Dwaling, misleiding en bedrog (3)

30. De onsterfelijkheid van de ziel

     Dit is een andere leer van dwaalgeesten en demonen. De ziel is het resultaat van de vereniging van lichaam en geestGen.2:7 Maar de ziel is geenszins ‘onsterfelijk’; want haar bestaan is afhankelijk van de verbinding van het lichaam met de geest. Als God bij het overlijden van een mens de geest terugneemt en het lichaam tot de aarde terugkeert, waaruit het genomen is Pred.12:7, dan bestaat de ziel niet meer. Haar een onsterfelijk bestaan in een zogenaamd dodenrijk toeschrijven, is een leer, die geen enkele grondslag in de Schrift heeft. Het is in deze beknopte verhandeling niet mogelijk het gehele probleem te beschrijven. 

     De reden dat veel gelovigen weinig van dit onderwerp afweten, is gelegen in het feit, dat in het verleden foutief vertaalde bijbel teksten, de heldere grondtekst zo veranderden, dat de werkelijke betekenis verloren is gegaan.  

We lezen in de grondtekst van het oude testament over “dode zielen” (Lev.19:28; 21:1; Num.5:2; 6:6, onder andere1)

In Leviticus 24:17 kan men lezen wat er met een mens moet gebeuren, die de ziel van een mens doodt.2 Bileam roept uit: Moge mijn ziel de dood van de oprechten stervenNum. 23:10 hSV. En Elia wilde zelfs, dat zijn ziel stierf 31Kon.19:4

     Mogen deze weinige getuigen voor ons voldoende zijn! Hoe kan iemand in het licht van deze uitspraken nog van een onsterfelijke ziel spreken? Er is geen enkele tekst te vinden voor deze dwaalleer; toch hebben de meeste religies en religieuze organisaties dit tot een dogma verheven, dat blindelings gevolgd en hartstochtelijk verdedigd wordt. Wie heeft belang bij het in standhouden van de verdere verspreiding van deze dwaling? Dat zijn alleen de duistere machten die door dit bedrog een geschikt werkterrein verkrijgen voor verdere dwalingen onder deze bedrogen mensen. Uit deze dwalingen vloeit nog meer bedrog voort, dat zonder de eerste afwijking ondenkbaar zou zijn geweest.

1. Alleen Numeri 6:6 noemt letterlijk een dode ziel; in de overige wordt echter wel verwezen naar dode ziel(en), met name de verontreiniging die door aanraking ervan ontstaat.      
2. De Statenvertaling (SV) leest: en als iemand enige ziel van de mens zal verslagen hebben, zal hij zeker gedood worden; in de Griekse vertaling (7LXX0) is het: zal verslagen hebben 7en hij sterft0zal hij zeker gedood worden.
3. De SV leest: en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: neem nu, Jahweh, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.

31. Valse verwachtingen omtrent hiernamaals en toekomst

     Valse verwachtingen worden voor een klein deel door verkeerd begrepen schriftteksten en voor het grootste deel door dromen, visioenen, verschijningen en vreemde stemmen gevoed. Dit bedrog komt op schokkende wijze tot uitdrukking in tal van religieuze liederen, die zonder aarzeling en met enthousiasme door vele gelovigen gezongen worden. Men verlegt de plaats of het verblijf van de overledenen met hun zogenaamde onsterfelijke ziel naar de hemel, naar het paradijs, naar de boezem van Abraham, naar de stad met gouden straten, waar de zaligen in witte gewaden en met palmbladen in de hand wandelen en heerlijke psalmen zingen. De gestorven goddelozen kan men dan vanzelfsprekend in de hel vinden. Het is onthutsend hoe ver de gelovigen van de waarheid af geraakt zijn door de leer van demonen. Niemand vraagt zich serieus af, waarom de Schrift een opstanding leert! Dat is compleet overbodig als de ziel van een mens levend in het zogenaamde hiernamaals voortleeft en al van alle hemelse heerlijkheden kan genieten.

De Schrift leert heel duidelijk en op vele plaatsen. dat de doden dood zijn en niet leven. Zij vergelijkt de dood vaak met een slaap, waaruit de mens opgewekt moet worden, om te kunnen opstaan en levend gemaakt te worden. Pred.9:3-10; Jes.38:18; 26:14,19; Job 14:10-12; 3:13; Dan.12:2,13; 1Kor.15:12-19; Openb.20:5,6 e.a. Men heeft vaak geprobeerd deze heldere uitspraken te ontkrachten met de gelijkenis van ‘de rijke man en de arme Lazarus’. Dat doet men zonder daarbij te bedenken, dat men zo niet met de Schrift om zou gaan. Want een gelijkenis hoeft geen realiteit te zijn en dat is het hier ook niet. Het stelt de ontwikkeling van het volk van Israël voor. Het is een bekende tactiek van de tegenwerker om munt te slaan uit verkeerd uitgelegde gelijkenissen en beeldspraak in de Schrift, omdat hij ons op een dwaalspoor zet door zijn kunst om alles te kunnen verdraaien tot een valse leer. Dat lukt hem ook zeker bij gelovigen, die niet op een voorbeeld van gezonde woorden letten 2Tim.1:13; die het woord van de waarheid niet recht snijden 2Tim.2:15.

32. Dromen, visioenen en verschijningen

Verdere misleidingen van de tegenwerker en de demonen bij het zojuist beschreven bedrog, vallen in vruchtbare grond als het gaat om dromen, visioenen en verschijningen. Veel gelovigen spreken over dromen die ze gehad zouden hebben, waarin zij instructies zouden hebben gekregen om dit of dat te doen. Als tegenwoord op bezwaren, wijst men op de dromen en visioenen die van God tot Israël kwamen, ook tot de apostelen en zelfs tot Paulus, om hen de juiste weg te wijzen. Men ziet daarbij volledig over het hoofd dat deze in een heel ander beheer thuishoorden en in verbinding stonden met het koninkrijk. Het was ook de tijd dat het Woord van God nog niet compleet gemaakt was Kol.1:25; er zouden nog meer openbaringen komen. De apostel Paulus mocht dit Woord van God compleet te maken, zodat extra openbaringen voor het huidige tijdperk niet meer nodig zijn. Nu we over het compleet gemaakte woord beschikken, zullen we geloven zonder te aanschouwen.2Kor.5:7 Wie niettemin aandacht geeft aan dromen en er belang aan hecht, wordt het slachtoffer van het bedrog van de vijand, die goddelijke activiteiten levensecht kan imiteren. Het gevaar ligt ook in het feit dat de uitlegging van dromen ruimte geeft voor allerlei verbeelding. Met visioenen en verschijningen is het net zo, die komen zonder uitzondering van demonen; want God openbaart Zich nu alleen door Zijn geschreven en voltooide Woord. De demonen kunnen zich prima voordoen als overleden familieleden of ‘boodschappers van licht’.2Kor.11:13,14 Zij benutten een dwalend geloof in een met overledenen bevolkt hiernamaals en genieten van hun bedrog aan misleide mensen. Met stemmen is het net zo. Of ze nu van buitenaf of van binnenuit klinken, ze zijn duidelijk teken van demonische bezetenheid. 

Je zou jezelf moeten afvragen: wat kunnen dromen, visioenen of verschijningen en stemmen voor nieuwe boodschap brengen?

Stemmen hun uitspraken overeen met het Woord van God, dan zijn ze helemaal niet nodig, want we kunnen het Woord zelf lezen. Stemmen ze niet overeen met het woord, dan zijn ze verwerpelijk! Zulke verschijnselen zijn in ieder geval compleet overbodig! God wil, dat we ons alleen met Zijn Woord van de waarheid voeden, zodat we gezond kunnen zijn in het geloof. Zijn Woord bevat alles wat we nodig hebben voor ons geloofsleven en de erkenning van Hem Zelf. Blijven wij in dit Woord, dan mogen wij geworteld en gefundeerd staan in de boze dag. Efe.5:16; 6:13 Diegenen, die naar dromen en stemmen luisteren, zijn veelvuldig van dit Woord afgeweken en lezen het meestal helemaal niet. Je bent dan aan iedere aanval van de tegenwerker weerloos overgeleverd.            

33. Gezind zijn boven wat geschreven staat

     Laten we onwrikbaar vasthouden aan Zijn betrouwbare woord, dan beschermt dit ons ook tegen een ander gevaar, namelijk een menselijke uitleg naar eigen inzicht. De Schrift waarschuwt hier indringend voor 1Kor.4:6 omdat Satan probeert ons daartoe te verleiden. Hij stelt ons nutteloze vragen, bijvoorbeeld over de herkomst van God, naar de situatie in de hemelwereld en haar bewoners, naar tijdstippen en berekeningen wanneer de komende gebeurtenissen zullen plaatsvinden. Hij wil daarmee onrust stoken en twijfel in ons hart zaaien en ons van het woord afbrengen. Als hem dat lukt, dan rooft hij de vrede van ons hart en de vreugde van het geloof en gebed; zo  maakt hij ons ongeschikt voor het ons toevertrouwde dienstwerk. Het is hem alles waard om dat te bereiken. Daarom laten we ons niet wegleiden, maar we laten ons door het woord vermanen: 

niet hooggezind te zijn, naast wat je gezind moet zijn, maar
gezind te zijn op verstandig zijn, zoals God aan eenieder 
een maat van geloof toedeelt Rom.12:3 CV

34. Tekenen en wonderen

     Tekenen en wonderen waren kenmerkend voor het koninkrijk van Jezus Christus op aarde, zoals dat voor een korte periode aanbrak met Pinksteren. Het verlangen naar deze zaken binnen het beheervan genade leidt mensen op een dwaalspoor. God openbaart Zich aan de uitgeroepen gemeente, het lichaam van Christus, alleen door Zijn gecompleteerde woord en getuigt dit aan iedere gelovige door de in hem wonende geestEfe.1:13,14 Dit is: alleen aan onze geest, niet aan onze ziel, ook niet aan ons lichaam (het vlees). De openbaring van God door Zijn woord en Zijn geest is geen gevoelskwestie en wordt ook niet lichamelijk waargenomen. Dit gebeurt door verlichting van ons verstand en denken, zodat we kunnen verstaan en begrijpen wat God in Zijn geschreven woord zegt. Tekenen en wonderen zijn daar absoluut niet voor nodig. Zij zouden ons geloof niet bevorderen maar eerder hinderen. Wij zouden ertoe worden verleid om meer belang te hechten aan tekenen en wonderen dan aan het geopenbaarde levende woord. Daarom zijn deze dingen niet opgenomen in de tegenwoordige bediening, maar voor onze bescherming en veiligheid eruit genomen. Wie nu door de hang naar wonderen deze dingen nog begeert of er aandacht aan geeft, laat zich door demonen bedriegen en verleiden; het zal zijn geloofsleven beïnvloeden.

4. Beheer is letterlijk: huis-wet en wijst op hoe God een zekere periode van Zijn plan inricht. Hij geeft daarin een bijzondere toedeling. Wij leven sinds de dagen van Paulus in genade, tot de bazuin van God. 1Thess.4:13-18

35. Het strijden om gaven

     De afbreuk van ons geloofsleven zit ook in de strijd om de gaven, die bij het begin van het koninkrijk hoorden en stopten toen het koninkrijk werd opgeschort. Deze omvatten uitstortingen van geest, spreken in tongen, werken van krachten, wonderbare genezingen en ga zo maar door. Al deze manifestaties, die kenmerkend zijn voor de periode van onmondigheid, van de nog onvolkomen erkenning, hielden op toen de volwassenheid kwam. 1Kor.13:8-13; Kol.1:25 Wanneer we deze gaven vandaag opnieuw zoeken, is dat een teken voor de misleidende en bedrieglijke werken van de machten der duisternis, die daardoor van het nuchtere en gezonde geloof afleiden. Helaas hebben ze veel succes gehad en daarom is het ook onze taak om de krijgslisten van de tegenwerker aan de kaak te stellen en ervoor te waarschuwen.

36. Rijkdom en aards bezit

     Een list van de vijand die vaak over het hoofd gezien wordt, is om de begeerte naar rijkdom en aards bezit op te wekken. Men zou denken dat dit niet van toepassing is op ware gelovigen. De auteur stelde door spijtige ervaring vast, dat zelfs goede broeders in het geloof door financiële successen innerlijke schade opgelopen hebben. Het is niet voor niets dat de apostel schrijft: ‘Want een wortel van alle kwaad is geldzucht’ [letterlijk: zilver-vriendschap] ‘Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.’ 1Tim.6:10 Het najagen van rijkdom is zo algemeen en vanzelfsprekend, dat men er zelfs niet meer over nadenkt. Maar dat is wat de tegenwerker wil bereiken. Daarmee heeft hij wederom een zaak planmatig gemaakt, waarvoor het woord van God nadrukkelijk waarschuwt:

  Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet  
  ons dat genoeg zijn. Maar wie rijk willen zijn, vallen in 
  verzoeking, in een strik [van de tegenwerker], en in vele 
  dwaze en schadelijke begeerten die de mensen doen 
  wegzinken in verderf en ondergang. 1Tim.6:8,9

     Het kan natuurlijk voorkomen dat gelovigen rijkdom in de schoot geworpen krijgen, zonder dat zij dat hebben nagejaagd. Het is verheugend dat men dan kan zien dat noch hun geloofsleven, noch hun wandel, daar nadeel van ondervindt. Maar dat men de instelling heeft ten opzichte van deze goederen, alsof men er geen had. 1Kor.7:29-31

     Omdat de rijken, die gelovig zijn, het gevaar lopen dat zij niet goed met het verkregen bezit omgaan, geeft God hen de juiste en doordachte instructie in Zijn woord:
 

     Hun die rijk zijn in de tegenwoordige eon, moet gij bevelen
     niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden 
     niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles 
     rijkelijk ten gebruike geeft, om wel te doen, rijk te zijn in 
     goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij 
     zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om 
     het ware leven te grijpen. 1Tim.6:17-19 NBG 

     Als de weinige rijke gelovigen zich aan dit woord zouden houden, dan zouden vele christelijke organisaties die zich toeleggen op het verkondigen van de waarheid, gemakkelijker en zorgelozer kunnen werken. De rijken kunnen zichzelf verheugen over het aandeel dat zij hebben in het gezegende werk. De Heer zal hen zeker rijk belonen. 1Kor.3:10-15

De misleidende pogingen van de tegenwerker zijn, zoals we uit de voorgaande bespreking kunnen zien, in de tegenwoordige tijd ontstellend groot.

 37. Enorme toename van de dwalingen

     Er zal echter na de opname van de gemeente, het lichaam van Christus, tot aan het einde van de eon een enorme toename van dwalingen optreden. Nu en tot die tijd heeft de tegenwerker nog zijn plaats in de hemelse gewesten en vermomt zich bij zijn bedriegerspraktijken als een boodschapper van het licht. Het zal veranderen: ‘En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn boodschappers met hem. Op.12:9 Dit is zijn eerste grote nederlaag en hij heeft grote grimmigheid. Op.12:12 Nu vermomt hij zich niet meer als een boodschapper van het licht, maar hij gaat rond als een brullende leeuw, zoekend wie hij zal verslinden. 1Pet.5:8 Aan de list wordt nog bruut geweld toegevoegd. 

     Hij wordt dan vergezeld door ‘de mens der wetteloosheid’, de zoon van de destructie 2Tes.2:3 (het eerste wilde beest uit Op.13:1-9). Als zijn aanwezigheid samengaat met de werkzaamheid van satan, die dan met alle kracht, tekenen en wonderen van leugens en met alle bedrog en verleiding, ongerechtigheid bewerkt. Nu trekt hij alle registers van zijn verleidingskunst open en geeft macht aan het wilde dier (ook antichrist genoemd) om zijn werk te doen.

     Er komt echter nog een ander beest bij, de valse profeet Op.13:11-18, van wie geschreven is dat het ten gunste van het eerste wilde beest en dus de draak (satan) diegenen misleidt die op de aarde wonen. En dat zal zijn door de tekenen die hij kan doen. Hij gebruikt de hem gegeven volmacht meedogenloos en eist van alle mensen, dat zij het eerste wilde dier en de draak aanbidden, zodat hij zich in de tempel zet, om te bewijzen dat hij (als) god is. 2Tes.2:4  Wie zich daar niet naar voegt, of treuzelt, wordt eenvoudigweg met brute kracht gedood.

     Ook het grote Babylon, de moeder van hoeren en de gruwelen van de aarde staat in dienst van de tegenwerker en misleidt door haar toverij alle volken. Op.17:5; 18:23 Over haar zal eerst een gericht zijn, zowaar door het wilde dier zelf. Maar de werkzaamheid van het wilde dier is gelimiteerd. Zij zullen, als de tijd daar is, gevangengenomen worden en in de poel des vuurs worden geworpen. Op.19:20 In het bericht over deze komende gebeurtenis zal nog een keer met nadruk vermeld worden, dat door hen allen verleid werden, die het merkteken van het wilde beest hebben en hem aanbidden. 

     Ook de tegenwerker zelf zal gevangen genomen en gebonden in de afgrond geworpen worden, zodat hij de natiën niet meer zal verleiden. Op.20:3 Zelfs in duizend jaar gevangenschap zal hij niet het minst veranderen. Hij zal daarna overeenkomstig het plan van God nog eenmaal voor korte tijd losgelaten worden. Op.20:3,7 Hij maakt van deze korte vrijheid gebruik om alle natiën te gaan misleiden die aan de vier hoeken van de aarde zijn. Het zal hem lukken om zonder veel moeite een groot en machtig leger te verzamelen en een verwoestende oorlog tegen de heiligen en de heilige stad te leiden. Op.20:8-10 Maar het komt niet tot een strijd. God laat vuur uit de hemel vallen dat de legers van satan zal vernietigen. De tegenstander wordt in de poel des vuur geworpen en zijn bedrieglijke en misleidende daden houden dan eindelijk voorgoed op.

     Door deze, in de onthulling van Jezus Christus vastgelegde toekomstige gebeurtenissen, zijn de gelovigen uit Israël die in deze benauwheden en tijd leven gewaarschuwd. Ook Petrus wijst daar op, als hij schrijft: ‘Geliefden, daar gij nu het van tevoren weet, weest op uw hoede, dat gij niet, door de dwaling van de zedelozen (de zeden en wet van de vaderen verlaten om zich bij de mens der wetteloosheid aan te sluiten 2Tes.2:3,4) meegesleept, afvalt van uw eigen standvastigheid in geloof.’ 2Pet.3:17

Het lichaam van Christus krijgt niet meer te maken met deze laatste zware verleidingen, omdat zij van tevoren weggerukt wordt in wolken, de Heer tegemoet in de lucht, om voortaan met Hem samen te zijn. Toch mogen wij niet denken, dat er voor ons daarom geen wezenlijke gevaren van misleiding bestaan. Dat sommigen menen dat dit wel het geval is, is een aanwijzing dat ze reeds in de val van de verleider gelopen zijn. Daarom willen we niet te veel op ons zelf vertrouwen!

(wordt vervolgd)

Irrtum, Irreführung und Betrug – Wilhelm Schaffhauser
Konkordante Schriftenreihe nr.236
© Konkordanter Verlag, Birkenfeld
Vertaling: Hans van der Kleij

Deel met anderen