Mijn gewaardeerde broeder André heeft in een recent artikel nog eens beknopt zijn visie op dopen in de Bijbel, bij Paulus en welke doop er nu nog geldt uiteengezet. In eerdere artikelen en een eerdere studie ging hij hier al dieper op in. En we houden er altijd wel van om, vaak over de mail, te sparren over over een onderwerp. We worden het meestal niet snel eens met elkaar, maar dat is niet erg. In het gesprek graaf je samen toch dieper in de teksten en komen verschillende gezichtspunten langs, en dat is waardevol.
Ik heb eerder al eens met André wat van de teksten overwogen die hij in het artikel aanhaalde, over het onderwerp gespard, en het leek mij dan ook leerzaam om wat van die overwegingen bij zijn blogje in een artikel te verwerken, voor wie er dieper in wil duiken. Na een gesprek met André waarin hij nog wat verder zijn positie uiteenzette, is dit artikel nog geüpdatet.
Paulus ontmoet twaalf onwetende discipelen
De eerste passage die André bespreekt, is inderdaad een hele veelzeggende. De 12 onwetende discipelen die Paulus in Handelingen 19:1-7 tegenkomt kenden alleen de doop van Johannes en worden door Paulus opnieuw gedoopt. Maar wat gebeurt hier nu precies? Laten we het stuk lezen:
De discipelen worden gedoopt “naar binnen in” de naam van de Heer Jezus. Daarna lezen we dat ze de geest ontvingen door handoplegging. Er wordt wel eens gemeend dat “werden zij gedoopt … en toen … kwam de heilige geest” over één en hetzelfde gaat. De doop is de doop in de geest, het zijn niet twee aparte handelingen. Deze uitleg is echter niet mogelijk volgens het Grieks. Beide dingen worden met een aorist omschreven. En aoristen achter elkaar geven opeenvolgende handelingen weer. Het gaat hier dus over twee aparte, opeenvolgende handelingen. Eerst werden ze gedoopt, daarna pas werden de handen opgelegd en ontvingen ze de geest. Dat dit zo werkt in het Grieks heb ik uitgebreider omschreven in een artikel over een eerder interessant gesprek dat ik met André had over het voorbestaan van Christus.
Dit heb ik André al eerder vertelt, en dat is ook niet zijn uitleg in het artikel, hij draagt een andere oplossing voor. Vers 5 spreekt volgens hem wel over een dopen in water, maar de “zij” zijn niet de 12 discipelen, maar verwijst verder terug, naar het volk dat toen bij Johannes stond, en door hem gedoopt werd. Door het verplaatsen van de aanhalingstekens wordt het probleem opgelost:
Het Grieks kent geen aanhalingstekens, dus in theorie kan je zelf bepalen waar je ze neerzet. Toch lijkt het me ongeloofwaardig om de tekst hier nu zo aan te passen. Laat mij een aantal bezwaren opsommen:
- Volgens André wordt het weliswaar niet expliciet genoemd, maar doopte Johannes wel degelijk in de naam van Jezus. Het bewijs hiervoor ontgaat mij dan ook, nergens wordt bij de bespreking van de doop van Johannes de naam van Jezus genoemd. En consequent verwijst Johannes bij zijn volgelingen naar Jezus niet met Zijn naam, maar “Hij die na mij komt” of “het lam Gods”. Ook hier spreekt Paulus over “Hem die na hem komt”.
- Nergens wordt de doop van Johannes verbonden met de naam van de Heer Jezus, dat daarin gedoopt werd. Johannes doopte een doop van berouw tot vergeving van zonden. Hij zet zijn doop tegenover die van Jezus (o.a. Mar 1:7,8), en zijn discipelen zetten zijn doop af tegen die van Jezus (Joh 3:26).
- Het sluit slecht aan op vers 4. Daar staat dat Johannes doopte, terwijl hij zei dat ze moesten geloven in die na hem kwam, gelijktijdig, zoals ook de werkwoordsvorm (praesens) aangeeft. Dan zou het volgende vers zijn, dat ze, ná dit gehoord hebbend, pas gedoopt zouden worden, wat tegenstrijdig is. Bovendien, dat Johannes doopte staat in vers 4 met een aorist, en dat ze gedoopt werden in vers 5 eveneens. Twee hoofdzinnen na elkaar met als hoofdwerkwoord een aorist, wijst eigenlijk altijd op twee opeenvolgende handelingen (de participia onderbreken de keten niet). Maar dat Johannes doopte, en dat het volk gedoopt werden, zijn niet opeenvolgend, ze zouden hetzelfde beschrijven. Parallelle zinnen komen wel eens voor, maar het “nu/echter” aan het begin van vers 5 duidt op een nieuwe gedachte, een nieuwe wending. Het is vanuit het Grieks niet logisch.
- Dat de discipelen überhaupt nog niet gehoord hadden dat er een heilige geest was, geeft sterk de suggestie dat ze volledig gemist hadden wat er met Jezus gebeurd was, Zijn sterven, opstanding en hemelvaart, en de heilige geest die toen beloofd werd. De vraag reist of ze iets van Jezus’ optreden hebben meegekregen. Dat zet Paulus hier recht. En zo wordt ook dit gedeelte er een waar dan de doop van Johannes tegenover Jezus komt te staan. Ze kenden Johannes en zijn doop, en nu leren ze Jezus kennen, en Zijn doop.
Zo levert het verplaatsen van de aanhalingstekens volgens mij een ongeloofwaardige tekst op. Als je de aanhalingstekens laat staan waar hij logischerwijs hoort, en de discipelen de “zij” zijn die hier gedoopt worden, en de aoristen op twee opeenvolgende handelingen wijzen, dan moet het hier gaan over gedoopt worden in water, voordat ze door oplegging van handen de geest ontvangen.
Deze simpele waarneming heeft meteen grote gevolgen voor de rest van André’s artikel. Volgens André is al het dopen in water de doop van Johannes, ook als het niet door Johannes gebeurde, en is de doop van Johannes en daarmee dus alle waterdoop uiteindelijk afgeschaft. Maar als Paulus hier wel degelijk “herdoopt”, dan kan gelijk een streep door die redenering. Dan herdoopt Paulus ze in water, en is dat uitdrukkelijk wat anders dan de doop van Johannes. Dan is dus niet alle waterdoop onder de doop van Johannes te scharen, en is de doop van Jezus – hier in de naam van Jezus – niet alleen maar een geestelijke doop. Dan is het dus zo, dat ook onder Paulus mensen met de waterdoop gedoopt werden, niet als “doop van Johannes”, maar “in de naam van de Heer Jezus”. En dan kan deze tekst ook niet gebruikt worden om met het te laten zien dat alle waterdoop (als de doop van Johannes) zou moeten plaats maken voor de doop in de geest (hier als de doop in de naam van de Heer Jezus).
Drieduizend gedoopt
André haalt verder op in het artikel nog Handelingen 2:41 aan:
Hij merkt op, dat er niet bij staat waarin ze gedoopt werden, en dat dit, gezien de context van Pinksteren en uitstorting van de heilige geest, waarschijnlijk in de geest was. Hier de waterdoop in lezen (en vertalen) noemt hij “een theologische keuze”, niet ingegeven door de brontekst.
Het is terecht dat André erop wijst dat hier niet bij staat waarin gedoopt wordt. Je moet dan inderdaad nagaan, wat het meest waarschijnlijke is hier. Is dat water, of geest? Ik heb in mijn boekje uitgebreid vrijwel alle teksten waarin het over dopen gaat nagegaan. Wat je dan ziet, is dat het taalgebruik zich langzaam ontwikkelt en uitbreidt. Bij Johannes staat er ook niet direct bij waarin hij doopte, maar men kende toen ook niets anders dan onderdompelen in water. Zeker met de vele rituele wassingen waar het op gebaseerd was, was water logischerwijs waarin gedoopt werd. Logisch dan ook, dat als iemand over dopen spreekt, onderdompelen, dat je als eerste aan water denkt. Alleen als Johannes zegt “Ik doop in water, maar Die na mij komt doopt in heilige geest en in vuur”, wordt voor het eerst dopen figuurlijk gebruikt. Niet meer een letterlijk onderdompelen, maar figuurlijk de geest op je krijgen, of te maken krijgen met vuur en oordeel. Maar als je verder in de evangeliën over dopen leest, bij Johannes, of bij Jezus en Zijn discipelen, wordt nog steeds niet genoemd waarin gedoopt wordt, en is dat logischerwijs nog altijd in water, daar heerst weinig twijfel over. De vervulling van Johannes’ uitspraak wordt specifiek door Handelingen aangewezen, als de uitstorting met Pinksteren (Hand 1:4-8) en de geest die op Cornelius valt (Hand 11:16). Tot Handelingen 2 is het dus altijd geweest: staat er niet bij waarin gedoopt wordt? Dan is het in water. Is het figuurlijk gebruikt, wordt er ergens anders in gedoopt? Dan wordt het er expliciet bij genoemd.
Zeker, in de context is de uitstorting van de heilige geest met Pinksteren de vervulling van de belofte van Johannes, en is de “doop in geest” waar hij over sprak. Maar Handelingen 1:4-8 beperkt dit tot de uitstorting van de geest op de discipelen. Handelingen 2:41 spreekt niet over de geest die op hen komt, dezelfde vlammen boven hun hoofd, het spreken in talen of al die andere tekens die bij de uitstorting hoorden. Er staat alleen dat ze de boodschap verwelkomden en werden gedoopt. Zonder toevoeging, iets wat tot nu toe altijd op de waterdoop sloeg. Zeker in de context van tot geloof komen, deel krijgen aan de gemeenschap, was het heel gebruikelijk voor Joden om een wassing te ondergaan, of bij Johannes, je te laten dopen. Dus wat is de meest neutrale, waarschijnlijke lezing hier? Volgens mij is dat dat ze hier in water gedoopt worden.
Waar je voor moet waken, is dat als je merkt dat niet genoemd wordt waarin gedoopt wordt, en de keuze open lijkt te liggen, je dit invult vanuit de overtuiging die je al had. Ik merk in meer studies of artikelen dat schrijvers zich in alle mogelijke bochten wringen om Paulus maar vooral weg te houden van dopen in water, ook al is dat vaak de meest logische lezing. Als je dat onbewust doet, maak je daarin juist een theologische keuze. Zoals André zegt, je moet niet zomaar invullen, maar goed lezen, kijken, de context en het woordgebruik nagaan, en afwegen wat men toen er waarschijnlijk in las. En volgens mij is dat de waterdoop. En dezelfde vraag en eenzelfde analyse kan gemaakt worden voor de vele andere plekken in Handelingen waar gedoopt wordt, zonder dat wordt gezegd waarin.
Alleen Israël doopt
Dan herhaalt André zijn stelling, dat alle doop in water de doop van Johannes is. Ik heb al aangegeven dat precies Handelingen 19:1-4 een tegenvoorbeeld hiervan is. Maar verder merk ik op, dat deze stelling niet uit de tekst zelf af te leiden is. Nergens staat dat alle waterdoop de doop van Johannes is. Alle keren dat het over de doop van Johannes gaat, dat het zo genoemd wordt in de schrift, gaat het ook over de doop door Johannes. Er is niet een tekst die op iets anders wijst, maar dus wel een tegenvoorbeeld.
Hij zegt daarna “aan Israël is de doop gegeven”. Uit de aangehaalde tekst blijkt dat de doop van Johannes inderdaad voor het volk bestemd was. En als alle waterdoop de doop van Johannes is, dan is deze conclusie logisch. Maar als dat niet zo is, zoals ik hierboven stel, als de keren dat Paulus doopt of gelovigen uit bijvoorbeeld Korinte gedoopt worden, niet de doop van Johannes zijn, dan is de stelling “aan Israël is de doop gegeven” niet te staven, en zelfs vreemd. In Korinte werden gelovigen gedoopt, en op de manier waarop hij er in 1Kor 1 op terugkijkt, gaat dat niet over de doop in de geest, maar in water. Hier, en elders in Handelingen, bijvoorbeeld de gevangenbewaarder van Filippi, worden heidenen gedoopt in water onder het evangelie van Paulus.
André meent dat de doop slechts door Israëlieten werd uitgevoerd, en soms weliswaar op heidenen, maar altijd als teken voor het volk bedoeld was. Ik meen in Handelingen en de brieven van Paulus een andere lijn te zien. De doop is dynamisch, en ontwikkeld zich steeds verder. Bij Johannes was het de doop van berouw tot vergeving van zonden, ter voorbereiding op de komt van Jezus. Zijn discipelen pakken het op, en dopen ook tot vergeving van zonden, nu wel expliciet in de naam van Jezus, Die inmiddels gekomen, gestorven en opgestaan was. Nu was het een voorwaarde om, samen met berouw, bij deze nieuwe beweging gevoegd te worden, die de gestorven en opgestane Heer volgden. Dopen in geest en vuur was al figuurlijk, wijzend op de uitstorting van de geest op de discipelen en op Cornelius, gepaard gaand met wonderen en tekens. Bij Paulus is én de waterdoop totaal anders, en de geestelijke doop. De waterdoop is geen voorwaarde, wordt niet de doop “van berouw tot vergeving van zonden” of iets in die trant genoemd. Bij hem word je gered door geloof. En Paulus kent verschillende figuurlijke toepassingen van de doop, om te wijzen op wat de geest in ons bewerkt, maar dat is niet dat de geest op ons komt en er wonderlijke tekenen plaatsvinden, en is daarmee niet de doop in de geest die we vinden bij de discipelen of Cornelius. En de figuurlijke toepassingen van de doop in de brieven van Paulus zijn niet hetzelfde als de geest die op de twaalf komen in Handelingen 19. Ik zie geen lijn van slechts twee dopen bij Johannes tot maar een doop bij Paulus. Het is dynamischer, met veel meer verschillende facetten. Ik zie dus ook geen reden waarom in Korinte of een van de andere gemeenten van Paulus waarin gedoopt werd, dit altijd alleen maar door Israëlieten geschied moet zijn, of altijd alleen maar een teken voor Israël, waarom het gebruik zich niet verder heeft kunnen verspreiden, zoals de teksten lijken te suggereren.
Rituelen en beelden
Hetzelfde geldt voor de uitspraak “rituelen en uiterlijke ceremoniën behoren bij het volk van Israël.” Ook dat is niet een uitspraak van de Bijbel zelf. Het is goed bij deze vraag nog wat langer stil te staan.
Sommige gelovigen wijzen de waterdoop af als rite, als een beeld, een schaduw van het echte, en nu met de volkomenheid het echte, het geestelijke gekomen is, zijn dan niet alle riten afgeschaft? En is dan toch weer dopen niet teruggaan naar de schaduw? Ja, is dat, uit de wens het weer tastbaar te maken, niet teruggaan naar het vlees, naar het wereldse?
Twee teksten die daarvoor wel eens aangehaald worden zijn Efe 2:15 en Kol 2:16. Laten we eerst naar de tekst uit Efeze kijken:
Het gaat dan om de frase “de wet van geboden in inzettingen”. Wat betekent deze cryptische frase? Er wordt verwezen naar de wet, en dat daar geboden in voorkomen is duidelijk. Wat zijn de inzettingen? Zijn dat de riten die afgeschaft zijn? Dit woord wijst niet zozeer naar riten. Het heeft de algemene betekenis van “een set regels die nageleefd moeten worden”, inderdaad, inzettingen. Het woord wordt als zodanig gebruikt voor de inzetting van de keizer voor een volkstelling (Luc 2:1), de inzettingen die de apostelen als basisregels meegaven aan de natiën (Hand 16:4), algemeen de inzettingen van de keizer (Hand 17:7) en de twee teksten die we hier bespreken, dus ook in Kol 2:
In de Septuagint komt het nauwelijks voor, maar daar en in andere Koine Griekse teksten wordt het woord gebruikt voor zowel wettelijke inzettingen, als voor de gebruiken en wetten van de Joden. Het bijbehorende werkwoord vinden we alleen in Kol 2:
Waar gaan deze teksten dan over? Wat zijn de inzettingen die afgeschaft zijn? Als het woord voor inzettingen ook gebruikt wordt om naar de wet te wijzen, dan is Efe 2:15 zonneklaar. De wet van geboden in inzettingen verwijst in zijn geheel dan naar de wet, die in de weg stond dat Jood en heiden één konden worden in de nieuwe mens. Kol 2:14 is wat cryptischer. Ook dat zou naar de wet kunnen wijzen, al trekt het verwante werkwoord in vers 20 het breder, naar inzettingen van mensen, traditie etc. De verwijzing naar het document van de apostelen in Handelingen 15 en 16 wordt ook met hetzelfde woord aangegeven, maar het is niet duidelijk hoe dit het eenworden in de weg stond of tegen hen gericht was. Hoe dan ook, ik lees hier niet in dat riten of beelden zoals de doop en de maaltijd afgeschaft zijn. Bij de maaltijd staat zelfs dat wij dat zouden doen “totdat Hij (de Heer) ook komt.” Dit laat volgens mij zien dat de maaltijd nog niet afgeschaft is. Voor zover we weten is de Heer niet tussen het schrijven van de Korintebrief en onze tijd teruggekomen.
Nu nog slechts “één doop”?
André sluit zijn uiteenzetting af met het verdere verloop van Handelingen. Als Israël uiteindelijk Paulus en daarmee het evangelie afwijst, verdwijnt die bediening, en daarmee de bijbehorende tekenen, waaronder de doop. Daarna is er nog maar één doop.
Deze redenering is logisch, als de doop alleen aan Israël gegeven zou zijn. Maar zoals ik al aangaf, dat staat nergens zo expliciet, en ik zie een veel dynamischere lijn in Handelingen en bij Paulus. Er zijn aanwijzingen dat er ook onder Paulus’ evangelie velen gedoopt werden, niet alleen in Korinte (zie het boekje), met een waterdoop die heel anders was dan de doop van Johannes. Ik zie geen overtuigende aanwijzingen dat de doop echt alleen maar door Israël en voor Israël was, het lijkt juist een veel breder gebruikt beeld te zijn. Alleen Efe 4:5 wordt soms uitgelegd als een vers dat direct zou spreken over het ophouden van de waterdoop, omdat er alleen de geestelijke zou over zijn, en wordt ook zo door André aangehaald. Laten we dan die nog bekijken:
Volgens Paulus is er volgens deze tekst maar één doop. Net als bij eerdere teksten kunnen we echter van deze tekst zeggen dat het niet duidelijk is waar Paulus naar verwijst. Traditioneel wordt dit gelezen als de waterdoop. Dat kan je er inderdaad in lezen, en degenen die dat doen ontkennen daarmee niet dat Paulus elders de doop figuurlijk gebruikt voor wat de geest in ons gedaan heeft. Maar zij zeggen: er is nog één letterlijke doop, in water, en natuurlijk kan je dat op meerdere manieren nog figuurlijk gebruiken. Dat kan je er dus in lezen. Je kan ook zeggen: er is nu nog maar één doop die werkelijk iets in ons uitwerkt, dat is de “doop in de geest” bij Paulus, als hij dopen, weliswaar figuurlijk, gebruikt om aan te geven wat de geest allemaal in ons gedaan heeft, hoe het ons één heeft gemaakt, en hoe het ons met Hem laat sterven en opstaan. Dat kan je er inderdaad in lezen. Maar ook daarmee hoef je niet te ontkennen dat naast deze ene doop die werkelijk wat veranderd in ons, je natuurlijk de vrijheid hebt dit fysiek uit te beelden met een symbolische waterdoop, zoals onder Paulus dus ook regelmatig gebeurde in de gemeenten waar hij kwam. Dat was heen enkel punt onder zijn evangelie van genade. Dus ja, je kan ook de “geestelijke doop” als ene doop erin lezen, al moet ik wel opmerken dat bij Paulus er niet echt zo duidelijk sprake is van een enkele geestelijke doop, maar van meerdere verschillende figuurlijke toepassingen van het woord “doop” als beeld van wat geestelijk in ons gebeurd is.
Ik denk ook dat we de tekst van Efeze 4 geen recht doen als we alleen maar focussen op “één doop”, en dan het gedeelte lezen alsof Paulus ons wil duidelijk maken welke doop wel en welke doop niet van toepassing is. Daar gaat de tekst niet over. Waar roept Paulus ons hier toe op? De eenheid van de geest te bewaren. Het is de geest die ons een maakt, en die eenheid zouden we bewaren. Hoe? Door te bewaren dat we één lichaam zijn. Klopt, we zijn het lichaam van Christus, met alle gelovigen. Er zijn niet meerdere lichamen, zoals er vandaag zo vele kerken zijn. Toch zijn we allen één lichaam. Christus is ongedeeld. En het is ook één geest die God ons allemaal gegeven heeft. We hebben allemaal dezelfde hoop van onze roeping. We hebben maar één Heer, één geloof, en dus ook één doop. Het gaat er hier niet om welke doop wel en welke niet, maar dat jouw buurman, die jij in een ander hokje heb gezet als iemand die het anders ziet, die niet bij jouw clubje hoort, dat juist die buurman erbij hoort. Jij en hij hebben dezelfde geest, roeping, Heer, doop, hetzelfde geloof, dezelfde God en Vader. Dus waarom maak jij scheiding? Laten we de tekst vooral zo lezen.
Omdat we met deze overwegingen zo de teksten nog eens dieper en aandachtiger hebben bestudeerd, en verschillende invalshoeken langs zijn gekomen, meende ik dat het leerzaam kon zijn dit in een artikel te verduidelijken. Aan de studerende lezer nu om zelf deze feiten te overwegen.
Thijs Amersfoort