Gever en Ontvanger

God, de Vader, en Christus, het Beeld van de Onzichtbare, staan onderling in relatie van Gever en Ontvanger. God gaf de Zoon de woorden, die Hij uitsprak. Hij gaf de geest, waarmee Jezus deze woorden doorgaf én de discipelen die ze hoorden. 

Later gaf God Hem grote macht, de troon en Zijn heerlijkheid. Dit zijn allemaal gaven van God aan Hem. De Allerhoogste kan zulke gaven niet ontvangen, want Hij is zelf de Bron van alles. Als wij God iets willen ‘geven’, dan kunnen wij Hem alleen teruggeven wat al van Hem is. Christus echter, kan gaven ontvangen. Dit is Zijn heerlijkheid in Zijn relatie tot God. De uitspraken van Jezus Christus in de nieuwtestamentische boeken lijken zo spontaan geuit, alsof Hij die bedacht heeft op het moment dat Hij ze uitsprak. Maar ze waren geïnspireerd in een hogere zin dan bij anderen (profeten, psalmdichters, historische verslaggevers, apostelen, et cetera). Van al deze mensen zijn de uitspraken als door God geïnspireerde geschriften met hun eigen woorden aan ons overgeleverd. Bij Hem echter, zijn de woorden zelf Gods gave aan Hem en via Hem aan Zijn discipelen. Hij verspreidde geen levensfilosofie, die Hij aan Zijn aanhangers doorgaf. Hij had een goddelijke visie en sprak zoals geen mens ooit gesproken had, daar Zijn woorden een genadegave van boven waren. Hij zei: … want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb  aan hen gegeven Joh. 17:8 en: Ik heb hun Uw woord gegeven. Joh. 17:14

Al Zijn discipelen ontving Hij als een geschenk van God. 

Hij heeft nooit beweerd, dat Hij ze door Zijn eigen kracht gewonnen had. Hij verwachtte nooit, dat iemand Hem zou volgen, tenzij de Vader deze aan Hem zou geven Joh. 6:37. Omdat zij een gave van de Vader aan Hem waren, stonden ze niet alleen onder Zijn bescherming, maar ook die van de Vader Joh. 10:29.

Zijn voorbede, zoals wij die in Johannes 17 lezen, verwijst meerdere keren naar hen, die de Vader Hem gegeven had: zij zullen eonisch leven ontvangen. Joh.17:2 Hij openbaarde deze mensen de naam van Zijn Vader Joh.17:6, maar zij waren altijd nog eigendom van Zijn Vader Joh.17:11. Christus bewaarde hen Joh. 17:12 en zij zullen Zijn heerlijkheid zien Joh.17:24.

Het hele gericht is aan de Zoon overgegeven. Hij had dit recht niet altijd; het behoorde alleen aan de Allerhoogste toe. Het werd aan de Zoon toevertrouwd, omdat Hij de ‘Zoon des mensen’ is Joh.5:22,26,27. De hele volmacht is eveneens een geschenk aan de Zoon Matt.28:18; Joh.17:2. God de Heer zal Hem de troon van Zijn Vader David geven Luc.1:32,33. Al Zijn huidige en toekomstige heerlijkheid ontvangt Hij van de Vader Joh.17:22,24; 1Petr.1:21.

Dit alles identificeert Hem als de grote Ontvanger. Gods gaven aan Zijn Zoon zijn overvloedig. Het doet op geen enkele manier afbreuk aan Jezus’ heerlijkheid als Hij God de plaats geeft waar Hij recht op heeft, namelijk die van de grote Gever.

A.E. Knoch
Vertaling: Rita Buurveld-Jansen
Unausforschlicher Reichtum, 
4-2021, blz. 177-178
© Konkordanter Verlag, Birkenfeld, BRD
Deel met anderen