Gaan gelovigen voor eeuwig verloren? In reactie op Raymond R. Hausoul

Naar aanleiding van mijn eerdere artikel op CIP.nl waarin ik betoogde dat de Bijbel leert dat uiteindelijk iedereen gered wordt verscheen een reactie van Raymond R. Hausoul. Graag zet ik met dit artikel het gesprek voort.

Hoe lang is eeuwig?

Een kernargument waarom de Bijbel niet leert dat mensen eindeloos verloren gaan gaat over het bekende woord ‘eeuwig’, in het Hebreeuws עולם (‘ôlām) en in het Grieks aiōnαιων. Ik gaf hierover aan dat in oude Griekse woordenboeken dit woord niet is omschreven als eindeloos, maar een beperkte tijd, dat er voorbeelden zijn uit de Bijbel die dat ook laten zien en dat ons idee van eindeloze eeuwigheid o.a. voort is gekomen uit Griekse filosofie. In zijn reactie gaf Raymond R. Hausoul aan de woordenboeken niet te kennen, de voorbeelden discutabel te vinden en dat mijn opmerking over de invloed van Griekse filosofie “niet nader onderbouwt” was. Nu was de ruimte in het eerste artikel te beperkt om uitputtend alle argumenten over zo’n complex onderwerp te onderbouwen en alle verwijzingen te geven, maar ik weid er nu graag wat over uit.

Wat de woordenboeken betreft wijs ik Raymond R. Hausoul en de lezers graag op het proefschrift van Heleen M. Keizer, ‘Life Time Entirety – A study of ΑΙΩΝ in Greek Literature and Philosophy, the Septuagint and Philo‘, of haar latere artikel ”ETERNITY’ REVISITED: A Study of the Greek Word αἰὠν‘, waarin ze verwijst naar het lexicon van Appollonius Sophista uit de eerste of tweede eeuw n.Chr., naast enkele latere lexica, zoals die van Hesychius uit de vijfde of zesde eeuw. Hoe aiōnαιων daarin beschreven staat en de gegevens uit de buitenbijbelse bronnen, waaronder de Griekse filosofen, leiden haar tot dezelfde conclusie als die ik gaf in mijn vorige artikel: oorspronkelijk betekende aiōnαιων niet een eindeloze eeuwigheid, maar bijvoorbeeld een lange tijd, zoals een mensenleven. Eindeloze eeuwigheid is een filosofisch concept dat je eerst slechts terugvindt bij een enkel Grieks werk, mogelijk in het werk Timaeus van Plato, maar later is opgepikt in de discussie over eeuwig leven en eeuwige straf, en eerst de betekenis van het Latijnse woord aeternus (Engels: eternity) naar eindeloos veranderde, zoals in de werken van Tertullianus, en later ook die van het Griekse woord, zoals de onderzoeken van Heleen M. Keizer laten zien.

Eeuwig leven, eeuwige God?

Raymond R. Hausoul erkende dat עולם (‘ôlām) en aiōnαιων niet altijd over een eindeloze eeuwigheid gaan, maar zag in sommige passages wel degelijk de noodzaak om het woord zo op te vatten. Zo noemt de Bijbel naast ‘eeuwige straf’ ook het ‘eeuwige leven’, en dat eeuwige leven kan toch niet eindig zijn. Of de eeuwige regering van de Messias? Wil ik dat werkelijk beweren? Sterker nog, wat te denken van ‘eeuwige God’ in Rom 16:26

Laat mij er allereerst op wijzen een fout in de redenatie. Als ik spreek van bijvoorbeeld ‘het lied van de maand’, dan zeg ik daarmee niet dat het lied buiten deze maand niet bestaat, maar er is iets bijzonders met het lied in die maand. Als het Griekse aiōnαιων op tijdperken slaat, dan is God met recht de God van de tijdperken, Hij die de tijdperken maakt en in de tijdperken Zijn plan uitvoert, maar daarmee ontken ik niet dat God daarbuiten er al was!

Net zoals ‘eeuwige God’ niet automatisch betekent dat God eindig is als eeuwig een beperkte tijd is, zo hoeft ook het ‘eeuwig leven’ dan niet op te houden. We lezen juist dat bij het einde de dood zal worden overwonnen, zodat iedereen leeft (1Kor 15:22-25). ‘Eeuwig leven’ is dan de belofte van leven tijdens de tijdperken, tot het moment dat de dood overwonnen is.

Maar het andere voorbeeld, de ‘eeuwige regering van de Messias’, is juist bijzonder illustratief voor hoe de Bijbel over tijd spreekt. We lezen in Luc 1:33

Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen. NBV
(Luc 1:33 – NBV)

Dit terwijl we in 1Kor 15:25 lezen:

Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’.NBV
(1Kor 15:25 – NBV)

Hij moet koning zijn ’totdat’, een duidelijk einde, zodat  gebruikt wordt. Maar Zijn koningschap draagt Hij dan over aan de Vader, zoals we in vers 28 lezen, zodat het met recht ‘geen einde’ heeft. En zo vind ik inderdaad nergens in de hele schrift de noodzaak de Griekse en Hebreeuwse woorden toch als eindeloos te moeten interpreteren, zodat ik gewoon kan blijven bij wat volgens het onderzoek van o.a. H. M. Keizer de oorspronkelijke betekenis van deze woorden is.

Redt God alle mensen?

Dan gaat Raymond R. Hausoul nog in op enkele teksten die ik noemde waar de Bijbel lijkt te zeggen dat allen gered (zullen) worden. Zo lezen we in Rom 5:12-19 een vergelijking: zoals door de ene daad van Adam allen zonde en dood kennen en veroordeeld worden, zo zullen door die ene daad van Christus allen vrijgesproken worden.

Raymond R. Hausoul interpreteert dit vers zo dat net zoals Adam de deur open heeft gezet voor veroordeling, zo ook Christus de deur open zet tot redding. Hij wijst daarvoor naar de context van Romeinen, waar niet over onvoorwaardelijke redding wordt gesproken, maar geloof als voorwaarde wordt gesteld. Maar, nergens spreekt het gedeelte over een deur openen of het aanbieden van de redding of de veroordeling. Niemand, gelovig of ongelovig, heeft een keuze gehad of hij de gevolgen van de daad van Adam wilde of niet. En dan zegt het vers dat precies op die manier ook de gevolgen van één enkel mens doorgaan tot alle mensen. 

En spreekt dat de context in Romeinen tegen? Integendeel, in de voorgaande hoofdstukken gaat het juist om dat allen zondigen, en niemand het verdient, maar allen het om niet krijgen (Rom 3:23-24). En de voorwaarde van geloof dan? Ik ontken niet dat het noodzakelijk is dat we Hem met onze mond belijden en we met ons hart geloven (Rom 10:9). Maar beschrijft Fil 2:10,11 juist niet dat eens elke knie zal buigen en elke tong zal belijden? Evenmin is de voorwaarde van geloof uit Kol 1:23 iets dat de verzoening van het al in vers 20 tegenspreekt. Juist als je naar de context kijkt, dan zie je dat ‘allen’ in vers 15 echt iedereen betekent, gelovig of ongelovig, en zou dit in vers 20 ook zo moeten zijn.

Zo is het niet zo dat ik “de context negeer” of aan “knip-en-plak-werk” doe, maar wil juist zorgvuldig de verzen bestuderen, en wordt dan overtuigd dat God eens echt alle mensen zal redden.

Thijs Amersfoort

Lees hier het volgende artikel over alverzoening, waarin uitgebreider in wordt gegaan op alle bezwaren die Raymond R. Hausoul opnoemt:
Eeuwig leven langer dan eeuwige straf? In reactie op Raymond R. Hausoul – deel 1

Lees hier meer over het onderwerp:
Hoelang is eeuwig?
Is er een hel?

Verwante onderwerpen:
Alverzoening
Eeuwig en eeuwigheid
Hel
Deel met anderen