We hebben in het vorige nummer gezien dat de naam van God niet meer uitgesproken werd, en de uitspraak ondertussen vergeten is. Hoe kan dat gebeuren? Hoe kan een volk de naam van zijn God vergeten? Daar is nog een verhaal over te vertellen, dat we in dit artikel na willen gaan.1
Gods naam als Zijn herinnering
In Exodus 3 maakt God Zijn naam aan Mozes bekend, als hij naar de Israëlieten moet gaan. We lezen daar:
De naam die God hier van zichzelf bekendmaakt, zal Zijn naam zijn voor het tijdperk, voor de toekomst, en zo zal Hij herinnerd worden van generatie tot generatie. God onderstreept hier het belang van Zijn naam. Hij wil met die naam herinnerd worden. En die oproep vinden we vaker. Zo wordt dit in Psalm 135:13 herhaald, en lezen we ook in Hos 12:5 dat Jahwe zijn (naam van) herinnering is. Zolang een mens leeft kan hij God gedenken, herinneren, en dus de naam noemen, totdat hij sterft. En dan lezen we ook met deze woorden dat er in het dodenrijk geen herinnering is aan God (Psa 6:5).
God zegt dus juist dat het de bedoeling is dat we Zijn naam gebruiken, Hem daarmee herinneren. En we kunnen uit verschillende passages opmaken dat mensen dit ook deden. Zo wordt er in Deut 6:13 opgedragen dat de mensen in Zijn naam zouden zweren. En dat gebeurt ook, bijvoorbeeld in Ruth 3, als Boaz spreekt tot Ruth, als ze ’s nachts bij hem verschenen is op de dorsvloer:
En zo lezen we het dikwijls in verhalen, dat er wordt gezworen bij de naam. Ook in bijvoorbeeld 1Sam 14:45, als het volk Saul bezweert Jonathan niet ter dood te brengen, of in 1Kon 17:1, als Elijah zweert dat er geen regen zal vallen, tenzij hij het zou zeggen. En er werd niet alleen gezworen in de naam, ook gegroet. Iets eerder in het verhaal van Ruth, in hoofdstuk 2, lezen we hoe Boaz zijn werknemers groet:
De naam werd dus niet alleen opgeschreven in de verhalen, en dus voorgelezen, maar ook in het alledaagse leven gebruikte men de naam van God, zoals Hij dat wil, in zweren en groeten. En ook als God direct wordt aangesproken, zoals door Samuel in 1Sam 3:9, dan kan dat met de naam. Het noemen van de naam van je God was ook laten zien dat je bij die God hoorde. Zo lezen we dat God zei in Jeremia 12 tegen de buurlanden die andere goden vereerden:
De naam niet meer uitspreken
Als het Gods bedoeling was dat men Zijn naam zou gebruiken, en Hem bij Zijn naam te herinneren, hoe kan het dan toch gebeurd zijn dat men de naam niet meer ging uitspreken, en hij zelfs in vergetelheid raakte? Wat maakte dat de naam niet meer gebruikt werd in het dagelijks leven, en ook in de teksten niet meer uitgesproken werd?
Als Jeremia dag in dag uitschreeuwt over het geweld en de verwoesting die de Babyloniërs zouden brengen over Jeruzalem en alle dorpen er omheen, dan wordt hij door de priester Paschur in het blok gevangengezet, dan lezen we dat hij overweegt om niet meer namens Jahwe te spreken, niet meer hem te noemen, of Zijn naam, omdat hij geschimpt en getart wordt (Jer 20:8,9), maar hij kan het niet. Dan zijn de woorden van Jahwe als een vuur in zijn hart en botten, en kan hij er niet over zwijgen.
Maar als die verwoesting er uiteindelijk komt, Jeruzalem in puin gelegd wordt, duizenden vallen door verhongering, het zwaard, vuur en andere gruwelijkheden, en het grootste gedeelte dat nog leefde ontheemd werd, weggevoerd naar een ver en onbekend land, is het trauma ongekend groot. Waar was God gebleven? Waarom beschermde Hij hen niet? Staat God nog wel aan onze kant? In Amos 6 lezen we de reactie, als mensen de doden begraven:
Hun God had zich tegen hen gekeerd, was hun vijand geworden. Was het nog wel veilig Zijn naam te noemen? Te herinneren wat Hij allemaal gezegd had? Zijn naam te herinneren?
We weten niet precies wat allemaal heeft meegespeeld, maar het is zeker dat in de tijd die volgde op de verwoesting de naam minder werd uitgesproken. Of het uit angst, afkeer of ontzag was, in Bijbelse teksten werd de naam steeds minder genoemd, en regelmatig vervangen door adonai, Heer, of elohim, God.
De naam in de Septuagint
Als de Joden, verspreid over de landen om de Middellandse Zee heen, geen Hebreeuws meer spreken, maar vooral de taal van de overheersers, Grieks, beginnen delen van het Oude Testament vertaald te worden. De vertaling van Lev 24:16 is dan met name interessant. Het Hebreeuws heeft daar:
Het werkwoord dat daar gebruikt wordt voor “lasteren” betekent in de basis “doorboren”, maar kan bij uitbreiding betekenen “iets markeren”, en wordt zo vaak gebruikt in negatieve zin, “iets negatief markeren”, “vervloeken”, of “lasteren”. De Septuagint, de Griekse vertaling, kiest een veel algemenere weergave:
Waar eerst het lasteren van de naam verkeerd was, en de dood waardig was, is dat nu alleen al het noemen van de naam. En dat terwijl Exo 3:15 en al die andere plekken zo duidelijk maken dat God juist wil dat we Zijn naam uitspreken, Zijn naam herinneren.
En niet alleen deze vertaling laat zien dat in die tijd de naam al niet meer werd uitgesproken, ook de weergave van de naam zelf. Verschillende handschriften die we gevonden hebben gaan er verschillend mee om, maar allemaal doen ze iets met de naam. Onder de Dode Zeerollen zijn bijvoorbeeld ook oude manuscripten van de Septuagint gevonden. Sommigen van die manuscripten hebben de naam opgeschreven in de vier Hebreeuwse letters, in het Aramese of soms oudere Paleo-Hebreeuwse schrift. De lezers, die geen Hebreeuws konden, zouden zo de naam in ieder geval niet uit kunnen spreken, als vonden de schrijvers het misschien ook een betere manier die meer ontzag voor de naam toonde dan hem simpelweg te vervangen door kurios, Heer. En op verschillende plekken, om helemaal te voorkomen dat de naam werd voorgelezen, werd hij zelfs vervangen door vier punten: • • • •.
Dit schrijven van de naam in Hebreeuwse letters leidde overigens weer tot andere verwarringen. Wie in het Hebreeuwse schrift de vier letters van de naam tegenkomt, in een verder Griekse tekst, kan dit, als hij niet goed oplet, aanzien voor Griekse letters. Het Hebreeuws יהוה lijkt veel op de Griekse hoofdletters ΠΙΠΙ (pipi), zeker omdat de Hebreeuwse yod vaak vrijwel net zo lang als een waw geschreven werd. Origines, een vroege kerkvader, klaagde er over dat de naam door onwetenden nog wel eens zo werd voorgelezen, en weet verder te bevestigen dat de naam algemeen werd voorgelezen als adonai, Heer, terwijl de Grieken kurios, die Griekse vertaling daarvan, gebruikten.
Andere rollen, die gevonden zijn tussen de Dode Zeerollen, spellen de naam interessant genoeg op een manier die een Griekse uitspraak ervan lijkt te benaderen, iaō, de korte vorm van de naam die we ook in namen tegenkomen (-jahu), en gevonden hebben in brieven van een Joodse gemeenschap in Elephantine. Het gebruik om de naam uit te spreken was daarmee misschien toch niet helemaal uitgestorven, maar alle latere handschriften zouden kurios, Heer gebruiken.
In Joodse gemeenschappen
In de tijd voor het Nieuwe Testament werd de naam dus al steeds minder gebruikt en uitgesproken. De Talmud heeft nog een verhaal2 over de tijd dat Israël werd overheerst door de Grieken, de Seleuciden, en toen Antioches Epiphanes in 168 v.Chr allerlei wetten introduceerde om de Joden te vergrieksen. Zo stichtte hij overal gymnasia waar de Griekse cultuur verspreid zou worden, maar nam ook drastischere maatregelen. Zo verbood hij volgens de Talmud ook om de naam van God uit te spreken, en zette zelfs in de tempel in Jeruzalem een altaar voor Zeus waar hij een zwijn op liet offeren, besprenkelde de dingen in de tempel met het bloed, beval de heilige boeken te besprenkelen met bouillon van het vlees van het varken, en dwong de Hogepriester en andere Joden om het vlees ervan te eten.
Dit alles leidde tot een furieuze opstand, waarin de Joden, onder leiding van de Makkabeeën, uiteindelijk Jeruzalem en wat omliggend gebied wisten te bevrijden en een onafhankelijke staat oprichtten, tot de Romeinen een eeuw later zouden komen. Volgens de Talmud draaiden de nieuwe leiders, de Hasmoneeën, veel van de beslissingen terug, en stonden ze ook weer toe dat de naam gebruikt werd, zelfs in contracten. Maar de Rabbis die dat hoorden zeiden: “Morgen zal deze persoon zijn schuld afbetalen en zal het contract op een vuilnisbelt geworpen worden”, met de naam van God erop. Daarom werd het gebruik in contracten alsnog verboden.
Van de Joodse sekten die rond de tijd van Jezus bestonden, waren alleen de Sadduceeën voor het uitspreken van de naam. Zij verplichtten het gebruik van de naam in contracten. Maar de andere sekten gingen hier niet in mee. De gemeenschap die de Dode Zeerollen verzamelden en overschreven, waarschijnlijk de Essenen, waren zelfs fel tegen ieder gebruik van de naam. In de regels van hun gemeenschap staat:3
Eenieder die de allerheiligste naam van God hardop uitspreekt, in een vloek, spontaan of het eruit flapt tijdens een beproeving of om een andere reden, of tijdens het lezen van het boek of bidden, moet uitgedreven worden, om nooit meer naar de gemeenschap terug te keren.
De naam in het Nieuwe Testament
Als de wil van God is dat Zijn naam herinnerd wordt, gebruikt wordt in het dagelijks leven, uitgesproken wordt, zou het Nieuwe Testament dit dan niet moeten doen? Wonderlijk genoeg gebruikt ook het Nieuwe Testament de naam niet. Waar het Oude Testament geciteerd wordt, wordt de Septuagint geciteerd, en daar is kurios, Heer, gebruikt. En ook in de rest van de tekst worden de titels “God” en “Heer” gebruikt, maar niet de naam. Hoe kan dat?
Het doel van het Nieuwe Testament en de schrijvers erin is niet om elk klein detail dat fout is te corrigeren, en tegen alle culturele en religieuze gewoonten in te gaan. De gewoonten die de verkondiging van het evangelie in de weg staan, worden besproken, maar verder zie je dat de schrijvers zich aanpassen aan hun publiek, hun taal gebruiken en uitleggen wat ze nodig hebben om de boodschap te begrijpen. Voor de Joden was Paulus als Jood geworden, voor de Griek als iemand van hen, alles, om hen te winnen (1Kor 9:20-23). Daarin zijn ze meegegaan in het overheersende gebruik van het vervangen van de naam door kurios. Dat was hoe ze het kenden, en hoe ze God aanspraken. Daar ineens een andere naam introduceren had hen vreemd in de oren geklonken.
Dit vervangen van Jahwe door kurios, Heer, bracht ook nieuwe mogelijkheden met zich mee. Als we kijken naar hoe Paulus het doel van Christus’ weg door de dood en zijn verhoging erna beschrijft, zien we hoe hij omgaat met gedeelten uit het Oude Testament. In Fil 2 lezen we:
Paulus refereert hier aan Jesaja 45, waar we lezen:
In de tekst wordt de God van Israël ook bij Zijn naam genoemd, Jahwe, in de Septuagint kurios, Heer. Waar in Jesaja alle knie buigt en elke tong belijdt voor Jahwe, weet Paulus hier via kurios Jezus erin te lezen. Jezus is Heer, Hij is kurios, Hij krijgt die naam boven alle namen: Jahwe. En daarom zal voor die naam, zoals Jesaja ook al zei, elke knie zich buigen en elke tong belijden. Maar anders dan Jesaja doet vermoeden, blijkt dat voor Jezus te zijn, tot eer van God de Vader. Nog opvallender is Paulus’ statement in 1Kor 8:
Onmiskenbaar speelt Paulus hier met een verwijzing naar het shema, voor Joden een van de belangrijkste teksten uit het Oude Testament over God, uit Deut 6:
Ook hier is weer sprake van God en van Zijn naam Jahwe, maar vertaald als kurios vindt Paulus plek, juist in dit vers over Gods eenheid, voor nog iemand, Jezus, onze Heer. Dit was ondenkbaar geweest in het Hebreeuws, als de naam nog uitgesproken zou worden. Maar juist door dit gebruik vindt Paulus Jezus terug in het Oude Testament, en bouwt daarop de basis voor ons geloof.
En hoewel de naam niet uitgesproken wordt, blijft hij belangrijk. We lazen al in Fil 2 hoe het in die naam zal zijn dat uiteindelijk alle knie zich buigt en elke tong belijdt. Maar ook in Handelingen komt het regelmatig voor. De afgevaardigden, de apostelen, werden gevangen gezet en gegeseld, maar waren blij het waardig geacht te worden om voor de naam onteerd te worden (Hand 5:41). En ook aan Paulus liet de Heer zien hoeveel hij zou moeten lijden voor de naam (Hand 9:16). Ondanks dat hij niet meer lijkt te worden uitgesproken, is de naam nog altijd zo belangrijk, dat waar alles om draait.
Hoe te vertalen?
De vraag blijft dan wellicht nog hangen of we, als het Nieuwe Testament het gebruik volgde en de naam niet meer uitspreekt, dat dan wel moeten doen in een vertaling van het Oude Testament. Moeten we niet net als het Nieuwe Testament de Septuagint volgen en, zoals de meeste vertalingen, ook in het Oude Testament “Heer” vertalen?
Het is een wonderlijke geschiedenis hoe de naam, die door God gegeven werd als naam voor Hemzelf, die Hij opdroeg om te gebruiken, in het zweren en elkaar groeten, zo buiten gebruik raakte en zelfs vergeten werd. Het Nieuwe Testament lijkt praktisch te zijn ingesteld, en volgt het gebruik. Ja, het gebruikt het zelfs om Jezus terug te vinden in teksten over de eenheid van God. Maar de naam blijft zo belangrijk, en Gods verlangen met Zijn naam herinnerd te worden verandert niet. Het lijkt me daarom goed om in het Oude Testament toch een poging te wagen een uitspraak te geven van Gods naam. In die teksten werd het nog gewoon gebruikt en was er onderscheid tussen Jahwe en adonai, mijn heer, en dat verschil zouden we ook vertalen.