In artikelen uit de eerdere twee uitgaven van het blad, in studies online, in de voetnoten en op andere plekken benadruk ik steeds weer en steeds meer de noodzaak van context om de Bijbel te begrijpen. Of, zoals in het artikel “Letterlijk staat er…” in het vorige blad omschreven, is context nodig om elke zin, elk woord te kunnen begrijpen. Achter een zin schuilen culturele gewoonten, algemene kennis, recente gebeurtenissen, persoonlijke geschiedenis, die allemaal mede bepalen wat je bedoelt met de woorden die je zegt. Als je praat met iemand die dezelfde cultuur heeft, dezelfde algemene kennis en dezelfde gebeurtenissen kent, dan ga je al die feiten niet herhalen als je met diegene praat, maar veronderstel je die kennis wel in wat je zegt. Als wij, 2000 jaar later, lezen wat een schrijver aan zijn lezers schrijft, die beiden uit een Grieks-Romeinse cultuur komen, met kennis van de gebeurtenissen uit die tijd, de omgeving etc., dan missen wij veel van die context die de schrijver en zijn lezers wel deelden, en kunnen er niet zomaar vanuit gaan dat we, als we simpelweg lezen wat er letterlijk staat, precies dat begrijpen wat de oorspronkelijke schrijver bedoelde.
Dit heb ik vaker op meerdere plekken geschreven, en steeds weer en steeds meer benadrukt hoe het dus nodig is de context te bestuderen, de cultuur, de achtergrond. Niet alleen uit de Bijbel, ook uit andere bronnen. Van een aantal kanten is hierop de reactie gekomen, dat deze benadering ingaat tegen wat in hun ogen de juiste manier is om de schrift te bestuderen. De schrift is Gods woord, door Hem geïnspireerd, 7 maal gelouterd. We zouden juist wegblijven van mensenkennis, menselijke invulling. We hebben geen menselijke context nodig, maar de context die God geeft. We zouden schrift met schrift vergelijken, niet de uitleg van de schrift laten bepalen door buiten-Bijbelse bronnen! Absoluut gesteld menen zij die zo reageren dat we de schrift kunnen begrijpen puur vanuit de schrift zelf, zonder enige aanvulling of context van andere bronnen. Alleen zo zou je, zonder menselijke invulling, kunnen zien wat er écht staat.
Deze bezwaren klinken allemaal als goede, Bijbelse argumenten, en het is ook gebaseerd op een aantal tekstplaatsen. Laten we eens die tekstplaatsen bestuderen, en nagaan of het bezwaar terecht is.
Gods woord, door Hem geïnspireerd
De eerste uitspraak, dat “de schrift” gelijk is aan “Gods woord” is gelijk al een interessante. Wat verstaan we onder “de schrift”, en is dit alles “Gods woord”, zijn dat allemaal Gods woorden?
Als het Nieuwe Testament spreekt over “de schrift”, dan gaat dat in eerste instantie over de geschriften die zij kenden, het Oude Testament. Dat is “de schrift” of “de schriften” waar Jezus (bijv. Mat 21:42; Mar 14:49), de discipelen (bijv. Luc 24:32; Han 1:16; 17:2) en Paulus (bijv. Rom 1:2; 4:3; 1Kor 15:3; Gal 3:8; 4:30) naar verwijzen. Toch zie je in latere brieven dat ook delen van het Nieuwe Testament tot de schriften worden gerekend. Zo spreekt Petrus in 1Pet 3:16 over de brieven van Paulus en “de overige schriften”.
Maar als we de schrift opvatten zoals we dat vaak doen, alle boeken die we in onze Bijbel vinden, is dan heel de schrift Gods woord? Volgens de Bijbel is Gods woord zuiver (Psa 18:31), betrouwbaar (Psa 33:4; 119:160; 2Sam 22:31), iets om te volgen en te houden (Psa 119:9; Spr 2:6), en iets wat nooit vergaat (Jes 40:8). En de Bijbel staat vol met woorden die God gesproken heeft. Maar er staan ook woorden van mensen in, denk aan de woorden van de vrienden van Job. Zij spraken onterecht over Job en over God (Job 42:7), maar hun woorden zijn wel opgenomen in de schrift. Jezus spreekt wat Hij van God gekregen heeft om te spreken (Joh 5:19-43; Hij was Zelf het Woord van God, Joh 1:1-3), en Paulus verkondigt het evangelie dat hij van Christus ontvangen heeft (Gal 1:11-12), maar geeft soms ook eigen instructies (1Kor 7:12).
We lezen over het woord van God in Hebr 4:
12 Want levend is het woord van God, en werkzaam en scherper dan ieder tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, van zowel verbindingen als merg, en is een scheidsman van de overleggingen en gedachten van het hart.
Het is een prachtig vers, dat herinnert aan de kracht van Gods woord. Het bracht de schepping en het leven voort (Gen 1; Psa 95; Joh 1:1-3). Maar het maakt ook krachtig scheiding tussen ziel en geest, het oordeelt over onze overleggingen. Dit vers is een uitleg op vers 11, waar de schrijver, na het hervertellen van de fouten van het volk, hun ongehoorzaamheid, oproept niet dezelfde fouten te maken, en niet ook ongehoorzaam zijn. Want, zo zegt hij, het woord van God is als een zwaard, dat in ons leven precies laat zien wat ziels en wat geestelijk is, en beoordeelt of we de juiste overleggingen en gedachten hebben. Gods woord werkt diep in ons leven, en wijst op wat van Hem afwijkt, wat ons ongehoorzaam maakt, wat ziels is.
Maar de schrift bevat dus ook woorden en instructies van mensen, zo zagen we al. Het bevat menselijke gedachten, menselijke invloeden. Betekent dit dat we er eigenlijk niet op kunnen vertrouwen? Dat er fouten in de Bijbel staan? Er zijn wel zaken die niet lijken te kloppen in verhalen, zoals de twee versies van het verhaal van David en de dorsvloer van Arauna, waar enkele details niet lijken te matchen, zoals de betaalde prijs, of de verschillende versies van de haan die kraait bij Petrus, die niet overeenkomen. Vaak zijn vermeende tegenstellingen gemakkelijk op te lossen, maar geregeld betekent het eigenlijk vooral dat wij het verhaal op een moderne manier lezen, niet zoals de schrijver en het genre bedoelen, maar dat is een interessant onderwerp voor een andere keer.
Het schuurt vooral met ons idee dat de hele schrift door God geïnspireerd is, en dus elk woord letterlijk waar is, en dat het geen fouten kan bevatten. Ik meen dus dat we vaak met onze “letterlijke manier van lezen” de tekst anders lezen dan de schrijver het bedoelde, maar het idee van de Goddelijke inspiratie komt uit 2Tim 3:16,17
16 Heel de schrift is God-geademd en nuttig tot onderwijzing, tot aantoning, tot terechtwijzing, tot de opvoeding, die in rechtvaardigheid is, 17 opdat de mens van God toegerust is, tot ieder goed werk volkomen toegerust.
Heel de schrift is God-geademd. Dat is een mysterieus woord. Het woord wordt ook wel gebruikt om te verwijzen naar de schepping van de mens, als God in de neusgaten van de mens ademt. Het is de vraag of hier bedoeld wordt dat God elke letter van de schrift gedicteerd heeft aan menselijke schrijvers, die zich dan gedachteloos lieten gebruiken hiervoor. Dat is niet wat dit woord betekent, en ook niet wat we terugzien. We zien juist dat verschillende boeken verschillende stijlen hebben, voorkeur voor woorden, eigen inbreng. Misschien moeten we dit eerder lezen als hoe God door de Bijbel heen ademt. Van elke bladzij spreekt het verhaal van God die met de mensen bezig is. God spreekt zijn boodschap, maar door mensen heen. Of moeten we de adem van God opvatten als Gods geest die schrijvers leidt en inspireert? Ook dat betekent nog geen dicteren. Wij worden allemaal dagelijks door de geest geleid en geïnspireerd, maar maken ook nog onze eigen keuzes.
Maar de precieze betekenis van dit vers is niet van belang, het is van belang wat dit vervolgens zegt over de vragen waar we mee begonnen. Het geeft aan wat we allemaal onderschrijven. Gods woorden zijn betrouwbaar. Willen we de waarheid leren kennen, dan moeten we in de schriften zijn. Daar ademt God doorheen. Wat deze verzen niet zeggen, is dat het dus verkeerd is om te leren over achtergrond en cultuur, om de tekst beter te begrijpen.
7 maal gelouterd
Op een aantal plekken wordt de betrouwbaarheid van het woord nog verder uitgewerkt. We lezen in Psalm 12:
7 De gezegden van Jahwe zijn reine gezegden, als zilver, gelouterd in een smeltoven op het land, zevenmaal gezuiverd.
En in Spreuken 30 lezen we:
5 Ieder gezegde van Jahwe is gelouterd. Een schild is Hij voor wie hun toevlucht zoeken in Hem.
Deze en andere verzen worden vaak aangehaald in dit soort discussies, aangezien ze sterk onderstrepen hoe betrouwbaar en zuiver het woord van God is. Dat betekent zonder meer dat we mogen vertrouwen op de woorden van God. Wat het niet betekent, is dat het dus verkeerd is om te leren over achtergrond en cultuur, om de tekst beter te begrijpen.
Geen mensenkennis, menselijke invulling
Op verschillende plekken zet Paulus de wijsheid van de wereld tegenover de wijsheid van God (1Kor 2:6-15), en de wijsheid van mensen tegenover de schrift. Zo lezen we in Kolossenzen 2:
8 Zie toe dat er niet iemand zal zijn die jullie beroofd wegvoert door filosofie en lege verleiding, in overeenstemming met de overlevering van mensen, in overeenstemming met de grondbeginselen van de wereld en niet in overeenstemming met Christus.
Waar gaat dit over? Wordt elke menselijke wijsheid hier veroordeelt? Dat zou een te scherpe lezing zijn. Waar Paulus voor waarschuwt, is filosofie en menselijke overleveringen die niet in overeenstemming is met Christus, die je beroven en wegvoeren van Hem. Wat precies de “beginselen van de wereld” zijn is lastig te zeggen. Het woord voor beginselen, stoikheion, is een woord dat voor de basiselementen van iets gebruikt wordt, zoals voor de elementen waaruit alles gemaakt is, of in onderwijs, de basisbeginselen waar de rest van het onderwijs op voortbouwt. Maar wat zijn de grondbeginselen van de wereld? In Gal 4:3,9 wordt dezelfde frase gebruikt, en lijkt het een andere manier te zijn om te wijzen op de wet. Het woord kan misschien ook wijzen op religieuze beginselen. Religieuze beginselen van de wereld, die niet in overeenstemming zijn met Christus, kunnen je ook beroven en wegvoeren van Hem, dus dat is een mogelijke interpretatie.
Wat we zonder meer uit deze en andere tegenstellingen tussen wereldse en Goddelijke wijsheid en woorden kunnen halen, is dat we ervoor moeten waken dat menselijke wijsheid en woorden niet in tegenspraak zijn met wat we in de schrift over Christus leren, en dat ze ons niet beroven en wegvoeren van Hem. Dat lijkt me een zeer gezond principe. Wat het niet zegt, en wat ook niet kan, is dat alle menselijke wijsheid verkeerd is. Ons leven is in alles, in alle spullen die we gebruiken, en beslissingen die we maken, gebaseerd op menselijke wijsheid. Wijsheid en creativiteit die God ons gegeven heeft om te gebruiken. Maar we zouden er op letten dat onze wijsheid niet boven de schrift komt te staan, ervan afwijkt en ons wegvoert. Wat het niet betekent, is dat het verkeerd is om te leren over achtergrond en cultuur, om de tekst beter te begrijpen.
Schrift met schrift vergelijken
Hét principe on de Bijbel te bestuderen, zo wordt tegengeworpen, zou zijn dat we niet allemaal andere bronnen erbij halen, maar puur de schrift naast zichzelf leggen, zichzelf laten uitleggen, schrift met schrift vergelijken. Zoals Luther zei: sola scriptura, de schrift alleen!
Een aantal schriftplaatsen wijzen op dit principe, dat de schrift uitleg geeft over zichzelf. We vinden het sowieso bij de vele citaten in het Nieuwe Testament uit het Oude, waar deze teksten verder worden uitgelegd, of wordt laten zien hoe ze tot vervulling komen. Ook als Paulus aan de Joden in Berea Christus verkondigde, lezen we in Handelingen 17 over hen:
11 Dezen nu waren edeler dan zij in Tessalonica, die het woord ontvingen met alle gretigheid, dagelijks de schriften vragend onderzoekend of deze dingen zo moge zijn.
De Bereeërs gingen in hun schriften, het Oude Testament, na of de Christus die Paulus verkondigde inderdaad de vervulling was van de beloften van de profeten en andere schrijvers. Dat was wat Paulus claimde, en is wat zij nagingen. Dit wordt geprezen als een goed principe.
In 1Korinte 2 schrijft Paulus verder:
12 Wíj hebben echter niet de geest van de wereld ontvangen, maar de geest die uit God is, opdat wij weten wat door God ons in genade geschonken is, 13 waarover wij ook spreken, niet met woorden geleerd van menselijke wijsheid, maar met woorden geleerd van de geest, geestelijke dingen met geestelijke dingenvergelijkend.
In dit stuk zet Paulus de wijsheid van de wereld tegenover de wijsheid van God. Zij verkondigden een gekruisigde Christus, een gekruisigde Messias als redder van de wereld. Iets wat geen mens had kunnen bedenken, wat in geen mensenhart was opgekomen, maar God bedacht had om ons in genade te schenken. Deze dingen kun je niet leren kennen door buiten God om te filosoferen, door knappe menselijke theorieën te ontwikkelen. Het is in de ogen van mensen dwaasheid, maar het blijkt Gods wijsheid te zijn (1:20-25).
Alleen door de geest van God zijn mensen in staat God te begrijpen, en Gods wijsheid te ontvangen. Daarom zegt Paulus dat zij die geest ontvangen hebben, en daardoor weten ze wat God in genade geschonken heeft. Daarom zegt hij dat zij niet in woorden van menselijke wijsheid spreken – het idee is dwaas in ogen van mensen – maar woorden van Gods geest, die dus Gods wijsheid bevatten. En dan noemt hij “geestelijke dingen met geestelijke dingen vergelijkend”. Wat bedoelt hij daar mee? Dat is afhankelijk van hoe je het woord “vergelijkend” vertaalt. Dat woord, sugkrino, kan “samenbrengen”, “vergelijken” maar ook “uitleggen” betekenen. Paulus kan bedoelen dat we “geestelijke dingen met geestelijke dingen uitleggen”, dus geestelijke zaken met geestelijke woorden uitleggen. Dat zou heel goed in het tekstverband passen. Ook mogelijk is “aan geestelijke mensen geestelijke dingen uitleggen”. Als we toch richting “vergelijken” gaan met dit woord, dan wordt het lastiger dit in de context te plaatsen. Bedoelt Paulus dat de boodschap die hij verkondigd heeft, de geestelijke dingen daarin, vergeleken zouden moeten worden met de geestelijke boodschap die ze al kenden? Is dit een zeer cryptisch geformuleerde herhaling van “de schriften onderzoekend of deze dingen zo moge zijn”? Dat zou kunnen, in dat geval onderschrijft het hetzelfde goede principe.
Maar meestal als men het heeft over “schrift met schrift vergelijken”, verwijst men naar een andere tekst, uit 2Petrus 1:
19 En wij hebben het profetische woord meer bevestigd, waarop jullie uitstekend doen acht te geven, … 20 dit eerst wetend, dat ieder profetenwoord van deschrift niet komt van eigen uitleg. 21 Want niet door de wil van een mens is eens het profetenwoord gebracht, maar door de heilige geest spraken heilige mensen van God, het brengend.
Geen enkele schriftplaats heeft een eigen uitleg, je moet de schrift zichzelf laten uitleggen, is een conclusie die uit dit gedeelte getrokken wordt. Toch is dat niet wat hier staat. Petrus zegt dat ze er goed aan doen op de profetieën te letten, want zij komen niet van eigen uitleg. Wat daarmee bedoeld wordt, staat in het volgende vers, profeten spraken niet naar eigen inzicht, maar door de heilige geest spraken ze van God. Dat was ook wat een profeet moest doen, de woorden van God doorgeven. Het idee dat het over “de schrift uitleggen” gaat, komt door hoe andere vertalingen deze woorden weergeven. De NBG heeft “een eigenmachtige uitlegging toelaat” als vertaling. Dan gaat het niet meer over de bron van de woorden, maar over de uitleg ervan. Het woord dat de NCV vertaalt met “komen” is geinetai, “worden”. Dit kan in een enkel geval “horen bij” betekenen, zoals in Mar 16:10, maar dit is duidelijk ingegeven door het voorzetsel “met/bij”. Dat is hier niet het geval, en de betere vertaling is hier “komen”. Maar ook als het “horen bij” zou betekenen, dan staat er “dat ieder profetenwoord van de schrift niet hoort bij eigen uitleg”. Dit zou nog altijd door vers 21 uitgelegd worden als de bron, niet de uitleg van het profetenwoord zelf.
Eerst de schrift verder raadplegen om erachter te komen wat een passage zegt is een uitstekend principe. Het is ook logisch. Een tekst zelf kan je het beste vertellen wat een tekst bedoelt. En zeker als de tekst God-geademd is, wil je eerst weten wat daar staat. Maar wat dit vers niet zegt, is dat je alleen maar de schrift met zichzelf mag uitleggen. Het gaat over het profetenwoord, niet over de hele schrift. Het gaat over de bron, niet de uitleg van de schrift. Ironisch genoeg is “schrift met schrift uitleggen” dus geen principe dat de schrift zelf zo duidelijk formuleert.
Niet verkeerd, maar is het nodig?
We zien in de teksten die we bestudeerd hebben een duidelijke lijn. De schrift is God-geademd, en het bevat Gods woorden. En het woord van God is krachtig, betrouwbaar, gelouterd. Het bevat Gods wijsheid, die, als het om de gekruisigde Christus gaat, tegen menselijke wijsheid ingaat. Daarom waarschuwt Paulus ook dat je je niet laat wegleiden door filosofie en menselijke overleveringen. En daarom vinden we ook dat het geprezen wordt om dingen na te gaan in de schriften, en is het een goed principe om te kijken of de schrift elders uitleg of aanvulling geeft over de tekst die je wilt bestuderen. Maar geen van de teksten die we bestudeerd hebben zegt dat het verkeerd is om te leren over achtergrond en cultuur, om de tekst beter te begrijpen. Dat deze dingen worden tegengeworpen is daarom niet terecht. Er werd ook wel toegegeven dat het soms heus interessant kan zijn om iets over de cultuur te weten, zeker op plekken waar een cultureel fenomeen wordt beschreven, maar een schrijver meende dat hij dit alsnog niet nodig had. Zijn ervaring was dat de schrift zelf eigenlijk altijd genoeg was om erachter te komen wat een tekst betekende. Het is dan wel niet verkeerd, maar het is niet nodig. Aan de schrift hebben we genoeg. Ik meen dat dit een onbedoeld verkeerde instelling is, en dat deze instelling ook tot verkeerde interpretatie van de schrift leidt. Laat me dit puntsgewijs uitleggen:
- Ons kennen is beperkt, we zijn menselijk. Dat betekent dat we, als we de schrift lezen, niet kunnen zeggen dat we die volledig begrijpen. We proberen met de kennis die we hebben zo goed mogelijk een idee te vormen van wat de tekst zegt, maar hebben vaak genoeg op een later moment een nieuw inzicht, waardoor we moeten erkennen dat ons eerdere idee niet klopte.
- Onze kennis is dus beperkt. Dat is ook wat ervoor zorgt dat we wel eens miscommunicatie hebben. We weten niet alles wat die ander denkt, wat die ander heeft meegemaakt en voelt, wat de geschiedenis van die ander is. Als iemand dan iets zegt, vullen we dat in met wat we van die persoon en van de context weten. Dat is simpelweg hoe taal werkt. En dat gaat wel eens mis, als we niet alles van die ander en van zijn context weten, of denken dat hij het ergens anders over heeft. Met dezelfde woorden trekken we dan heel andere, verkeerde, conclusies.
- Als je niet alles weet van de context van de schrijvers van de Bijbel, dan mis je gegevens die je moet aanvullen bij wat de schrijver zegt. Dan weet je het niet als een schrijver naar een voor ons onbekend cultureel fenomeen verwijst, of als hij een heel duidelijk beeld uit zijn wereld bij een woord had.
- Als we de Bijbel lezen, en informatie uit de context van de schrijvers van de Bijbel missen, dan gebeurt wat altijd gebeurt met taal proberen te begrijpen zonder de juiste context: je gaat het invullen vanuit je eigen context. Voor de Bijbel betekent dat, dat je een 1e-eeuwse tekst probeert te begrijpen met jouw eigen, moderne, Nederlandse 21e-eeuwse manier van denken, cultuur, ideeën van hoe de wereld werkt.
Ik bedoel dit, en dat heb ik in het eerdere artikel “Letterlijk staat er…” uitvoerig geprobeerd uit te leggen: je kán niet lezen zonder in te vullen. Dat bestaat niet, dat is niet hoe taal werkt. Als je ontkent dat je context nodig hebt, dan ga je onherroepelijk zonder dat je het doorhebt de verkeerde context aanvullen om de tekst te begrijpen, je eigen, moderne, Nederlandse 21e-eeuwse context. En dat is de verkeerde context, waardoor je aannames doet die niet kloppen, of overtuigd bent van hoe wij nu een tekst letterlijk zouden opvatten, terwijl er voor mensen uit die tijd heel andere ideeën bij zitten.
Als je erkent dat je context nodig hebt, dan kan je veel daarvan inderdaad vinden in de schrift zelf, maar lang niet alles. Je hebt ook andere bronnen nodig om alle ontbrekende informatie aan te vullen. Zeker als het gaat om culturele of technische termen. Maar het is zelfs onmogelijk om voor alle woorden Nederlandse trefwoorden te vinden zonder andere bronnen te raadplegen. Je hebt woorden die maar één keer voorkomen, woorden met een sterke lading in die tijd die niet uit de context blijkt, je hebt überhaupt ook bronnen nodig om de Nederlandse taal te begrijpen, en de afweging of een Nederlands woord goed de betekenis van het Grieks weergeeft is zonder meer een menselijke afweging, een interpretatie. En hoe begrijpen we de grammatica van het Hebreeuws of Grieks, zonder bredere studie van de taal en van talen in het algemeen? Dat kan niet. Het idee dat je de schrift kan begrijpen zonder enige invloed van buitenaf is een mooie ideologie, maar helaas een niet bestaande utopie. Dat is niet hoe ons kennen, ons begrijpen of hoe taal werkt. En als een dergelijke aanpak tot verkeerde conclusies leidt, dan is het nodig erop te blijven wijzen.
Verantwoord gebruik van andere bronnen
Als we concluderen dat context nodig is, en we ook niets kunnen zonder informatie uit andere bronnen – nodig voor het vertalen en voor uitleggen van de tekst – dan moeten we die bronnen nog wel verantwoord gebruiken. We lazen al waarschuw-ingen van Paulus dat we moesten oppassen dat menselijke overleveringen, menselijke wijsheid, ons niet wegvoert van Christus. We zouden niet, als bronnen de Bijbel direct tegenspreken, deze bronnen de Bijbel laten overheersen. De juiste aanpak is om vanuit andere bronnen een studie van de context te doen, en met die kennis vervolgens te kijken wat de tekst zelf zegt, en hoe dat past bij, of soms juist haaks staat op de context en de cultuur van toen. Het blijft in die zin sola scriptura, zoals ook Luther het bedoelde. Er zijn geen andere bronnen met meer gezag dan de schrift, zonder daarmee uit te sluiten dat ze, ondergeschikt aan de schrift, wel degelijk nuttige en nodige informatie over de context kunnen verschaffen.Op deze manier kunnen we erkennen dat het begrijpen van de Bijbel niet kan zonder andere bronnen, en tegelijkertijd erkennen waar we mee begonnen. De schrift is God-geademd en Gods woorden zijn betrouwbaar, gelouterd. Zaken nagaan in de schriften, en dus ook schrift met schrift vergelijken, zijn heel goede principes, en we zouden uitkijken dat filosofie en menselijke wijsheid niet van Christus wegleidt. Al deze dingen zijn waar, en gaan samen met het verantwoord gebruik van andere bronnen, van wetenschap, en goed doordachte argumenten. God heeft ons verstand gegeven om het te gebruiken, om Hem te zoeken en de Bijbel te onderzoeken. Laten we dat verstand dan ook verantwoord, goed en wijs gebruiken.