Het verlangen naar vrede
Vrede geeft ontspanning. Waar vrede ontbreekt, zien we dat er spanning, vijandschap en soms oorlog is en de daarmee gepaard gaande angst en nood. Volken die in oorlog zijn geweest, begrijpen heel goed wat ‘vrede’ betekent. Vooral in die landen waar zich in alle hevigheid en gruwelijkheid zware gevechten hebben afgespeeld, en lang onder de gevolgen hebben geleden.
Het zal niemand bevreemden dat al deze mensen een grote angst bekruipt, wanneer ergens politieke spanningen ontstaan die wellicht tot een oorlogssituatie kunnen leiden. Het is tegenwoordig slechts te hopen dat een conflict zich beperkt tot een klein gebied. Anders valt te vrezen dat het snel over de continenten uitwaaiert. Daarom is er zo’n angst en daarom is er verlangen naar vrede en veiligheid.
De onderlinge verhouding tussen volken, in bijzonder tussen de grootmachten, kent geen goede verstandhouding in vrede. Die verhouding wordt verstoord door conflicten, burgeroorlogen en brandhaarden waar grootmachten buiten hun eigen grondgebied elkaars belangen bevechten. De politieke atmosfeer is zo gespannen, dat een grotere oorlog snel kan uitbreken.
Regeringen van de grotere landen met een zekere mate van verantwoordelijkheidsgevoel spannen zich begrijpelijkerwijs erg in om de wereldvrede te waarborgen. Daarvoor houden ze conferenties en hebben besprekingen. Diplomatieke nota’s worden uitgewisseld, ze vormen economische en militaire machtsblokken, en er worden nog altijd nieuwere, afschrikwekkende vernietigingswapens gemaakt. Ja, zelfs preventieve aanvallen worden uitgevoerd om toch maar de vrede af te dwingen en te bewaren. In werkelijkheid gaat het echter meestal om het veiligstellen van hun strategische en economische machtspolitiek en om de bevrediging van dwaas nationalisme en trots.
De onbevooroordeelde waarnemer verwondert zich zeer, dat ondanks enorme en kostbare inspanningen om vrede te bewerken, geen noemenswaardige resultaten geboekt worden. Er duiken juist integendeel, steeds weer nieuwe conflicten en nieuwe strijdpunten op.
Die situatie is kenmerkend voor onze wereld. Deze onvrede gaat al duizenden jaren door, ook al is de techniek enorm vooruitgegaan op een manier die vroeger onvoorstelbaar zou zijn.
Hoewel de Europese landen na de tweede wereldoorlog van felle oorlogen op hun continent verschoond zijn gebleven, hebben historici toch vastgesteld dat in de geschiedenis van de volkeren maar weinig jaren te vinden zijn, dat nergens op de wereld oorlog is geweest. Dat is voor gelovige bijbellezers niet zo wonderlijk want de naties hebben met betrekking tot hun tijden en gelegenheden 1Thess. 5:1 geen vredesbeloften [vergelijk 1000-jarig vrederijk].
Vrede is een illusie
Met het naderende einde van de tegenwoordige eon worden oorlogen steeds heftiger en gruwelijker. Met de kennis van moderne wetenschap en techniek zijn afstanden op aarde in korte tijd overwonnen. Ongekende mogelijkheden staan de mens ter beschikking bij zijn werk. Dit wordt door de tegenwerker en zijn duistere machten gebruikt om met hun menselijke handlangers de vrede op aarde onophoudelijk te verstoren. Zij zouden zo mogelijk een alles vernietigende oorlog ontketenen om het plan en het raadsbesluit van God te doorkruisen. Daar hoeven we echt niet verbaasd over te zijn, want het is ons uit de Schrift bekend dat de tegenwerker een verderver is, die tot niets anders in staat is dan vernietigen Jes.54:16. [verderver: lett. geheel-ruïneerder]
De Heer Jezus heeft zelf op de toenemende onrust in de wereld gewezen, voorafgaand aan de afsluiting van de eon Matt. 24:6,7. Ook de profeten hebben daar over gesproken: ‘geen verlossing voor verdrukking; God zet alle mensen tegen elkaar op” Zach. 8:10. Jeremia profeteert: “Hoop op vrede, maar er is niets goeds; hoop op een tijd van genezing, maar zie, er is verschrikking!’ Jer. 8:15. De wereld weet niets van deze dingen, zij kan er alleen voor vrezen. En zo zijn de volken en hun verantwoordelijke politici druk bezig om vrede d.m.v. diplomatie af te dwingen. Zij spiegelen zich zelf vrede voor als in een droom: ‘Zij zeggen (-of ze nu liegen of zich vergissen-) Vrede! Vrede! Terwijl er geen vrede is!’ vgl. Jer. 6:14; 8:11.
De vrede van Israël
Ook het volk Israël, dat na veel strijd een eigen onafhankelijke staat kon stichten, moet een eigen plek hebben om zich als volk verder te ontwikkelen. Dat volk is ongelofelijk energiek en vooruitstrevend. Het heeft zich tientallen jaren enorm ingespannen om de staatseconomie en industrie in Israël tot grote bloei te brengen. Dat is hen met bewonderenswaardige resultaten ook gelukt. Als het volk de ingeslagen weg wil vervolgen, dan is nog meer vrede nodig.
Israël is het enige volk op aarde dat in zijn heilige geschriften verwachtingsvolle vredesbeloften bezit, waar men dan ook op steunt. Zo is in Numeri 6:26 al te lezen: ‘de Here doe zijn aangezicht over u lichten en geve u vrede’. Dat is een uitgesproken zegen voor Israël, die de meeste christelijke kerken voor zichzelf opeisen en bij het einde van bijna elke zondagsdienst uitspreken.
En David heeft profetisch uitgesproken: ‘de Here zal zijn volk zegenen met vrede’ Ps. 29:11. En met name de Psalmen bevatten een hele reeks van beloften voor vrede: ‘Hij zal van vrede spreken tot zijn volk’ Psalm 85:9 en ‘Gerechtigheid en vrede kussen elkaar’ Psalm 85:11. God ging met Israël een zware weg van beproevingen tot opvoeding en terechtwijzing, zodat Hij, om het volk niet geheel in vertwijfeling te brengen, hen verzekert: ‘Ik heb gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven’. Jer. 29:11
Ook bij Jesaja klinkt het: ‘En mijn volk zal in een verblijf van vrede wonen’ Jes. 32:18 en ‘Ik doe haar [Jeruzalem] de vrede toestromen als een rivier’ Jes. 66:12. Dat zijn niet mis te verstane, grote vredestoezeggingen van God aan zijn volk. En Hij zal dat ook waarmaken, want Hij heeft dat reeds aan de aartsvaders van Israël beloofd: ‘want de genadegaven en roeping Gods zijn onberouwelijk’ Rom. 11:29. Deze geweldige vrede, die God eens aan zijn uitverkoren volk zal geven, zal dan ook de gehele wereld in diepe verwondering hullen: ‘ja, zij (alle volkeren van de aarde) zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en het heil, dat Ik aan haar doe’ Jer.33:9.
Natuurlijk denken de betreffende politici in Israël ook heden ten dage aan deze goddelijke beloften, als ze moeite doen om met hun vijandelijke buurlanden tot een vredesplan te komen, daarmee kunnen ze het land in vrede naar een paradijselijke toestand leiden. Daarbij zien ze een zeer belangrijk punt over het hoofd: de vrede van Israël hangt af van de aanwezigheid van de Messiaanse Koning! Salomo beschrijft deze toestand in Psalm 72, waar te lezen staat: ‘Gerechtigheid zal bloeien in zijn dagen [in de dagen dat de Messias-Koning aanwezig zal zijn] en grote vrede’ Psalm 72:7. En in die dagen van dat vrederijk zal de heerschappij groot zijn en de vrede op de wederopgerichte troon van David geen einde kennen Jes. 9:6-7. Zo geeft de profeet Micha de bevestiging met de woorden: ‘en Hij zal onze vrede zijn’ Micha 5:3.
Toen echter zo’n 2000 jaar geleden de beloofde Redder verscheen, mocht Zacharias, de vader van Johannes de Doper, daarvoor nog profeteren dat de Beloofde komt: ‘om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood, om onze voeten te richten op de weg des vredes’ Luc. 1:79.
Als dan spoedig daarna de hemelse boodschapper in de velden van Efratha de geboorte van de Messias-Redder aan de herders verkondigt, is er bij hem een grote hemelse legermacht, die God looft, zeggende: ‘Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen van het welbehagen!’ Luc. 2:13,14.
Later, in de tijd van de pinksterverkondiging, sprak Petrus in het huis van de Romeinse hoofdman Cornelius uit, dat God het woord aan de zonen van Israël schonk om vrede als evangelie te verkondigen door Jezus Christus. Hand. 10:36
Een tegenspraak?
Bestaat er dan een tegenspraak tussen de vroegere beloften en de zo-even aangegeven bekendmakingen enerzijds en de feiten anderzijds? Met de geboorte van de beloofde Messias-Koning kwam helemaal geen vrede op aarde. En bovendien, heeft de Heer Jezus niet zelf gezegd? ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’ Matt. 10:34. En elders zegt Hij: ‘Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid’ Luc. 12:51. Kun je je voorstellen hoe dit aankwam bij de toehoorders, die de Heer Jezus echt als de Messias zagen en die nu Zijn woorden met de van oudsher bekende beloften vergeleken? Heeft Jezus met deze woorden de vredesbeloften van de profeten, die voor de Israëlische voorvaders een heilige verzekering van God waren, weer opgeheven? Zeker niet! Hij moest echter zijn discipelen duidelijk maken, dat de tijd voor Israëls vrede nu nog niet gekomen was. Hoewel de tempel- en offerdienst al sinds honderden jaren aangaf, dat zowel Israël als ook de naties allereerst een verzoening met God nodig hadden en dat het ware en enig geldige offerlam nog moest komen, voordat zij zelf als koningen en priesters in een vrederijk konden deelnemen, ontging hen dit belangrijke punt. Zij waren overtuigd, dat het bloed van offerdieren voorgoed bevrijding bracht, in plaats te erkennen, dat dit slechts als een voorafschaduwing van de Christus werkzaam kon zijn. Hun ogen waren hiervoor nog bedekt.
Israël herkende de uitgestrekte vredeshand van God niet – nog niet! De Heer Jezus heeft dit met pijn in het hart ervaren, toen Hij met het gezicht op Jeruzalem gericht uitriep: ‘Och, of jullie toch op deze dag [terwijl jullie Koning in jullie midden is] zouden begrijpen wat jullie tot vrede dient!’ Luc. 19:42. Hij wist dat Hij eerst zou sterven en het verlossingsplan van de Vader moest uitvoeren, voordat vrede voor Israël en vrede voor de naties en alle andere schepsels mogelijk was. Wat de Heer in dit uur bedrukte, was de lijdensweg die Hij voor Zijn volk voorzag, waardoor Hem een groot medelijden overviel. Het behoort tot het lijden van God en Zijn Christus dat Hij Zijn schepsels eerst door verdrukking en lijden moet voeren, voordat zij ontvankelijk zullen worden voor Zijn genadegaven, die al de vroeger doorstane ervaringen zullen overtreffen.
Nog geen vrede voor Israël
Paulus kenmerkte de weg van Israël kort gezegd als: ‘verwoesting en ellende zijn op hun wegen, de weg van vrede kennen zij niet. De vrees voor God [wat de enige weg tot vrede had kunnen zijn] staat hun niet voor ogen’ Rom. 3:16-18. Paulus citeert hier uit de woorden van Jesaja: ‘Hun voeten snellen naar het kwade en haasten zich om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn onheilsgedachten [van wetteloosheid], verwoesting en verderf zijn op hun wegen. De weg van vrede kennen zij niet, en er is geen recht in hun sporen; zij gaan langs kronkelpaden [lett: hun wegen keren zich tegen henzelf], ieder die ze betreedt, kent de vrede niet’ Jes. 59:7,8. Is het niet verbazingwekkend hoe treffend deze woorden de huidige positie van Israël weergeven? Want, Israël heeft tot op heden geen vrede!
Het mag dan menige politieke en militaire overwinning opgeleverd hebben, maar het leidt niet tot de gewenste vrede. In tegendeel de aangrenzende vijanden van Israël raken nog meer verbitterd en worden wraakzuchtiger. Ze broeden op een vergelding en wachten slechts op een gunstige gelegenheid Israël te vernederen. Bij deze omstandigheden kan het volk van de nieuwe staat zich niet in rust ontwikkelen. In de rest van de wereld en in de Verenigde Naties is nauwelijks begrip en steun te vinden, er zijn weinig machtige en toegewijde vrienden; op deze wijze staat het onophoudelijk onder fysieke en geestelijke druk – zonder vrede! Daarbij komt nog dat Israël ook geen innerlijke vrede in het hart bezit, omdat God het thans niet schenkt. Deze vrede, die zowel uiterlijke als innerlijke gemoedsrust verenigt, die echte en volkomen redding betekent, kan pas aan het gehele volk geschonken worden in het messiaanse koninkrijk. Daaraan voorafgaand zal het de toorn van God en daarmee precies het tegenovergestelde van vrede beleven, namelijk een onvoorstelbare verdrukking in zulk een mate, ‘zoals er niet geweest is vanaf het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer zijn zal’ Matt. 24:21.
Slechts weinig uitgekozen Israëlieten kregen een innerlijke vrede in het hart, toen de Heer Jezus op aarde wandelde als ook in de tijd der pinksterverkondiging. De Heer zelf zei tot hen: ‘Vrede laat ik jullie [in tegenstelling tot Matteus 10:34 en Lucas 12:51], mijn vrede geef ik jullie, niet gelijk de wereld die geeft, [een valse denkbeeldige en bedreigende vrede, waar de staat Israël nu in (over)leeft] geef Ik hem jullie. Laat jullie hart niet ontroerd of versaagd worden.’ Joh.14:27 De Heer laat er geen twijfel over bestaan, dat het niet om uiterlijke vrede gaat, om een ongestoord rustig leventje, maar om de innerlijke vrede van het hart met en vanuit God in Christus Jezus. Hij belooft hen geen rustig en zorgeloos uiterlijk bestaan. Strijd zal ook hen niet bespaard blijven. Maar Hij bemoedigt hen: [zie: Johannes 13:31–16:32] ‘Dit heb Ik tot jullie gesproken, opdat jullie in Mij vrede hebben. In de wereld lijden jullie verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen’ Joh.16:33. Hier worden de zaken tegenover elkaar gezet: ‘in de wereld’ en ‘in Mij’! In de wereld is heden geen vrede, maar in Christus is die er wel. Daarom was ook de groet van de opgestane Heer aan zijn discipelen niet simpelweg een in het Midden-Oosten gebruikelijke zegswijze, maar een echte zegenspreuk: ‘Vrede zij u!’ Luc.24:36; Joh.20:19;26.
De vrede van de naties (heidenlanden)
De vrede van de naties is afhankelijk van de vrede van Israël, zij kunnen geen blijvende vrede hebben zolang Israël dat ook niet heeft, al doen ze nog zoveel moeite. Wanneer zij daar bovenop ook nog Israël bestrijden, dan strijden ze (zonder het te weten) tegen hun eigen vrede.
De vrede van Israël is afhankelijk van de aanwezigheid van de Messias-Koning, zodoende komt op aarde geen bestendige vrede voordat de verheerlijkte Zoon van God komt met zijn heilige boodschappers. Volken en regeringen weten dit weliswaar niet, want ze hebben geen kennis [erkenning] van deze zaken. ‘Christus’ zegt hen niets meer dan een sage over een idealist uit de oudheid. De religieuze wereld onderscheidt zich in deze opvatting alleen doordat men Hem als Gods Zoon ziet, verblijvend in de hemel, zonder van Hem enige invloed op aarde te verwachten in de toekomst. Daarom treffen volksleiders hun eigen maatregelen om vrede overeenkomstig hun wensen te bereiken. Het zal hen dan ook op een bestemde tijd en in een bestemde omvang gelukken om een schijnvrede te krijgen.
Die komt als de mens van de wetteloosheid, de zoon des verderfs, 2Thess. 2:3 de teugels in de wereldregering overneemt. Hij komt alleen tot dit schijnsucces als hij met Israël een vals verbond sluit, dat hij in het midden van de laatste jaarweek smadelijk zal verbreken. Dan. 9:27; Jes. 28:18 Hierna en door dit alles, zal er een bedrieglijke wereldvrede komen, waardoor alle volken in een juichstemming zullen geloven: ‘Vrede en rust!’ De heilige schrift, waarin deze gebeurtenissen sinds lang zijn voorzegd, oordeelt hierover met: ‘Terwijl zij zullen zeggen: het is alles vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen’ 1Thess. 5:3.
(Wordt vervolgd)
Vertaling:Hans van der Kleij – 6 oktober 2019