Het werk aan het Oude Testament

Met het afronden van de uitgave van het Nieuwe Testament en het verder vorderen van het werk aan de vernieuwde app, komt het moment dichterbij waarop begonnen gaat worden aan de vertaling van het Oude Testament. Iets waar al lang door velen naar uitgekeken wordt, maar nog een grote klus zal worden. In dit artikel bespreken we wat er allemaal komt kijken bij het maken van de vertaling van het Hebreeuws en Aramees in het Oude Testament.1

1. Voor dit artikel is tekst uit een aantal eerdere artikelen over het interlineair genomen om hier in één artikel een overzicht te geven van alle fasen van het project en wat er allemaal bij komt kijken. De artikelen zijn “Het Hebreeuwse interlineair – tekst en stam- en trefwoorden” en “Klinkers in het Hebreeuws“.

1. Een Hebreeuwse grondtekst

Het is natuurlijk noodzakelijk om voor een vertaling de tekst te hebben die je gaat vertalen. Bij de Bijbel gaat het dan altijd om wat we de grondtekst noemen, de Griekse of Hebreeuwse tekst die we naar het Nederlands vertalen. Voor het Nieuwe Testament is gebruikgemaakt van een gerestaureerde tekst. Op basis van alle bekende handschriften is dan geprobeerd te reconstrueren wat de meest oorspronkelijke tekst was, en wat foutjes of toevoegingen zijn die later bij het kopiëren van de teksten erin zijn geslopen.

Daar lopen we gelijk tegen de eerste moeilijkheid aan. Wat is voor het Oude Testament de grondtekst, de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst die we kunnen vertalen? Hoewel we al lang gereconstrueerde uitgaven van het Nieuwe Testament kennen, is er tot op heden – zelfs onder wetenschappers – nog nooit een uitgave geweest van een volledig gerestaureerde tekst van het Oude Testament, omdat dit veel moeilijker is dan voor het Nieuwe Testament. Dit komt doordat we lang niet zoveel handschriften teruggevonden hebben als voor het Nieuwe Testament, maar ook omdat het idee dat de tekst van de boeken letter voor letter exact bewaard moest worden eigenlijk een idee is dat pas ontstond rond de verwoesting van de tempel. Voor die tijd werd de tekst redelijk vrij en frequent geüpdatet door latere schrijvers. Dit deden ze om de tekst te updaten wat betreft spelling en grammatica, maar soms ook om de tekst verder te bewerken. Laten we die punten eens wat beter bekijken.

1.1 Veranderingen in spelling en grammatica

We moeten ons bedenken dat de Hebreeuwse boeken van het Oude Testament over een periode van meer dan 1000 jaar is ontstaan en geschreven, en gedurende al die tijd en daarna actief gebruikt werd. Wij kunnen Nederlands van 1000 jaar geleden niet meer lezen. De taal is onherkenbaar veranderd. Als wij een “letter voor letter bewaren” idee erop na zouden houden voor teksten uit die tijd, betekende dat dat wij die teksten nu niet meer actief zouden kunnen gebruiken, we zouden ze moeten vertalen van middeleeuws Nederlands naar modern Nederlands. Als de schrijvers en kopieerders van het Oude Testament die benadering bij hun teksten zouden hebben gehad, zouden de boeken na enkele eeuwen onbruikbaar zijn geworden. Wat je ziet in de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament is dat latere schrijvers dan ook geregeld spelling en grammatica van oudere teksten updaten. Dat is met name goed te zien, doordat ze dat eigenlijk nooit helemaal consequent deden. In oudere boeken van de Bijbel vinden we daarom oude en nieuwere spelling naast elkaar, en in latere boeken vooral nog nieuwere spelling. 

Extra informatie over wat oude en wat nieuwe spelling is, is te halen uit teksten buiten de Bijbel en uit verwante talen. Er zijn namelijk bij opgravingen in Israël op allerlei plekken teksten gevonden uit de tijd van de Bijbel zelf, met name uit de achtste tot de zesde eeuw voor Christus. Vaak zijn dat korte teksten die op potscherven geschreven zijn. Papyrus uit Egypte was duur, en zou het in de meeste gevallen ook niet overleefd hebben tot onze tijd, en leer was helemaal duur om op te schrijven. Voor gewone alledaagse communicatie werd voornamelijk gebruik gemaakt van een materiaal dat veelvuldig voorhanden was: potscherven. Potten werden veel gebruikt, en als een pot stuk ging, kon het materiaal hergebruikt worden om een tekst op te schrijven. Dit materiaal is, in tegenstelling tot papyrus of leer, veel beter bestand tegen weersinvloeden, en vergaat niet of nauwelijks. 

Veel van dit soort potscherven bevatten administratieve lijsten van goederen die binnenkwamen of uitgingen, maar enkele wat meer persoonlijke teksten geven ons een prachtig inkijkje in het meer gewone leven in die tijd. In Lachish, de tweede belangrijkste stad in Juda, na Jeruzalem, vinden we bijvoorbeeld een tekst die een schrijver aan zijn meerdere schrijft, waarin hij tussen zijn normale berichten door over troepenverplaatsingen en over de vrede en welstand in het gebied aangeeft hoe zijn hart ziek is sinds bij een vorige brief, na een misverstand, zijn meerdere had geroepen om een andere schrijver, die het wel zou begrijpen. Dit was natuurlijk een belediging voor de man, en hij kon er zo niet van slapen dat hij het de volgende dag in zijn bericht moest noemen.2 Op een potscherf uit Mesad Hasavyahu lezen we hoe een arbeider die moest oogsten bij de lokale officier klaagt over de opziener, die, omdat hij niet genoeg zou hebben geoogst, zijn kleed van hem had afgepakt, en hem nog niet had teruggegeven – iets wat tegen de wet was (o.a. Exo 22:25-26) – terwijl de werker zich van geen kwaad bewust was, en al zijn medearbeiders konden getuigen dat hij zijn werk volgens de richtlijnen en op tijd had gedaan.3 Ook hier is de emotie voelbaar in de tekst, en verplaats je je ineens naar een gewone arbeider uit de zevende eeuw voor Christus in Judea.

Dit soort potscherven, en andere inscripties uit die tijd, zoals de Siloam inscriptie, geven een beeld van de taal en spelling op dat moment. De teksten zijn weliswaar kort en fragmentarisch, maar omdat deze teksten nooit overgeschreven zijn, zijn ze ook niet later aangepast, en geven ze een direct kijkje in de taal van toen. Als we dit vergelijken met vergelijkbare ontwikkelingen van de talen om Israël heen, verwante talen als het Aramees, Fenicisch etc., dan kan een aardig beeld gevormd worden van wat oudere en wat nieuwere spelling en grammatica was.

2. Lachish ostracon 3
3. Mesad Hasavyahu ostracon 1
Leesmoeders

Een bijzondere ontwikkeling in de spelling van het Hebreeuws is dat het Hebreeuws oorspronkelijk helemaal geen klinkers opschreef. Dit is heel duidelijk uit de vroege Hebreeuwse inscripties op te maken, en ook in het Aramees, Fenicisch en andere verwante talen te zien. Hoe gek dit misschien ook klinkt, als je de taal beheerst kan je best een zin zonder klinkers lezen, probeer maar eens:

Dt s n zn zndr klnkrs, mr tch s h gd lsbr

Wat je duidelijk ziet in de latere Hebreeuwse inscripties die we gevonden hebben, is dat er steeds meer gebruik werd gemaakt van enkele Hebreeuwse letters om klinkers aan te geven, en wel de yod, heh, alef, ayin en waw. Dit gebeurde meer per ongeluk, door veranderingen in de uitspraak van het Hebreeuws. Deze letters, de yod, heh, alef, ayin en waw, zijn namelijk instabiel, en op een gegeven moment vielen deze letters op sommige plekken weg als ze tussen klinkers stonden.4 Zo werd het Hebreeuwse woord voor huis, bét, oorspronkelijk altijd als bayit geschreven, met een yod. Toen in de uitspraak deze ayi klank op veel plekken veranderde in é, betekende dat nog niet dat het woord gelijk anders geschreven werd. In het algemeen verandert hoe we een woord schrijven altijd later dan de uitspraak. Maar dit maakte dat de yod nu ineens een andere rol vervulde. Het werd niet meer uitgesproken als medeklinker, maar stond op de plek van de klinker, de é. Door dit soort ontwikkelingen, en door invloed van dit gebruik in andere talen, ontstond ook in het Hebreeuws het idee dat klinkers weergegeven konden worden met deze vijf letters. Omdat deze letters “helpen de tekst te lezen”, worden ze ook wel leesmoeders genoemd.

In de tekst van de Bijbel werd de spelling van woorden in oudere teksten geregeld geüpdatet, zo ook de spelling met leesmoeders, maar, zoals ik zei, niet altijd consequent. Daardoor kunnen we nog terugzien dat in sommige oudere teksten oudere spellingen voorkomen. Een heel duidelijk voorbeeld is de naam David. In de oudere teksten waarin de naam voorkomt, in 1 en 2 Samuel, in 1 en 2 Koningen en in Jeremia, wordt de naam in 681 van de 684 keer dat hij voorkomt zonder leesmoeder geschreven, als dwd. In de latere boeken, die na de ballingschap geschreven zijn, in Ezra, Nehemia, Zacharia en 1 en 2 Kronieken, wordt de naam in alle 278 keer dat hij voorkomt met leesmoeder geschreven, als dwyd, met een yod voor de i-klank. Doordat David zo’n bekend figuur was, was men blijkbaar heel bewust van de spelling van de naam, en heeft men in de oudere teksten de oudere spelling behouden. 

Als we een ander woord bekijken, dan zie je meer een geleidelijke toename in spelling met leesmoeder. Het woord voor vijand is in het Hebreeuws ‘oyév (met hier ‘ voor de alef). Dit kan je zonder leesmoeder schrijven, als ‘yv, of met leesmoeder, als ‘wyv, met een waw voor de o-klank. In de teksten voor de ballingschap zie je dat 25% tot 34% van de voorkomens met leesmoeder geschreven is, in de teksten na de ballingschap loopt dat op van 64% tot 88%. Dit laat zien dat schrijvers bij het kopiëren van de oudste boeken af en toe de spelling updaten, maar niet consequent, en in de nieuwere boeken al vaker de nieuwe spelling gebruikten, maar ook daar niet consequent.

4. Voor een uitgebreid overzicht van alle leesmoeders die in de inscripties gebruikt worden en in welke periode, zie Matres Lectionis in Ancient Hebrew Epigraphs door Ziony Zevit, American Schools of Oriental Research, Cambridge, 1980. Eenzelfde overzicht is te vinden in een ouder boek, Early Hebrew Orthography: a Study of the Epigraphic Evidence door Frank Moore Cross en David Noel Freedman, American Oriental Society, New Haven, Connecticut, 1952. In dit laatste werk worden ook de leesmoeders in verwante talen besproken.

1.2 Latere bewerkingen van de tekst

Schrijvers die boeken overschreven veranderden dus soms de tekst, om bijvoorbeeld de spelling en grammatica te updaten, maar soms ging het zelfs verder dan dat. We zien in sommige gevallen dat een tekst in de loop van de tijd verder werd bewerkt, uitleg toegevoegd aan sommige uitspraken, volgorde van hoofdstukken veranderd en meer. Zo kennen we een wat oudere korte versie van Jeremia, die we terugvinden in de Septuagint en de Dode Zeerollen, maar ook een langere uitgebreide versie die nu in al onze Bijbels staat. We zagen al dat 1 en 2 Kronieken later taalgebruik heeft, en hoewel het veelal dezelfde verhalen heeft als die terug te vinden zijn in 1 en 2 Samuel en 1 en 2 Koningen, zie je ook daar dat de verhalen soms bewerkt worden. Dan wordt niet alleen de spelling en grammatica aangepast, maar ook verhalen aangevuld, veranderd en meer. 1 en 2 Kronieken is een duidelijk voorbeeld van een latere bewerking van 1 en 2 Samuel en 1 en 2 Koningen, maar het wonderlijke is dat in dit geval zowel de oudere boeken, als de nieuwere bewerking van 1 en 2 Kronieken in de Bijbel terecht is gekomen. 

Anders dan bij het Nieuwe Testament is de oorspronkelijke tekst na het schrijven dus niet zorgvuldig letter voor letter bewaard en gekopieerd, maar is hij geüpdatet, aangepast, bewerkt. Wat het nog ingewikkelder maakt, is dat we weten dat soms verschillende versies van hetzelfde boek naast elkaar circuleerden. Onder de Dode Zeerollen vinden we zowel de korte als de lange versie van Jeremia. Beiden waren geaccepteerd en in gebruik. Pas rond de verwoesting van Jeruzalem is deze ontwikkeling van de teksten gestopt en ging men de tekst zo zorgvuldig mogelijk vaststellen en bewaren.

Dit stelt ons voor een probleem wat betreft het reconstrueren van de tekst. Moeten we alle spelling updates terugdraaien? Alle later toegevoegde stukken uitleg verwijderen? Neem Jeremia, de korte versie is naar alle waarschijnlijkheid ouder. Het is logischer dat een latere schrijver verduidelijkingen toevoegt, dan dat hij stukken weglaat. Maar vrijwel zeker is ook dit niet de oorspronkelijke tekst, maar op zichzelf ook weer een bewerking van een eerdere tekst. En van heel veel andere tekstgedeelten hebben we helemaal geen informatie over eerdere bewerkingen. De oudste teksten die we hebben zijn de Dode Zeerollen, maar dat is voor sommige boeken meer dan duizend jaar nadat ze geschreven zijn, en van die tussentijd hebben we niets. De Septuagint is in de drie eeuwen voor Christus gemaakt, en geeft aanvullende informatie, maar van daarvoor hebben we niets. Hoe kunnen we de “oorspronkelijke tekst” dan reconstrueren? Kort gezegd, dat kan niet.

Toch hoeven we niet te gaan twijfelen aan de betrouwbaarheid van de woorden. We zijn er zeker van dat God de schrijvers geïnspireerd heeft, maar veel van de updates en bewerkingen die er gedaan zijn werden in dezelfde tijd gedaan dat er nog Bijbelboeken geschreven werden. Kan God ook daar niet in geleid hebben? Kronieken is een bewerking, en die is zelfs in de Bijbel terechtgekomen. Toen Jezus op aarde rondliep, gebruikte hij de rollen die er waren, en maakte geen punt ervan dat ze de teksten zouden hebben aangepast. Voor Hem waren ze betrouwbaar. En hoewel er in Jeremia uitleg is toegevoegd en de volgorde van hoofdstukken zijn omgedraaid, is er niets wezenlijks aan de boodschap veranderd.

1.3 Een grondtekst reconstrueren

Met deze twee punten in het achterhoofd – de onmogelijkheid van echt de oorspronkelijke tekst reconstrueren, en het feit dat Jezus er zelf geen punt van maakte en God het verdere proces van bewerken ook geleid kan hebben – verandert het doel van het reconstrueren van de grondtekst. Het doel is niet het terugdraaien van alle updates in spelling en grammatica, of het terugdraaien van de vele revisies die de teksten ondergaan hebben. Wat we kunnen doen is de Masoretische tekst, die teruggaat tot op de tijd van Jezus, met de hulp van de Dode Zeerollen, de Septuagint en andere teksten reconstrueren hoe het in de tijd van Jezus was, rond de tijd dat het bewerken stopte en men de tekst wel letter voor letter ging bewaren. We kunnen zo fouten en latere bewerkingen op basis van theologische overwegingen eruit halen.

Dit is ook wat wetenschappers als de beste benadering zien voor tekstkritiek van het Oude Testament. Maar ook met deze aanpak is het nog een enorme en zeer ingewikkelde klus – zozeer, dat tot op heden er dus nog nooit een uitgave van een volledig gerestaureerde tekst van het Oude Testament gemaakt is. Er lopen een paar projecten, maar meer dan een enkel boek of enkele fragmenten zijn daarvan nog niet gepubliceerd. Dit is de reden dat vrijwel alle vertalingen die gemaakt zijn van het Oude Testament, gebruikmaken van de tekst die we van enkele complete handschriften van de Masoreten uit de 11e eeuw na Christus hebben, de Masoretische tekst. Hoewel dit late handschriften zijn, blijkt uit de Dode Zeerollen dat deze tekst sinds de tijd van Jezus zeer nauwkeurig is overgeleverd, en het is het oudste complete handschrift dat we hebben. Vertalingen volgen dan ook deze tekst, in het bijzonder die van de Westminster Leningrad Codex, en kiezen af en toe voor een andere lezing, die ze toelichten in een voetnoot.

Al het benodigde tekstkritische werk tot in detail in mijn eentje doen, voor het hele Oude Testament voordat er een vertaling of zelfs maar een interlineair gemaakt wordt, zou betekenen dat het werk nog vele tientallen jaren op zich zal laten wachten. Daarom, en omdat de Masoretische tekst sinds de tijd van Jezus heel goed overgeleverd is, heb ik gekozen eerst een interlineair bij de Westminster Leningrad Codex te maken, de Masoretische tekst. In een later stadium zullen hier op steeds meer plekken tekstkritische aanpassingen doorgevoerd worden.

2 Het Hebreeuwse interlineair

De volgende stap in het voorbereiden van de vertaling van het Oude Testament, was het interlineair maken bij de Masoretische tekst. In het interlineair wordt alle informatie over de tekst verzameld die nodig is voor het vertalen. Het bevat de tekst, de grammaticale vorm, het trefwoord dat voor het woord gekozen is, en hoe dit voor deze vorm vervoegd is, en bevat ook informatie over de zinsopbouw. Daarom is het interlineair altijd de basis waarop de concordante vertaling gebaseerd is.

2.1 Bronnen voor de opbouw van de database

Voor je de Nederlandse trefwoorden en stamvormen aan een interlineair kan toevoegen en kan gaan vervoegen, moet je eerst een database hebben met de Hebreeuwse tekst en de benodigde informatie over die tekst, de grammaticale vorm, uitspraak, de functie in de zin e.d. Nu zijn er online enkele databases vrij beschikbaar die ik kon gebruiken in het project, maar geen van de databases bevatte alle data, of bevatte de data zoals ik het zou willen hebben. 

Met name waren de achtervoegsels een probleem om goed in de database te krijgen. Het Hebreeuws is anders dan het Grieks of het Nederlands. Het plakt voorzetsels, voegwoorden, lidwoorden en meer direct aan het volgende woord En ook achtervoegsels, die aangeven van wie iets is, of wie het onderwerp of lijdend voorwerp van het werkwoord is, worden direct achter het woord geplakt. Als we bijvoorbeeld in Genesis 1:22 lezen dat alle dieren “naar hun soort” geschapen werden, dan doet het Hebreeuws dat met één woord, leminéhu, dat uit een voorzetsel le, naar, bestaat, en het woord voor “soort”, miné, en een achtervoegsel dat bezit aanduidt, hu. Aangezien elk deel een andere grammaticale vorm is, en een andere rol speelt in de zin, wil je ze het liefst allemaal los in de database hebben.

En daarnaast zat er ook een hoop werk in iets wat we ketib/qere kwesties noemen. Dat is een bijzonderheid aan de Masoretische tekst. Toen op een gegeven moment na de verwoesting van Jeruzalem de tekst vast kwam te liggen en ze die letter voor letter wilden bewaren, wilden ze de tekst niet meer aanpassen, ook als ze dachten dat je eigenlijk wat anders moest lezen (qere, uitspreken) dan dat er geschreven stond (ketib). Hiervoor zetten ze onder het woord in de tekst de klinkertekens van het te lezen woord, en zetten ze in de kantlijn de consonanten, de medeklinkers van dat woord. In het interlineair wil je dan beide vormen hebben staan, de oorspronkelijke tekst zonder klinkers met alle informatie over dat woord, en de mogelijkheid daarbij het te lezen woord met klinkers en alle informatie over dat woord.

Uiteindelijk zijn er twee online databases samengevoegd en verwerkt om tot de uiteindelijke database voor het interlineair te komen. Allereerst heb ik gebruikgemaakt van de ETCBC database, een zeer uitgebreide database van de afdeling van de Vrije Universiteit Amsterdam waar ze met de computer uitgebreid onderzoek doen naar de Hebreeuwse tekst. In die database staat onder andere de tekst in consonanten (de hoofdtekst, zonder de tekentjes) maar ook met Masoretische tekentjes, een transliteratie, grammaticale informatie, tot welke woordgroep het woord behoort, maar ook informatie over de zinsopbouw etc. Hoewel deze database zeer veel informatie over de tekst geeft, ontbreken de strongnummers, is de grammaticale informatie soms niet gedetailleerd genoeg, zijn de achtervoegsels niet los van de woorden en zijn de ketib/qerekwesties niet makkelijk uit de data te halen.

Als tweede database gebruikte ik daarom de OSHB database, waarin dezelfde tekst staat, met strongnummers en uitgebreidere grammaticale informatie, en waar de woorden helemaal zijn opgesplitst in voorvoegsels, het woord zelf, en achtervoegsels. Met zelfgeschreven computerprogramma’s heb ik de twee databases naast elkaar gelegd, en aangevuld in de een wat in de ander ontbrak. Dit was nog vrij ingewikkeld, want hoewel ik met behulp van de OSHB database precies wist hoe ik de achtervoegsels van de woorden moest scheiden die in de ETCBC database er nog aangeplakt zaten, had ik deze informatie voor de transliteratie niet. Met code is dit zoveel mogelijk automatisch gedaan, en verder handmatig afgemaakt. Ook moest ik veel controles uitvoeren, omdat een foutje in de code kan betekenen dat je de tekst verkeerd importeert, en er niet de goede woorden staan. Daarnaast zat er veel werk aan de ketib/qere kwesties, omdat daar de OSHB database niet alle kwesties had opgenomen, en ik in die gevallen daar geen informatie uit kon halen, en ook de ETCBC database gaf daar niet alle benodigde informatie over, zodat daar veel handwerk in heeft gezeten.

Wat bovendien fijn was aan het gebruik van twee databases, is dat ik met de computer de teksten woord voor woord met elkaar kon vergelijken, en de verschillen onderzoeken en fouten eruit halen, en ook het uiteindelijke resultaat kon vergelijken, om zo er echt zeker van te zijn dat de tekst goed in de database staat. 

Het resultaat is een nauwkeurige database met uitgebreide informatie bij elk woord, meer dan ik uit een enkele zou kunnen halen. Dit vormt de basis voor het interlineair bij de Masoretische tekst, en is ook een goed uitgangspunt om in het vervolg tekstkritische aanpassingen in door te voeren.

2.2 De Masoretische uitspraak

Een van de regels van het interlineair bevat de Masoretische uitspraak van de tekst. Omdat deze uitspraak met puntjes en streepjes veel later is toegevoegd, kan je je afvragen of dit wel de goede uitspraak is. Dit is een onderwerp waar al veel over gezegd en geschreven is, en uitspraak is iets wat altijd moeilijk blijft. Zelfs van het Grieks weten we, als we eerlijk kijken naar de gegevens, niet goed hoe het precies werd uitgesproken, terwijl het Grieks in tegenstelling tot het Hebreeuws wél klinkers schrijft. Mijn docent Grieks zei wel eens dat de enige klinker waarvan we echt weten hoe hij klonk de etha is, de lange e, omdat we in een tekst lezen dat de schapen bij Athene bèèè zeiden, met een etha dus, en we weten hoe schapen klinken. Het probleem is dat er geen mensen meer leven die Oud Hebreeuws of Grieks spreken en ons kunnen vertellen hoe het uitgesproken moet worden. En als je alleen een geschreven tekst hebt, zegt dat niets over de uitspraak. Kijk maar eens naar de uitspraak van klinkers in het Engels, dezelfde lange e kun je schrijven op verschillende manieren: sheep, meat, elite, en als je naar de schrijfwijze kijkt zou je niet zeggen dat je de klinker in boat uitspreekt als in note.

Onze Amerikaanse broeder A.E. Knoch, die meer dan 60 jaar geleden werkte aan een Engelse vertaling van het Oude Testament, onderzocht ook de uitspraak van het Hebreeuws en de klinkers die erin hoorden, en kwam met een hele eigen theorie. Zoals hierboven beschreven, kent het Hebreeuws in principe geen letters voor klinkers, maar gebruikt het soms leesmoeders om op klinkers te wijzen. Wetenschappers zeggen dat dit gebruik zich in de loop van de tijd ontwikkelde en uitbreidde, dus oorspronkelijk werden ze niet geschreven, en later steeds meer. Knoch zag dat de veel oudere Jesajarol onder de Dode Zeerollen meer leesmoeders bevatte dan de Masoretische tekst van een millennium later, en dacht op basis van zijn onderzoek dan ook juist het tegenovergestelde, dat er eerst veel meer leesmoeders geschreven werden, en deze later werden weggehaald, vervangen door de puntjes van de Masoreten.5 Deze theorie had best wat invloed op zijn begrip van het Hebreeuws. Zo meende hij dat de zogeheten leesmoeders geen medeklinkers, maar oorspronkelijk echt klinkers waren, dus dat de yod eigenlijk een i was, de waw een u, de heh een e enz. Dit heeft niet alleen invloed op hoe je de tekst denkt te moeten uitspreken, maar ook op wat je denkt dat de oorspronkelijke tekst was en wat je dus moet reconstrueren, en zelfs op hoe woorden zijn opgebouwd uit stammen en daaruit gevormd worden.

Met alle Hebreeuwse inscripties die ondertussen gevonden zijn, en soms weer bijna een millennium ouder zijn dan de Dode Zeerollen, zien we toch bevestigd wat wetenschappers aangeven, dat het Hebreeuws inderdaad geen klinkers in het alfabet heeft, leesmoeders iets is dat geleidelijk is ontstaan en dus een latere ontwikkeling is, en dat de door de Amerikaanse broeders voorgestelde uitspraak niet is hoe het uitgesproken werd.6

Maar wat is dan de goede uitspraak? Klopt de Masoretische uitspraak dan wel? Een interessante tak van de wetenschap, die ons ook meer kan vertellen over de uitspraak van het Hebreeuws, is de vergelijkende taalwetenschap. Door verwante talen naast elkaar te leggen, kunnen regelmatigheden ontdekt worden, dat de ene taal bijvoorbeeld steeds een f schrijft, waar de andere taal een ph gebruikt. Door dit zo uitgebreid te bestuderen en dit te combineren met kennis van hoe talen zich ontwikkelen, kunnen regels opgesteld worden hoe talen in de loop van de tijd zijn veranderd. Zo kunnen de verschillen tussen het Duits, Engels en Nederlands verklaard worden, maar zo kan ook de uitspraak van het Hebreeuws voor verschillende perioden gereconstrueerd worden. En daaruit blijkt dat de Masoretische uitspraak wel degelijk een uitspraak van het Hebreeuws in een latere periode (na de 6e eeuw voor Christus) weerspiegelt, en op plekken zelfs een oudere uitspraak bewaart. Hoewel het dus niet altijd de echte oorspronkelijke uitspraak bij de teksten is, en soms ook interpretatie bevat, is het toch een redelijke afspiegeling van hoe het oude Hebreeuws ooit uitgesproken werd. Daarom is ervoor gekozen een regel in het interlineair op te nemen met de Masoretische uitspraak, maar is tegelijkertijd de tekst ook in zijn kale vorm te bekijken, met alleen de oorspronkelijke letters, zonder Masoretische puntjes.

5. De visie van Knoch is beschreven in de inleiding van de Concordante uitgave van Genesis, ook te vinden in UR 48, vanaf pagina 145.
6. Voor een uitgebreid overzicht van alle leesmoeders die in de inscripties gebruikt worden en in welke periode, zie Matres Lectionis in Ancient Hebrew Epigraphs door Ziony Zevit, American Schools of Oriental Research, Cambridge, 1980. Eenzelfde overzicht is te vinden in een ouder boek, Early Hebrew Orthography: a Study of the Epigraphic Evidence door Frank Moore Cross en David Noel Freedman, American Oriental Society, New Haven, Connecticut, 1952. In dit laatste werk worden ook de leesmoeders in verwante talen besproken.

2.3 Het kiezen van trefwoorden en stamvormen

Toen de basistekst en bijbehorende informatie compleet was in de database, kon de volgende fase van het maken van het interlineair beginnen: het nagaan van alle Hebreeuwse woorden, onderzoeken tot welke woordfamilie ze horen en kijken welk trefwoord het beste past bij het woord.

Net als bij het Grieks zijn woorden in het Hebreeuws in te delen in woordfamilies, maar wel op een andere manier. In het Grieks worden makkelijk woorden gevormd door elementen achter elkaar te plakken, maar het Hebreeuws werkt vooral met wat we de “wortel” van een woord noemen. Zo begint Genesis 1:1 met het woordje be-re’shit, “in (het) begin”. Dat woord voor begin, re’shit, komt van het woord voor hoofd, ro’sh, net als de woorden voor eerste, ri’shon, of bovenste, ro’sha. Allemaal bevatten ze dezelfde 3 basisletters, r-‘-sh. Dat is de wortel van deze woordfamilie, en alle woorden laten die drie basisletters terugkomen, maar variëren in klinkers, of gebruiken nog een letter ervoor of erachter om een nieuw woord te vormen. Zo werken ook de werkwoorden. Het volgende woord in Genesis 1 is een werkwoord: scheppen. Dit werkwoord heeft in het Hebreeuws drie basisletters: b-r-‘, en die komen in alle vormen terug. “hij schept/schiep” is bara’, “ik schep/schiep” is bera’ti, het deelwoord “scheppende” is boré’ etc. In principe komen alle Hebreeuwse woorden van zo’n drieletterige “wortel”.

2.4 De vocabulary index

Hoewel de Amerikaanse broeders al een vertaling van het Oude Testament hebben, hebben ze nog geen interlineair gemaakt, en is ook het werk aan de stamvormen niet afgerond. Op hun website is wel een “vocabulary index” te vinden waarin woorden in woordfamilies zijn ingedeeld, maar dat werk is nog niet afgerond. Ik heb deze lijst kunnen gebruiken om de woorden langs te gaan, maar ik heb niet alles zonder meer overgenomen, want er waren enkele problemen met de theorie die ze hanteerden om de woorden in families in te delen.

Zo schreef ik dat de woorden gegroepeerd worden op de drieletterige wortel waaruit ze opgebouwd zijn. Maar het is zo dat er best wel wat woorden zijn, die vrijwel hetzelfde betekenen of een erg verwante betekenis hebben, en twee van de drie letters van de wortel hetzelfde hebben. Dit heeft ertoe geleid dat sommige wetenschappers lijsten gingen opstellen waarin dit naar voren kwam, en de theorie gingen opperen dat al de drieletterige wortels van het Hebreeuws eigenlijk afgeleid zijn van een onderliggende tweeletterige wortel. Deze theorie hebben de Amerikaanse broeders gebruikt voor het indelen in woordfamilies, waardoor vaak verschillende drieletterige wortels in een enkele woordfamilie vallen.

Deze theorie wordt echter tegenwoordig door de meeste wetenschappers afgewezen, en dat is volgens mij terecht. Hoe mooi de lijsten er ook uit kunnen zien, in alle teksten die we kennen van het Hebreeuws, maar ook van de verwante talen, heeft de taal altijd drieletterige wortels gehad. Bovendien zijn er andere mogelijke oorzaken waarom sommige wortels bijna hetzelfde zijn in vorm en in betekenis, bijvoorbeeld omdat ze allebei hetzelfde geluid nabootsen. De theorie heeft dus geen enkel bewijs en is vooral gebaseerd op speculatie. In de Amerikaanse woordenlijst geeft dit soms hele grote woordfamilies met relaties tussen woorden die wat geforceerd aanvoelen.

Daarnaast kent het Hebreeuws een letter, de shin, waar twee varianten van zijn, met en zonder h, dus shin en sin, terwijl deze varianten zonder Masoretische tekens precies hetzelfde geschreven worden. Omdat de tekens als secundair gezien worden – ze zijn later toegevoegd – zijn in de lijst vaak wortels die alleen verschillen in deze varianten samengevoegd in een woordfamilie, al betekenen ze totaal iets anders. Dat de varianten van de letter in de normale tekst niet te onderscheiden zijn, wil niet zeggen dat ze dus ook niet verschillend kunnen zijn. De vergelijkende talenwetenschap heeft duidelijk aangetoond dat de twee varianten oorspronkelijk echt andere letters waren, en in andere talen is het verschil vaak wel behouden in zowel betekenis als hoe je het schrijft. In de nieuwe database is dus onderscheid gemaakt tussen wortels die met sin of met shin geschreven zijn.

En als laatste komt het ook nog geregeld voor dat door veranderingen in de taal soms twee wortels op een gegeven moment hetzelfde geschreven worden, terwijl ze oorspronkelijk wel degelijk anders waren en hun eigen woordfamilie hebben. In de loop van de geschiedenis van het Hebreeuws zijn sommige klanken samengevallen in dezelfde letter, die soms in andere verwante talen nog wel onderscheiden worden, en soms andersom. Zo kent het Hebreeuws de letters zayin voor een z-klank, en de daletvoor een d-klank, maar kent het Aramees alleen nog de dalet. Allerlei woorden met een zayin in het Hebreeuws vind je dan terug met een dalet in het Aramees. Daardoor kan het voorkomen dat twee woorden in het Aramees met dezelfde letters geschreven worden, maar in het Hebreeuws verschillend zijn, en ook van een andere wortel komen. Het Hebreeuws op zijn beurt heeft ook letters die zijn samengevallen. Voor de Hebreeuwse ayin kent het Arabisch een keelklank, maar ook een g-klank, en ook in de tsadé en de shin zijn verschillende klanken samengevoegd, die oorspronkelijk gescheiden waren.7 En klanken worden soms niet alleen samengevoegd, ze kunnen ook verschuiven. Dat is allemaal van belang bij het zoeken naar de woordfamilies van woorden. Het kan zijn dat twee woorden in het Hebreeuws met dezelfde drie basisletters geschreven worden, maar door bovenstaande taalkundige processen oorspronkelijk wel van twee verschillende wortels komen. Hiervoor moet je dus kijken naar taalontwikkeling en verwante talen, in wat we de vergelijkende talenwetenschap noemen. Ook met deze zaken is in de groepering in de Amerikaanse woordenlijst meestal geen rekening gehouden.

Ik heb deze problemen bij de Amerikaanse broeders aangekaart, en Dean Hough schreef terug dat ze deze problemen onderzocht hadden toen ze met het werk bezig waren, maar de problemen niet hadden kunnen oplossen. Ze hebben in de lijst wel keuzes gemaakt, maar waren er nog niet uit. Met al het extra onderzoek dat er gedaan is in de afgelopen decennia en met wat er allemaal bekend is uit verwante talen kunnen deze vragen met gedegen onderzoek nu vaak wel beantwoord worden. Zo is er voor het opbouwen van de database gebruikgemaakt van het werk van de Amerikaanse broeders, maar is het op veel vlakken verbeterd en verder uitgewerkt, meer in lijn gebracht met de moderne wetenschappelijke en taalkundige inzichten.

7. Een overzicht van de klanken in het Hebreeuws en verwante talen is te vinden in verscheidene grammatica’s, waaronder Jouon P., Muraoka T., A Grammar of Biblical Hebrew, 2nd edition, Gregorian & Biblical Press, 2011, pp. 30-31.

2.5 Moeilijkheden om een uniek trefwoord te vinden

De volgende stap was het vinden van trefwoorden en stamvormen voor alle woorden, maar in sommige gevallen waren er moeilijkheden om altijd een uniek trefwoord te vinden. In het Grieks loop je er soms al tegenaan dat er verschillende Griekse woorden zijn voor iets waar het Nederlands er maar één heeft, maar voor het Hebreeuws was dit nog meer, om verschillende redenen. 

Allereerst is de woordenschat van een taal heel erg gekoppeld aan de cultuur van de sprekers. Als iets erg belangrijk in een cultuur is, dan hebben ze daar over het algemeen veel woorden voor. Zo barst het in het Egyptisch van verschillende woorden voor allerlei typen boten die ze op de Nijl gebruikten, en kent het Hebreeuws, gesproken door een volk dat vooral in de bergen leefde, er twee. Maar ik heb me verbaasd over het aantal Hebreeuwse woorden voor verpulveren, verbrijzelen, fijnstampen, breken, barsten, stukslaan, of de vele woorden voor afsnijden, afhouwen, knippen, snijden of alle vormen van sprinkhanen die ze kenden. Dan schiet het Nederlands gewoon tekort om elke keer een uniek trefwoord te kunnen vinden, en heb ik met de grootst mogelijke moeite nog unieke stamvormen kunnen vinden.

De vele woorden voor hetzelfde begrip is in het Hebreeuws niet alleen cultureel ingegeven. Ook een factor is dat de woorden vaak associatief worden afgeleid. Naast een gewoon woord voor sprinkhaan, heeft het Hebreeuws er ook een afgeleid van KAALVRETEN en een van VERSLINDEN, die allemaal sprinkhaan betekenen. Ook zijn verschillende woorden, vooral in de groep voor fijnstampen en verpulveren, nabootsingen van het bijbehorende geluid. Zo vinden we in die groep woorden als katashdukdakak enz. Als je dat uitspreekt, zie je zo voor je hoe iets wordt fijngestampt. En daarnaast zijn er in dezelfde woordgroep veel verschillende manieren om hetzelfde woord af te leiden van de wortel, zodat je meerdere woorden hebt die niet te onderscheiden zijn in betekenis, maar wel anders geschreven worden. En daar speelt ook nog mee dat de boeken in het Oude Testament geschreven zijn over een periode van meer dan duizend jaar, waarin het ene woord in onbruik raakte en vervangen werd door het andere woord, dat dezelfde betekenis kreeg. Is het dan terecht daar een uniek trefwoord voor te zoeken?

Een enkele keer is het daarom niet te voorkomen geweest dat in het Nederlands twee Hebreeuwse woorden hetzelfde trefwoord hebben gekregen. Maar in alles stond steeds de belangrijkste vraag voorop: geeft het trefwoord de betekenis goed weer? Want ook het zoeken van unieke trefwoorden is het middel om het grotere doel te bereiken: de betekenis beter weergeven. Want over het algemeen geldt, als er keuze is tussen verschillende woorden, zit er verschil in betekenis. Alleen als het dus uit onderzoek niet bleek dat er enig verschil te maken was in betekenis, en er geen synoniem in het Nederlands voorhanden was om onderscheid te maken, is soms hetzelfde trefwoord opnieuw gebruikt.

2.6 Vervoegingen van het Hebreeuwse werkwoord8

Als de trefwoorden en stamvormen eenmaal gekozen zijn, moeten ze nog wel vervoegd worden. Als een zelfstandig naamwoord bijvoorbeeld in het meervoud voorkomt, moet er een meervoud van het trefwoord gemaakt worden. Met name werkwoorden kennen natuurlijk een uitgebreide vervoeging in verschillende tijden, personen en stammen. Daar zat in het vervolg dan ook het meeste werk in.

Het Hebreeuwse werkwoord kan je indelen in verschillende werkwoordstammen (ook wel binjanim genoemd). Als voorbeeldwortel om alle verschillende vormen van het werkwoord uit te drukken gebruiken ze vaak q-t-l, dat doden betekent. Het Hebreeuws kent drie stammen:

  1. q-t-l – de grondstam, met de grondbetekenis van het werkwoord.
  2. q-tt-l – de verdubbelingsstam, met intensieve (doden -> vermoorden), factatieve (heilig zijn -> heilig maken) of andere afgeleide betekenis.9
  3. h-q-t-l – de causatieve stam, met de betekenis iemand iets laten doen.

Van de stammen kunnen dan meestal een passieve en een reflexieve vorm worden afgeleid door andere klinkerpatronen of nog een ander voorvoegsel.

Dan is elke stam weer onder te verdelen in verschillende tijden en wijzen (ook wel conjugaties genoemd). Het Hebreeuws heeft de volgende tijden en wijzen:

  • qatal – vaak het “perfectum” genoemd, gebruikt achtervoegsel om de verschillende personen aan te geven
  • yiqtol – vaak het “imperfectum” genoemd, gebruikt voorvoegsels voor de verschillende personen.
  • (way)yiqtol – vaak het “imperfectum consecutivum” genoemd, omdat het een vorm is die lijkt op het imperfectum en gebruikt wordt om verhalen te vertellen, opeenvolgende (consecutieve) handelingen weer te geven.
  • qotel – het deelwoord
  • qtol/qatla – de gebiedende wijs of imperatief
  • qtol – de infinitief of hele werkwoord 

De voornaamste discussie die al eeuwenlang woedt, is die over de vormen qatal en yiqtol. Hoe onderscheiden die vormen zich? Is het een onderscheid in tijd (qatal – verleden, yiqtol – heden en toekomend), of in aspect (qatal – afgeronde of hele handeling, yiqtol – voortgaande handeling)? Toen de Amerikaanse broeders decennia geleden aan het Oude Testament begonnen en over deze vraag nadachten, waren de meeste wetenschappers van mening dat de vormen tijd aangaven. De Amerikaanse broeders kwamen echter na onderzoek tot de conclusie dat de vormen toch vooral aspect leken weer te geven. Je komt beide vormen namelijk tegen in alle tijden, verleden, heden en toekomst. Tegenwoordig denkt het merendeel van de wetenschappers juist ook dat het Hebreeuws primair aspect weergeeft.

Een uitzonderlijk uitvoerig onderzoek en gedegen bewijsvoering hiervoor is te vinden in een boek van John A. Cook, Time and the Biblical Hebrew Verb (2012). Een absolute aanrader voor wie zich alle nuances van het Hebreeuwse werkwoordsysteem helemaal eigen wil maken. Na alle onderzoeken die ik gedaan heb lijkt mij zijn visie op het werkwoordsysteem de best onderbouwde, en zal ik die ook volgen in de vervoegingen in het interlineair. Cook gaat veel voorkomens na, maar gebruikt ook inzichten uit de taalkunde, bijvoorbeeld hoe talen die aspect of juist tijd weergeven zich in de loop van de geschiedenis ontwikkelen, en laat zien hoe het Hebreeuws helemaal past bij hoe talen die primair aspect aangeven zich ontwikkelen. Het is bijzonder hoe in een onderzoek met zo veel moderne argumenten een conclusie wordt bereikt die vrijwel overeenkomt met wat de Amerikaanse broeders in de Engelse Concordante Vertaling al toegepast hadden, alleen dan is het beeld dat hij geeft een stuk gedetailleerder. Alleen voor de (way)yiqtol vorm, die in verhalende teksten gebruikt wordt, heeft Cook een afwijkende conclusie. Die vorm zou in tegenstelling tot de andere werkwoords-vormen juist wel tijd aangeven, gewone verleden tijd. Hoe dat kan is uit te leggen aan de hand van ontwikkeling van de taal in de loop van de geschiedenis, maar dat heb ik in een uitgebreider artikel online beschreven, voor de liefhebbers.

Met dit uitgangspunt kunnen voor de stammen en voor de tijden en wijzen vervoegingen opgesteld worden, en zo alle voorkomens van de werkwoorden vervoegd worden. Deze zijn grotendeels consequent doorgevoerd, met enkele uitzonderingen. Zo moet er bijvoorbeeld per werkwoord nagegaan worden of de stammen wel de betekenis hebben die we eraan toegekend hebben. Zo verschilt het per werkwoord of de verdubbelingsstam een intensieve, factatieve of andere betekenis heeft. Ook is het zo dat sommige werkwoorden niet in de grondstam voorkomen, maar bijvoorbeeld alleen in de verdubbelings- of causatieve stam, die dan een “gewone” betekenis lijkt te hebben. En soms heeft een stam een specifieke betekenis gekregen in de loop van de geschiedenis, en geeft de standaard vervoeging dit niet goed weer. In al deze gevallen is een andere vervoeging gehanteerd, de vervoeging die de betekenis het beste weergeeft, en is dit aangegeven met een asterisk. En wat consequent vervoegen ook moeilijk maakt, is dat het Hebreeuws over een periode van meer dan 1000 jaar geschreven is, en de betekenis van sommige tijden, sommige conjugaties, in de loop van de tijd verschoven is. Dit zie je met name in enkele hele oude poëtische stukken. Voor de werkwoorden in die teksten is een ander systeem met vervoegingen opgesteld, dat meer overeenkomt met die tijd. Ook dit is allemaal uitgebreider omschreven in het artikel online.

8. Een deel van de tekst komt van het artikel “Het Hebreeuwse interlineair – Deel 2 – Hebreeuwse grammatica“. In dat artikel zijn ook uitgebreider de stammen, tijden en wijzen besproken, en zijn tabellen met alle gekozen vervoegingen te vinden.
9. Dit is een punt waar ook veel wetenschappers het niet over eens zijn, en waar al decennia lang onenigheid over is. De verschillende visies worden duidelijk uiteengezet in Benjamin James Noonan, Advances in the Study of Biblical Hebrew and Aramaic, Zondervan, 2020, paragraaf 4.3.2. Het boek is sowieso een aanrader voor wie Hebreeuws kent en wil weten wat er allemaal voor onderzoek gaande is en wat de uitdagingen zijn en de voortgang is.

2.7 Het resultaat

Nadat al deze hobbels overwonnen of omzeild waren, en er een vervoeging voor alle vormen van alle woorden was ingevuld, was de data voor het interlineair eindelijk compleet. In een jaar, van januari 2021 tot januari 2022, is een enorm werk verzet om tot een Hebreeuws interlineair bij de Masoretische tekst te komen. In een half jaar is voor 9.354 Hebreeuwse woorden een woordstudie gedaan om ze in te delen in woordfamilies en een trefwoord te kiezen, en in nog een half jaar zijn de gekozen stamvorm en trefwoord vervoegd voor de 98.284 verschillende vormen waarin deze woorden voorkomen. Het resultaat is het uitgebreidste en meest onderbouwde interlineair bij de Hebreeuwse tekst dat ik ken. Het is al in de app te vinden, en te raadplegen naast de Schriftwoordvertaling die nu noodgedwongen nog gebruikt wordt voor het Oude Testament, en het zal de basis vormen voor de concordante vertaling die binnenkort gemaakt zal worden.

3. Een vertaling van het Oude Testament

Vanaf de afronding van het Hebreeuwse interlineair in januari 2022 tot april 2023 werd vooral gewerkt aan de verbetering van de vertaling van het Nieuwe Testament en de uitgave ervan op papier. Nadat dat werk was afgerond is er vanaf de zomer van 2023 gewerkt aan de vernieuwing van de app, waarover elders in deze uitgave meer informatie te vinden is. Als deze update afgerond is, kan er gewerkt gaan worden aan de vertaling van het Oude Testament.

Het idee is om hierbij dezelfde aanpak te hanteren als voor het Nieuwe Testament. In eerste instantie wordt een proeve van vertaling gemaakt. Dat is al een zorgvuldig proces, maar daarbij zijn nog geen tekstkritische vragen behandeld en is er nog geen uitgebreide studie gemaakt van de context en achtergrond, die de vertaling ook kunnen beïnvloeden. Dat laatste gebeurt bij het schrijven van het uitgebreide achtergrondcommentaar – voorheen aangeduid als voetnoten – bij de vertaling. Dan wordt dieper ingegaan op al deze zaken, en op basis daarvan de vertaling nog eens heroverwogen.

Als de proeve van vertaling gemaakt is, kan deze in de app de Schriftwoordvertaling vervangen, en biedt dat aan gebruikers alweer veel extra mogelijkheden, zoals beter zoeken, klikken op woorden in de vertaling en meer. Het is ook een goede basis om vervolgens de vertaling verder te kunnen verbeteren. Na de proeve zal boek voor boek, vers voor vers de vertaling opnieuw bekeken worden, de tekstkritische vragen beantwoord worden, de achtergrond en context beter bestudeerd worden en aan de hand hiervan verbeteringen doorgevoerd worden.

Ook is het zo dat als van een woord alle voorkomens eenmaal vertaald zijn, je daarna per woord kan gaan kijken welke keuzes gemaakt zijn, waar het trefwoord gehandhaafd kon worden, en waar afgeweken werd. Door dit woord voor woord te bestuderen, kun je zelf nagaan of dit ook consequent gebeurd is. Zijn er patronen te ontdekken op de plekken waar afgeweken moest worden? Dan kunnen deze patronen beschreven worden in een woordenboek dat erbij gemaakt zal worden, en kunnen ze consequent doorgevoerd worden.

Dit zoeken naar patronen zal ook een diepere wetenschappelijkere basis krijgen als het geplande promotieonderzoek meer vorm krijgt en resultaten oplevert. Zoals elders in deze uitgave omschreven, gaat dat promotieonderzoek juist over deze vraag: is het mogelijk met alle taalkundige data, grammatica, zinsstructuren en meer patronen in de taal zelf te vinden die ervoor zorgen dat de betekenis van een woord in de ene context anders is dan in de andere? De resultaten van dit onderzoek zullen gaandeweg ook toegepast worden op de vertaling van zowel het Nieuwe als het Oude Testament, en zo een nóg betere en consequentere vertaling opleveren.

De hoop is dan dat in anderhalf à twee jaar er een proeve van vertaling van het Oude Testament is, waarna er in de vele jaren daarna gewerkt zal worden aan de verbetering en verfijning ervan, en er uitgebreid commentaar bij geschreven zal worden, en woordenboeken bijgehouden zullen worden over de betekenis, patronen en keuzes in de vertaling. Allemaal om de betekenis van de tekst zo goed mogelijk weer te geven, en de gebruiker zoveel mogelijk in handen te geven om die betekenis er ook uit te kunnen halen! 

Deel met anderen