De wil van God

God bewerkt in het universum alles in overeenstemming met de raad van Zijn wil Efeziers 1:11. Maar dit feit maakte Paulus pas bekend, nadat hij in het kort Efeziers 1:9,10 het geheimenis van Christus onthuld had. Daaruit blijkt, dat het al in de afsluitende eon onder één Hoofd, Christus, komt. Zonder deze onthulling is de heerlijke uitspraak Efeziers 1:11 niet te bevatten. God zal de chaos die we nu nog zien, beëindigen. Hij zal heel de schepping onderschikken aan de regering van Zijn Gezalfde. Wanneer we deze belofte geloven, kunnen we ook erkennen dat de huidige toestand in deze wereld aan Zijn wil ondergeschikt is. Vanuit de mens bekeken zijn er veel dingen die totaal en uitzichtloos tegen Gods wil schijnen te gaan. Zo zou je kunnen denken, dat het al, tegengesteld aan Gods plan, door satan geregeerd wordt.

Gods wil en bedoeling
Het is zeer belangrijk, dat we de betekenis van het woord raad/raadsbesluit niet missen. De wereld is op dit moment totaal niet op één lijn met de wil van God. Ze is echter wel in overeenstemming met het raad/raadsbesluit van Zijn wil. Om Zijn verborgen bedoeling uit te voeren, gebruikt God in Zijn wijsheid de weerstand tegen Zijn geopenbaarde wil. De krachten van het boze werken tegen Zijn wil in. Niettemin zijn juist dié het middel om de doelen, die Hij zich voorgenomen had, te bereiken. Mensen menen dat zij zich tegen God kunnen verzetten of Hem kunnen minachten. De ergste misdaad die de mens ooit tegen Hem beging, was de kruisiging van Zijn Christus. Deze daad was zeker tegen Zijn wil! Maar die was wél overeenkomstig Zijn eenduidige raadsbesluitHandelingen 4:26-28 In plaats van een hindernis voor Zijn plan te zijn, bleek juist deze misdaad Zijn voornemen enorm te bevorderen. Dat geldt voor alle weerstanden tegen de geopenbaarde wil van God. Hij brengt deze steeds in harmonie met Zijn raadsbesluit. En Hij zal ze voortdurend inzetten om Zijn bedoeling te bereiken.

Christus’ werk
We zouden in acht nemen, dat Christus uitsluitend werkt aan de positieve kant van Gods bedoeling. Zijn handelen is in harmonie met de geopenbaarde wil van God. Satan en alle invloeden die van hem uitgaan, zijn aan de andere kant bezig. Zij vernielen en verwoesten. En ze vervullen Gods raadsbesluit terwijl ze ingesteld zijn op het weerstaan van Zijn wil. Christus werkt echter in volkomen overeenstemming met de wil van Zijn Vader. In de toekomstige eon van de eonen is satan verbannen en Christus het gekroonde Hoofd van de schepping. Dan zal het onderscheid tussen de wil van God en de raad van Zijn wil verdwijnen. Dan zal ook Zijn voornemen tot vervulling van Zijn plannen geen tegenstand meer vereisen. Onder de zegenrijke regering van de Zoon van God zijn middelen als het kwaad en het boze – om Zijn wezen en Zijn liefde te onthullen – overbodig geworden. Zijn wil zal dan onbelemmerd gedaan worden.

Christus volgt de wil van God
In verband met ons thema is het goed dat we zien, dat Christus niet actief met Gods fundamentele voornemen in verbinding staat. Hij weet ervan, maar neemt niet actief deel aan het maken van plannen of aan de uitvoering daarvan. Een gebeurtenis tijdens Zijn aardse bediening laat dat zien. Toen de steden waar Hij Zijn machtigste daden deed, zich niet bekeerden, was Hij niet teleurgesteld. Maar Hij loofde God en zei: ‘Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit voor wijzen en verstandigen verbergt, maar aan onmondigen onthult. Ja, Vader, want zo was het een welbehagen voor U.’ Mattheus 11:25,26 Onze Heer verborg Zijn woorden niet voor de mensen. Hij volgde de wil van God, en intussen maakte Hij die bekend. Hij onthult wat God verborgen had. God en Zijn Zoon werken verschillend, hoewel zij één zijn. Christus verandert de aard van Zijn werkwijze niet, opdat die met het handelen van God in overeenstemming zou zijn. Hij schikt zich in en huldigt Zijn Vader; maar Hij richt zich in Zijn doen en laten op de geopenbaarde wil van God. De werkzaamheid van het raadsbesluit en voornemen van God blijft verborgen. Zo gezien werkt Christus alleen aan één kant van Gods handelen actief mee.

Wat Christus wil
Eén van de meest verbazingwekkende en onthullende feiten aangaande Christus is het volledig afzien van het doorzetten van Zijn eigen wil. De enige Mens die volkomen volgens Zijn eigen wilsbesluiten kon handelen, zag helemaal van dit voorrecht af. Op geen enkel tijdstip deed Hij iets volgens Zijn eigen wil. Hij was en handelde steeds in overeenstemming met de wil van God. Zo stond Hij geen moment op gespannen voet met Zijn Vader. De wil van onze Heer vond zijn oorsprong in God, nooit in Hem zelf.

Niet Mijn wil
Tijdens Zijn aardse bediening verwachtte hij nooit dat mensen Zijn wil opvolgden. Het was Zijn opdracht de wil van een Ander te vervullen. Toen Hij in deze wereld kwam, zei Hij: ‘Zie, Ik kom…om Uw wil, o God, te doen!’ Hebreeen 10:7 Dit was en is Zijn meest genadevolle en heerlijkste eigenschap. We kunnen Hem niet aan Zijn God gelijkstellen. Anders zouden we de volle heerlijkheid en grootheid van zowel de Vader als de Zoon niet goed kunnen erkennen. De wil van de Christus van God heeft niet dezelfde kracht als die van Zijn Vader. Welke eigenschap van de Godheid zou overtuigender kunnen zijn dan een overstoorbare wil? Als mensen zijn we geneigd elkaar te beoordelen op de mate waarin we onze wil kunnen doorzetten. Op die manier verwacht men van de Godheid dat die de eigen wil onaantastbaar door kan voeren. Op God is dit wel van toepassing, maar niet op Christus.

‘Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede’ Mattheus 26:39; Marcus 14:36; Lucas 22:42 Daarin horen we Zijn gezindheid. Die zegt ons wat de relatie tussen de wil van Christus en die van Zijn God is. Dit staat in schril contrast tot de houding van eenvoudige mensen die in hun onwetende hoogmoed roepen: ‘Ik wil wat ik wil wanneer ik het wil.’ Christus erkende, dat in het universum dat in overeenstemming met de raad van Gods wil geregeerd wordt Efeziers 1:11 slechts ruimte is voor één wil: die van de Allerhoogste. Christus verklaarde zelf dat Zijn wil niet allerhoogst is. Toen Hij niet helemaal één met de wil van God was, boog Hij daaronder. Bij Zijn gebed op de Olijfberg laat Hij Zijn houding duidelijk zien. Als Uitvoerder van de wil van God en als Zijn Representant was Zijn wil in harmonie met die van de Vader. Maar toen de tijd aanbrak dat Hij als Redder zou lijden, moest Hij Zijn eigen wil onderschikken aan die van God.

De wil van God is absoluut
Het bezitten van een wil is niet uitsluitend aan de Godheid voorbehouden. De meeste schepselen hebben in meer of mindere mate het vermogen een eigen wil te vormen. Maar niemand kan verder gaan dan de beperkte capaciteit van de eigen wil. God bepaalt de grenzen van hun wil. De wil van God is absoluut en overwint alles. Nooit zal Zijn wil zich aan een andere onderwerpen. Christus, die Zijn wil afstemt op de bedoeling van Zijn Vader, is als God, maar is zelf niet God. Het feit dat Hij zich schikt naar een andere wil, is het bewijs dat Zijn wil niet allerhoogst is.

Christus zocht niet Zijn eigen wil
Het sluitende bewijs, dat Christus geen poging wilde doen om de gebeurtenissen te sturen, ook niet in Zijn eigen dienst op aarde, blijkt uit herhaalde uitspraken dat Hij niet Zijn eigen wilsbeslissingen uitvoerde. ‘Ik kan helemaal niets uit Mijzelf doen…omdat Ik niet Mijn eigen wil zoek, maar de wil van Degene die Mij gezonden heeft.’ Johannes 5:30 Dat zei Hij tegen de Joden die Zijn zending als Messias betwijfelden. De Gezalfde is niet zelf de Godheid die over de gebeurtenissen beslissen kon. Hij is de Ene, die de opdrachten uitvoert van Degene van wie de wil de hoogste is. Johannes vertelt ons daarover: ‘…want Ik ben niet uit de hemel neergedaald opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Degene die Mij gezonden heeft.’ Johannes 6:38. Dat Hij een eigen wil had, onafhankelijk van de wil van God, blijkt uit de geciteerde Schriftplaatsen. Zijn wil is echter steeds in volkomen harmonie met die van de Vader, zodat volledige eenheid in de Uitvoering bestaat. Er brak een tijd aan dat Zijn wil niet helemaal met die van Vader overeenstemde. Met het oog op het naderende diepe lijden aan het kruis, schrok Zijn ziel terug. Daarom kon Zijn wil niet langer zonder meer onderschikken. In dit licht beluisteren we Zijn uitroep in Gethsémané: ‘Vader, indien het Uw bedoelen is, neem deze beker van Mij weg! Maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden!’ Lucas 22:42. De voor Hem liggende, door de Vader bepaalde weg hield in, dat een vreselijke doodsstrijd zou komen. Daar schrok Hij van terug; de schaduw van de onderbroken gemeenschap met de Vader viel op Hem. Hij bevond zich op dat moment buiten de wil van Zijn Vader voor Hem. Maar Hij leerde gehoorzaamheid en onderschikte zich. Hier lezen we het duidelijkst het onderscheid tussen Zijn wil en Gods wil. God kon zelf absoluut niet zeggen: ‘Niet Mijn wil.’ Zou Hij toegegeven hebben aan de Zoon, dan zou de redding van het al niet tot stand zijn gekomen. Het plan met en het doel van de schepping zouden dan stukgelopen zijn. Het Offer moest gebracht worden, anders had de zonde de Godheid onttroond. De verwachting van heel de schepping hing af van de onveranderlijkheid van Gods wil én het beïnvloedbare en inschikkelijke van de wil van Christus. De heerlijkheid van God bestaat uit Zijn onaantastbare raadsbesluit; de heerlijkheid van de Zoon bewerkte Zijn onderschikking.

A.E. Knoch, UR-Duits 4/2019, blz.175-180, 
Ⓒ Konkordanterverlag.de; vertaling: Date Gorter
Verwante onderwerpen:
vrije wil
Deel met anderen