18. Satan – een leugenaar en bedrieger
Leugen en bedrog zijn het innerlijke karakter en begeren van Satan. Als hij bij uitzondering een keer waarheid spreekt, dan is het alleen om zijn doel van misleiding te bereiken. Steeds zal hij proberen de woorden van God in twijfel te trekken om ons onzeker te maken, te misleiden en in een val te lokken.
Zo gedroeg hij zich ook tegenover de eerste mens. God had Adam een duidelijk verbod opgelegd, namelijk dat hij niet mocht eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Verder maakte Hij hem opmerkzaam op de gevolgen van zo’n overtreding: ‘want op de dag, dat je daarvan eet, zul je stervende stervend zijn’.Gen. 2:17 Eva, zijn helper, die iets later geschapen werd, was op de hoogte van dit verbod, zoals ook uit het gesprek met de slang blijkt. De tegenwerker echter, in de gestalte van de listige slang, trok de woorden van God in twijfel: ‘Je zal niet sterven’.Gen.3:1-5 Als deze twijfel bij onze oerouders in het hart gelegd is, beschuldigt de tegenwerker, nog brutaler geworden, God zelfs van een onwaarheid, toen hij zei: ‘maar God weet, dat op de dag, dat je daarvan eet, je ogen geopend zullen worden en je als God zal zijn, kennende goed en kwaad’.Gen. 3:5 Daarmee was niet alleen de begeerte naar de heerlijke vrucht gewekt, maar ook om net als God te zijn. De werking van satans list was volledig en doeltreffend; want door zijn misleiding en bedrog geraakte Eva in een dwaling – volledig misleid – en beging een overtreding en met haar ook Adam. 1Tim.2:14 Zij moesten daarmee een tot dusver geheel onbekende wet van God leren: ‘Dwaalt niet! God laat Zich niet minachten, want wat een mens ook zaait, dat zal hij oogsten’. Gal.6:7 Eva moest na haar overtreding dan ook toegeven: ‘De slang heeft mij verleid’. Gen.3:13Zij had zich laten bedriegen en had niet met de absolute waarachtigheid van God gerekend. God is altijd waar en Hij doet, wat Hij zegt en belooft, Hij houdt altijd Zijn woord!
19. De god van deze eon
De Satan en tegenwerker, de oeroude slang, verblindt de gedachten van de ongelovigen, zodat zij de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus niet ontwaren. 2Kor.4:4 Hij wijkt af van de waarheid en leidt mensen op bedrieglijke wijze op dwaalwegen. Hij rooft het in het hart gezaaide woord (het bij het zaaien langs de weg gevallen en door de vogels – satans medewerkers – opgegeten zaad), zodat het niet opkomt en kostbare vrucht brengt. Mat.13:4,8 Hij geeft de mensen de bedrieglijke gezindheid in het hart, dat zij helemaal geen zondaars zijn en dus ook niet gered hoeven te worden. Op grond daarvan zegt ook Johannes: ‘Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet’. 1Joh.1:8
20. De gelovigen zijn het mikpunt
Niet alleen de ongelovigen zijn het doel van Satan. Hij heeft het in het bijzonder gemunt op de gelovigen. Hen ten val brengen is voor hem van groot belang en geeft hem bijzondere vreugde en voldoening. Laat niemand zich daarin vergissen en menen dat wij als leden van het lichaam van Christus immuun zijn voor zulke aanvallen. Paulus schreef niet voor niets aan de Korintiërs, dat hij vreesde dat de gedachten van de gelovigen te Korinte, net als bij de slang die met zijn list Eva geheel misleidde, zouden afdwalen van de eenvoud van hart en de oprechtheid die op Christus gericht is.2Kor.11:3Als dat niet mogelijk was, zou de Schrift er niet over spreken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan Ananias en Saffira, die toch deel hadden aan de heilige geest en de krachten van de toekomende eon mochten ervaren, Heb.6:4-6 maar die struikelden in een afschrikwekkende mate van bedrog en dwaling. Petrus moest hen aan de kaak stellen en ontmaskeren, omdat Satan hun hart vervulde, zodat zij de heilige geest bedrogen.Han.5:3
Net als toen, zitten velen nu om dezelfde wil in de val van de tegenwerker gevangen. Er is bijzondere wijsheid en zachtmoedigheid nodig om zulke mensen weer te ontnuchteren, 2Tim.2:26 vooral omdat deze onwilligen heftige tegenstand tegen hun bevrijding bieden en de broeders en zusters die zich om hen bekommeren voor tegenwerkers houden. Ook dat hoort bij Satans listen, dat hij de dwaling voor waarheid uitgeeft en de waarheid als dwaling weergeeft.
21. Het recht van de tegenwerker
God heeft de tegenwerker het recht verleend om mensen te beproeven en hij eist dit ook op voor de gelovigen. God geeft hem deze toestemming, die aan zijn raadsbesluit ontleend is en deel uitmaakt van de donkere achtergrond, waar tegen Hij zijn overweldigende genade en liefde in een stralend licht openbaart. Satan dient daarmee een door God opgesteld doel Jes.54:16 en verstoort op geen enkele manier Gods plan en handelen, maar hij draagt bij aan de uitvoering ervan, hoewel hij dat niet wil en ook niet erkent! Wij kunnen dat duidelijk zien in het voorbeeld van Job, waarbij Satan niet meer beproevingen mocht toevoegen dan God hem toestond en Job uiteindelijk ten goede diende. Satans werk, gaf God de gelegenheid, Zijn grote kracht en macht en Zijn wijsheid te laten zien. Daarom was het bij het einde Jobs leven nog heerlijker dan bij het begin.Job.42:28
Iedere gelovige moet de aanvallen en verzoekingen van de tegenwerker ondergaan. Zelfs onze mens geworden Heer werd door hem beproefd.Mat.4:1 Men kan uit de manier waarop de Schrift hierover bericht, duidelijk afleiden dat ook dit volgens het raadsbesluit van God gebeurde. Hij moest dat doen, zodat de absolute gehoorzaamheid van de Eniggeborene aan de Vader voor het aangezicht van de toekijkende, onzichtbare geestelijke wezens werd bewezen en God daardoor verheerlijkt werd.
Indien echter onze geliefde Heer Zelf het mikpunt van verzoeking van Satan was, hoeveel meer moeite zal de verzoeker doen om de gelovigen te beproeven en te verleiden! Noch de Vader, noch de Heer Jezus Christus ontneemt hem dit. Zo kunnen we lezen dat de Heer aan Petrus onthulde: ‘Simon, Simon, zie de Satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken.’ Luk.22:31,32 Wij kunnen geen woord vinden dat de Heer dit Satan had willen verhinderen; want Hij wist, dat deze beproeving overeenkomstig het raadsbesluit van God zo moest zijn. Daarom bad Hij dat Petrus kracht ontving zodat zijn geloof geen schipbreuk zou leiden, maar de verzoeking glansrijk zou doorstaan. Hetzelfde lezen wij ook over de gemeente in Filadelfia in de tijd van het boek De openbaring van (Johannes) Jezus Christus. Op.3:7-13 De Heer wil haar trouw belonen en belooft haar uit (niet voor!) het uur der verzoeking te bewaren, dat aanstaande is om over de gehele bewoonde aarde te komen. Op.3:10
Dergelijke kennis zou ons moeten bemoedigen, om niet voor de pogingen van de tegenstander te vrezen noch te wanhopen in de beproevingen; want het zijn gelegenheden om onze God en Vader en onze Heer Jezus Christus door ons vertrouwen en het door Hem van ons verlangde, te blijven vasthouden, volharden en te verheerlijken!
22. De overwinning over de zonde
Het is slechts mogelijk om de zonde in de dood te houden door constant waakzaam te zijn en overeenkomstig Romeinen 6, daadkrachtig aan deze strijd deel te hebben. Zicht op goed en fout en op de tegenstrijdigheden tussen onze mislukkingen in het dagelijks leven en onze plaats in Christus, krijgen we alleen door het geschreven woord van God. Laat ons daar een open oog voor ontvangen! Het behoort tot de listen van de vijand om bij ons op het gebied van de dood van de oude mens valse voorstellingen te geven. Hij wil ons ervan overtuigen dat God de zonde volledig uit ons vlees verwijdert, dat het ons geen kwaad meer kan doen. Bij veel gelovigen, die wegens hun passieve houding door demonen worden aangevallen, weet de aartsleugenaar een bedrieglijk gevoel van zondeloosheid te bewerken. Zij ervaren dan gevoelens van gelukzaligheid, vrede en zuiverheid, waaruit ze opmaken dat de zonde volledig uit hun bestaan is gewist. De auteur kent veel gelovigen die deze toestand intens nastreefden; hijzelf was in zijn jonge jaren van meet af aan er op bedacht dit van de Heer te bidden. Meestal werden deze gevoelens weer afgewisseld door tegenstrijdige ervaringen die duidelijk maakten dat men zich vergist had. Het is een heel gevaarlijke vorm van bedrog van Satan, door ons wijs te willen maken dat ons sterfelijke lichaam absoluut dood zou zijn voor de zonde, dat dit niet zou kunnen opleven, een toestand, die ons pas in een opgestaan lichaam in heerlijkheid geschonken zal worden. Dat we de zonde in de dood kunnen houden, is slechts mogelijk door volhardend en bewust naar de overwinning ervan te grijpen op basis van het gekruisigd zijn van ons vlees. Alleen op deze wijze hebben we de mogelijkheid om voor ons zelf dood te zijn tegenover de zonde en voor God, echter in Christus Jezus, onze Heer, te leven.Rom.6:8-11 Dat is geen passieve houding, maar verlangt een zeer actief meewerken (niet in vleselijke ijver, maar door een gezonde leiding van de geest), zoals we ook in Romeinen 6:12-14 kunnen zien. Wij willen daarom waakzaam zijn en ons een heldere blik laten schenken en vasthouden.
23. De praktijken van de tegenwerker
Het is bij alles noodzakelijk’, dat we de andere uitwerkingen die hij gebruikt voor de misleiding van zowel gelovigen als ongelovigen, uit de heilige Schrift tevoorschijn halen. De Schrift spreekt van de ‘strategieën van de tegenwerker’.Ef.6:11 Daarmee wordt uitgedrukt dat hij een oorlog vol met listen tegen gelovigen voert. Wij kunnen in Efeziers 4:14 lezen dat zijn listen er op gericht zijn, de dwaling planmatig te maken: ‘…door list om de stelselmatigheid van de dwaling te bewerken’. Hij wil de grondregels van de wereld, dat is hetgeen de door kwaad beheerste wereld juist en goed noemt, ook voor gelovigen bindend maken. De praktijken van deze boze eon moeten gaan gelden voor en heersen over de gelovigen. Het door de tegenwerker aangebrachte bedrog en de stelselmatig gemaakte dwaling zal door iedereen als waarheid erkend en overgenomen worden. Een voormalig medewerker van Paulus, Demas, was al ten offer gevallen aan dit bedrog; want hij verliet zijn leraar, omdat hij de tegenwoordige eon lief gekregen had en daarmee viel in de stelselmatige dwaling. 2.Tim.4:10 Om de standvastigheid van gelovigen te doen wankelen, zorgt Satan voor een overdreven ontzag voor de zogenaamde deskundigen.
24. Het ontzag voor ‘deskundigen’
Hoe vaak gebeurde het niet dat de schrijver van dit stuk, als hij concordante literatuur ter bestudering aanbood, te horen kreeg: ‘dat wij, “leken”, ons niet zoveel moesten aanmatigen’. De gestudeerde theologen zouden het toch beter moeten weten, omdat zij de ‘deskundigen’ zijn. Als we dan te kennen gaven, dat we ten gevolge van onze ervaring geen bovenmatig ontzag hebben voor de zogenaamde deskundigen van het geloof en alleen de uitspraken van de heilige Schrift maatgevend zijn, dan kwam er een heftige verontwaardiging los. De kerken hebben weliswaar een onderverdeling tussen deskundigen en leken gemaakt, maar dat is juist een door de tegenwerker stelselmatig bewerkte dwaling; want de ordening van de in de brieven van Paulus (en ook in de geschriften van de besnijdenis apostelen) aangesproken uitgeroepen gemeenten kennen zo’n onderverdeling niet. De Heer Zelf schenkt aan het lichaam het dienstwerk en de genadegaven, zoals Hij wil, tot aanpassing van de heiligen tot het dienstwerk, Ef.4:11,12 zonder rekening te houden met de zogenoemde wetenschappelijke achtergrond.
Indien de ‘deskundigen’ zo vakkundig waren geweest dan hadden ze niet zo vaak geblunderd voor de Heer Jezus en Zijn discipelen. Wat de Heer Jezus vond van de ‘schriftgeleerden’, zei Hij ook onomwonden: ‘Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet, noch de kracht Gods’. Mat.22:29; Mar.12:24 Paulus bezweert Timotheüs zelfs, zich voor de ‘deskundigen’ en autoriteiten in acht te nemen: ‘O Timotheus [geen deskundige, maar een uitverkorene van God], bewaar wat u is toevertrouwd, houd u buiten het bereik van de onheilige, holle klanken en de tegenstelling van de zogenaamde kennis (Gr.: gnosis). Aangaande het geloof dwalen zij af. 1Tim.6:20,21
De uitverkiezing en de roeping van het lichaam van Christus en de dienende medewerkers van God, richt zich niet op een wetenschappelijk theologische opleiding, maar op heel andere principes: ‘Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werd: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wél iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God.’1Kor.1:26-29
We bedoelen niet te zeggen, dat gestudeerde theologen geen waardevolle medewerkers van God in de uitgeroepen gemeente kunnen zijn. Wij kennen er zelf meerdere. Maar hun aantal behoort tot de hier boven genoemde ‘niet vele’, en zij moesten zich, vaak met pijnlijke worstelingen, losmaken van de aangenomen, tot dwaling leidende filosofieën. Paulus is daar het beste voorbeeld van. Hij was ook een gestudeerd man, een deskundige en een uitblinker in de groep Farizeeërs. Daarom had hij diepe kennis op dit gebied en kon zich als geen ander een oordeel veroorloven. Maar ook hij gaf dit alles op vanwege de erkenning van Christus Jezus.
25. Een mooie manier van spreken
Een andere misleidende manier van manoeuvreren door Satan beoogt om het gehoor te strelen. Veel gelovigen lopen predikers achterna die hen door de vlotheid van hun elegante of dicht bij de mens staande manier van spreken enthousiasmeren. De inhoud van dergelijke toespraken kan tamelijk leeg zijn; als de spreker maar sprankelende humor gebruikt bij zijn verhalen en veel anekdotes vertelt. Als hij over fantastische dingen spreekt en vertelt over verschijningen en visioenen, dan luistert de menigte naar hem, maar slechts weinigen merken dat de heilige geest zulk werk niet doet. Paulus waarschuwt nadrukkelijk voor deze zaken: ‘Want er zal een era zijn waarin zij de gezonde onderwijzing niet zullen verdragen, maar zij zullen voor zichzelf, in overeenstemming met hun eigen begeerten, leraren ophopen, doordat het gehoor gestreeld is 1Tim.4:1 en hun gehoor zullen zij inderdaad van de waarheid afkeren, maar naar de mythen zullen zij afgewend worden.’ 2Tim.4:3,4
Van zulke valse leraren wordt alles aangenomen door de toehoorders, daarbij wordt elke ontsporing over het hoofd gezien. Zo kon het geruime tijd geleden gebeuren dat een door veel mensen geliefde en gerespecteerde spreker de volgende interpretatie gaf over de tekst uit 1Thessalonicenzen 5:26: ‘Groet alle broeders met een heilige kus’ en voegde daar aan toe: ‘En vanaf je zestigste mag je ook een zuster een kus geven’. Men zou verwachten dat de luisterende gelovigen daar geschokt op zouden reageren. Maar niets daar van. De meerderheid van de bezoekers van de samenkomst hoorde deze ongepaste uitspraak met een glimlach aan. Onmiskenbaar schuilt de tegenwerker achter deze suggestie om de ziel van mensen aan te spreken en op een vrij vrome manier te plezieren. Paulus had ook al slechte ervaringen met zulke dingen meegemaakt, als hij schrijft: ‘Want indien inderdaad iemand die komt een andere Jezus verkondigt, die wij niet verkondigd hebben, of jullie een andersoortige geest verkregen, die jullie niet verkregen hebben, dan verdragen jullie dat uitstekend’. 2Kor.11:4 Hieronder vallen ook alle maatregelen van goedbedoelende samenkomstleiders die alleen de ziel aanspreken.
26. Zielse bedwelming
Hoe vaak zegt men niet, dat men de mensen wat moet bieden. Men vertrouwt niet op het heldere en onversneden woord, dat alleen in staat is om de luisteraar te interesseren en aan te spreken. Daarom probeert men dit op weg te helpen met behulp van zielse middelen, zoals liturgische rituelen en ceremoniën, plechtige koren en aangrijpende muziek om de luisteraars in hun emoties te raken en te inspireren. Deze toestanden zijn misleidend en brengen eigenlijk spirituele effecten met zich mee, die de mens kortstondig boven de leegheid van zijn situatie kunnen verheffen, maar die al snel verdwijnen, zodat zij spoedig terugvallen in pijnlijk zichtbare armoede en zwakte. De met geest vervulde gelovigen zien in dat de tegenstander hier achter zit, die schijnbaar vrome en onschuldige middelen gebruikt als belemmering voor de uitwerking van de verkondiging van het woord, maar deze niet bevorderen.
27. Satan wijkt van de waarheid af
Het is gemakkelijk in te zien dat dit op allerlei vroom ogende, maar gevaarlijke en misleidende gebieden gebeurt. Paulus werd nooit moe om in zijn brieven steeds maar weer te wijzen om de geraffineerde tactiek van de aartsleugenaar en voor zijn verleidingen te waarschuwen. Zo schrijft hij aan Titus dat hij de gelovigen daar sterk van moest overtuigen, zodat ze gezond mochten zijn in het geloof, en geen aandacht zouden schenken aan de joodse mythen en geboden die door mensen opgelegd zijn. Tit.1:13,14
Het is een succesvolle list van de vijand, die gelovigen uit hun vrijheid in Christus in de gevangenschap van de wet trekt. Omdat het nu eenmaal toch bij mensen past om zelf actief te worden, wat voldoet aan het verlangen van het vlees en de ziel. Zij menen daarbij beslissende stappen naar Gods heilsplan gezet te hebben, zo is het voor de tegenwerker en zijn medewerkers een eenvoudige zaak om dromerige gelovigen in deze gevaarlijke positie te brengen. Maar God deelt Zijn eer met niemand en erkent geen menselijke prestaties. Rom.3:20; 1Kor.1:29; Gal.3:2,5,10; Ef. 2:8,9; 2Tim.1:9; Tit.3:5 e.v. Het invoeren van een leer van de wet en voorschriften is een afwenden van de waarheid en een dwaalweg. Veel van de gelovigen in de provincie Galatië zijn in deze val van de tegenwerker terechtgekomen en hebben ernstige schade in hun geloofsleven opgelopen, zoals de hele brief aan de Galaten laat zien. Het is dan ook onvoorstelbaar dat zovelen tot op de dag van vandaag op dezelfde manier dwalen en bedrogen zijn en daardoor niet tot de volle erkenning van God en Christus Jezus komen, tot volwassenheid in hun geloof. Ef.4:13,14
Paulus waarschuwt nadrukkelijk voor diegenen die afgekeerd werden tot ijdel gepraat. Zij willen leraars der wet zijn (zij die, in plaats van de voor ons geldende overweldigende genade te verkondigen, oproepen tot werken van de wet); zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken, 1Tim.1:6,7 omdat zij zelf door de tegenwerker verblind en misleid zijn. Wat in dit geval tot Timotheus gericht is, 1Tim.4:7 geldt ook voor ons: ‘wees afkerig van onheilige oudevrouwenpraat’.
Maar onmondigheid in het geloofsleven herbergt nog een ander groot gevaar. Het gaat hier om het zwalken en meegedragen worden door iedere wind van leer, wat er toe leidt, dat de stelselmatigheid van de door de tegenwerker bewerkte dwaling onopgemerkt blijft. Op deze manier is de basis voor allerlei bedrog van de vijand gelegd.
28. Dwaalgeesten en leer van demonen
In 1Timotheus 4:1 worden we gewaarschuwd voor het onheil dat hierdoor veroorzaakt wordt. Zij verspreiden leringen, waaruit ze op de een of andere manier voordeel en voldoening ontlenen en daarmee hen, die er in geloven beschadigen, zodat zij in hun geloofsleven niet tot een ware en complete vreugde doordringen. Zij zijn dan ook niet tot een vreugdevolle aanbidding van God in staat. Het lijkt ons, dat er een dringende behoefte is, ook als is het maar voor kort, om sommige van deze leringen van de dwaalgeesten te ontmaskeren en er voor te waarschuwen. Het kan zijn dat dit sommige lezers van dit artikel hierdoor geraakt worden en zich er mogelijk aan ergeren. Daarom willen we meteen duidelijk maken, dat het niet onze bedoeling is om problemen op te roepen en ergernis te veroorzaken, of iemand te krenken. Maar in oprechte liefde voor alle heiligen, willen we helpen en aangeven hoe fouten die op een traditie berusten, maar ook de gebruikelijke dwalingen, opgeruimd kunnen worden om hen in een gezond geloof te versterken.
29. De leer van de vrije wil van de mens
Een wijd verbreide vergissing in kringen van gelovigen is de overtuiging dat de mens een vrije wil heeft. Wie gelooft in een vrije wil van de mens, moet wel tot gevolgtrekkingen komen, die botsen met bepaalde uitspraken in de heilige Schrift. Men komt deze gedachte vaak tegen in evangelisatiediensten, waar de toehoorders wordt verteld, dat ze vrij zijn om de weg te kiezen die ze willen gaan: die van de wereld of die met de Heer Jezus. En iedereen moet zich eens verantwoorden voor de wilsbeslissing die hij nam. Dat klinkt natuurlijk heel logisch, maar mist elke grondslag in het Woord van God. De mens heeft weliswaar een eigen wil, maar geen vrije wil. Hij kan zelfs af en toe zijn eigen wil tegen de wil van God in laten gaan. Inderdaad is het Gods raadsbesluit, dat een schepsel zich soms verzet tegen Zijn wil, omdat God daarmee Zijn grote macht en kracht kan laten zien. Laten we eens lezen in Exodus 7:1-4, zodat wij dit zullen gaan begrijpen. God zond Mozes en Aäron tot de farao om hem Zijn wil te verkondigen, namelijk het volk Israël uit Egypte te laten wegtrekken. Tegelijk liet Hij zijn twee afgezanten weten, dat Hij het hart van farao zou doen verharden, zodat deze Zijn wil zou weerstaan en het volk niet wilde laten gaan. Hij gaf ook meteen de reden erbij: ‘Ik zal mijn tekenen en wonderen talrijk maken in het land Egypte’. Ex.7:3 De bevestiging daarvan vinden we ook bij Paulus. Rom.9:16,17 De zonde van farao was niet dat hij Gods wil weerstond, maar dat hij zijn vastberadenheid en hardheid aan zichzelf toeschreef, omdat hij zichzelf bovenmatig vereerde.
De mens heeft geen ‘vrije wil’ omdat hij van zijn omgeving afhankelijk is, ook al meent hij die zelf vorm te kunnen geven. Hij wordt geboren in zijn omgeving met zijn erfgoed. De invloed van het erfgoed en de omgeving zullen zijn wil vormen en bepalen. De mens kan daarom niet vrij beslissen, wilsvorming wordt hem opgelegd. Daarom zeggen we dat een mens wel een eigen wil heeft, maar geen vrije wil. Alleen God heeft een vrije wil. Hij bewerkt alles naar de raad van Zijn wil. Ef.1:11 Hij plaatst de mens in zijn omgeving en bewerkt daardoor ook de vorming van zijn wil. Adam en Eva zijn nooit met een vrije wil toegerust. Ook zij handelden overeenkomstig de raad en bedoeling van God (die niemand kan tegenhouden, vgl. Rom. 9:19) en handelden naar hun wil, binnen de voorwaarden die hen gegeven waren (boom van kennis van goed en kwaad, het verbod om daarvan eten; de aanwezigheid van de tegenwerker in de vorm van de listige slang).
Het is de vaste en onherroepelijke wil van God, dat alle mensen gered worden en tot de erkenning van de waarheid komen 1Tim.2:4; 4:10; want alles, wat Hem welgevallig is doet Hij, Ps.115:3 maar het is niet Zijn plan om dat nu al tot voltooiing te brengen. Hij voert alles uit, in overeenstemming met het door Hem bepaalde plan, dat onomstotelijk vast staat. Vandaag redt Hij een deel, dat Hij voor een bepaald doel reeds van voor de nederwerping van de wereld noemde. Ef.1:4; verg. ook Rom.8:28-30; 9:11; 2Tim.1:9; Ef.1:11 Bij deze uitgeroepenen bewerkt Hij, dat zij hun weerstand tegen Hem opgeven en Zijn roeping volgen. De roeping van de apostel Paulus is een uitstekend voorbeeld. De uitgeroepenen zijn heden Zijn uitverkoren vaten van barmhartigheid. Hij alleen voegt mensen aan deze schare toe, totdat de volheid der natiën bereikt is. Het wordt daarom nooit aan de wil van de individuele mens overgelaten om voor God te beslissen; want het hangt dus niet af van hen die willen, noch van hen die rennen, maar alleen van God, Die Zich over de enkeling ontfermt. Rom.9:16 God kan voor deze handelwijze door niemand ter verantwoording worden geroepen, zoals wij in het negende hoofdstuk van de Romeinbrief kunnen lezen. God vergeet ook zijn overige schepselen niet, want Hij redt hen allen op een vastgestelde tijd. Daarmee zal Zijn wil triomferen, die een alles overstijgende gelukzaligheid en een juichende erkenning aangaande Zijn wijsheid en heerlijkheid door Christus, in de harten van al Gods schepselen zal bewerken. Fil.2:11
Irrtum, Irreführung und Betrug – Wilhelm Schaffhauser
Konkordante Schriftenreihe nr.236
© Konkordanter Verlag, Birkenfeld
Vertaling: Hans van der Kleij