één God en Vader van allen, die is over allen en door allen en in allen. Ef.4:1-6

Als we ons steeds van deze, door God bewerkte eenheid bewust zijn, dan verliezen we de neiging tot twist en onenigheid en wint de broederlijke liefde het. Dan kunnen we ook in de geest van het hierboven genoemde woord onze dienst volledig uitvoeren. En laten we vooral het woord van vermaning goed in ons opnemen: ‘Overigens, broeders, verheugt je, laat je terechtbrengen, laat je vermanen, weest hetzelfde gezind, en houdt [voor alles] vrede en de God van de liefde en van de vrede zal met jullie zijn.’ 2Cor.13:11

Laten in het bijzonder jonge gelovigen deze woorden ter harte nemen. Juist in de jonge jaren heeft men weinig ervaring en onvoldoende zelfkennis, en men heeft daarom ook minder geduld met gelovigen die anders denken of langzamer groeien in de erkenning. Hoe snel ontglipt er niet een afkeurend woord, dat de ander beschadigt en zo de vrede onder elkaar verstoort.

Daarom ook wijst Paulus de jonge, maar zeer getalenteerde Timotheüs, op het volgende: ‘Maar ontvlucht de jeugdige begeerten, jaag echter naar gerechtigheid, geloof, liefde, vrede met allen die de Heer aanroepen uit een rein hart.’ 2Tim.2:22

Bij al wat we doen, waartoe we ons gedrongen of verplicht voelen, zouden we ons steeds zorgvuldig afvragen of het afbreekt of opbouwt. Dat hoeft niet te betekenen, dat we alles maar afwachtend laten staan, want wij zouden ook de werken van de duisternis aantonen en ontmaskeren, Ef.5:11 maar wij zouden niet in onze ijver het kind met het badwater weggooien.

Dus: laten wij met liefde en zachtmoedigheid te werk gaan, om de afgedwaalde en struikelende mensen te helpen loskomen uit de valstrik van de tegenwerker. 2Tim.2:23-26 Als we ons op deze wijze door Gods geest laten leiden, zonder in wettische en vleselijke ijver te vervallen, dan jagen we echt de dingen van vrede en onderlinge opbouw na. 

De talloze overwegingen die in ons hart zijn, die ons zwaar vallen, leiden ons tot gebed. Maar wij mogen als oprechte en gehoorzame kinderen van God, die zonder bijbedoelingen zich slechts uitstrekken om Hem te verheerlijken, de uitspraak in Kolossenzen 3:15 naleven: ‘En laat de vrede van Christus, waartoe jullie ook in één lichaam geroepen werden, scheidsrechter zijn in jullie hart en wordt dankbaar!’

Dankbaarheid tegenover de Vader en onze Heer Jezus Christus is een vrucht van de vrede en een bijzondere manier om Hem te verheerlijken. Omdat deze vrucht uit de verkregen en toegepaste vrede tot uitdrukking komt, wordt Paulus niet moe om in alle brieven aan de heiligen hen de zegenbede vrede toe te wensen. 

Tot slot
Wij hoeven niet te vrezen, ondanks de valstrikken van de tegenwerker en zijn geestelijke machten van het boze. Zij kunnen ons van tijd tot tijd hard aanvallen, zij hebben het recht om ons te beproeven, maar ze hebben geen macht om ons uit onze houding van vrede met God te verdringen. Ons gebed is tot onze Heer gericht, opdat onze vrede onder elkaar en met onze omgeving niet verstoord wordt. 

Dan mogen we ook ervaren: ‘De God nu van de vrede zal weldra de satan onder uw voeten vertreden.’ Rom.16:20 Hij geeft ons ook de belofte op overwinning over degene die onze vrede wil verstoren. 

We hoeven ook niet angstig te zijn, als wij kijken naar de gespannen volkerenwereld zonder vrede, met hun verdraaide, egoïstische en daarom ook vruchteloze vredesinspanningen. Wij houden ons vast aan het rijke woord van belofte: 

‘Vergeldt niemand kwaad met kwaad, integendeel; hebt het goede voor met alle mensen [tot ver-heerlijking van onze Heer]. Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle men-sen. Wreekt jullie zelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de verontwaardiging, want er staat geschreven: “Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden,” spreekt de Heer.’ eigen vertaling
(Rom 12:17-19 – eigen vertaling)
Der Friede Gottes II – Willhelm Schaffhauser; Konkordanter Verlag Pforzheim * UR 4/2019, 88. Jahrgang, blz.156-164
Vertaling: Hans van der Kleij – 21 januari 2020
Deel met anderen