En God sprak: ‘Word licht!’, en het wordt licht. | Eig.Vert. |
Het Hebreeuwse woord voor licht is אור (aur). Een woord dat begint met de א, de Alef, de 1, de letter van God zelf. Het licht is uit God:
God is licht, en in Hem is geen duisternis | Eig.Vert. |
De zon was daar niet op dag één van de schepping, die werd pas op de vierde dag gesteld. God Zelf is de Bron van licht.
Merkwaardig genoeg, lezen we in Genesis 1:2, over duisternis. Die was er oorspronkelijk niet. Tussen vers 1 en 2 van Genesis 1 vond de nederwerping van de wereld plaats, gevolg van een revolutie in de eerste eon [Grieks: aiōnαιων = tijdperk]. Daardoor was de eerste schepping niet mooi meer: verworden tot chaos, leegte en duisternis.
Herstel
God zet een herstelwerk in en spreekt Zijn woord, dat licht geeft. De duisternis moet wijken. God gaat met contrasten, met tegenstellingen, werken om de mens te onderrichten. Hij geeft aan de wisselende periodes van licht en duisternis namen:
En God noemt het licht dag, en de duisternis noemt Hij nacht; en het wordt avond en het wordt ochtend: dag één | Eig.Vert. |
Dag en nacht
God noemt het licht dagen de duisternis noemt Hij nacht. We lezen van dag één. God zorgt voor de dag en de nacht. Die wisselwerking was in de eerste eon (tijdperk vóór Genesis 1:2) niet aanwezig. Toen was er geen sprake van dag en nacht.
Dat is mogelijk ook zo op de nieuwe aarde, want van het nieuwe Jeruzalem wordt twee keer gezegd:
en de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp … en haar poorten zullen overdag nooit gesloten worden, want daar zal geen nacht zijn | Eig.Vert. |
En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heer God verlicht hen | Eig.Vert. |
De dag
God noemt het licht dag; de dag begint als het licht wordt. Wanneer het opnieuw ochtend wordt, dat is het aanbreken van de volgende dag, is dag één voorbij.
Een dag volgens de Schrift begint bij het aanbreken van de ochtend, als het licht wordt.
Geestelijk gezien
In het leven van de gelovige begon het met licht. God liet het evangelie, Zijn woord, in onze oren klinken en opende ons hart. Daarmee werd het ook in ons leven dag, waarop geen nacht, geen duisternis meer volgt. De nieuwe schepping is eindeloos dag.
Dankbaarheid
Wat wordt onze dank aan onze hemelse Vader groot, wanneer we beseffen hoe licht het in ons hart is geworden! Het heeft de duisternis verdreven; Gods liefdevolle werken geven ons licht dat nodig is om echt te kunnen leven – we zijn van Hem.
Zonen
Wij hebben licht, zelfs veel licht, mogen ontvangen. Daarom tasten wij niet langer in duisternis rond. Wij zijn van God, Die licht is. Om ons heen is geestelijk gezien de nacht ver gevorderd, de dag is nabij!
4 Maar júllie, broeders, zijn niet in duisternis, opdat de dag júllie als een dief grijpt, 5 want júllie allen zijn zonen van het licht en zonen van de dag; wij zijn niet van de nacht noch van de duisternis. 6 Dus laten wij dan niet dommelen zoals ook de overigen, maar laten wij waken en nuchter zijn. 7 Want zij die dommelen, dommelen ’s nachts en zij die dronken zijn, zijn ’s nachts dronken. 8 Maar wij, die van de dag zijn, zijn nuchter, aandoend het pantser van geloof en liefde en als helm de verwachting van redding: | NCV |
Voor ons is het anders dan voor Israël. Tot het Joodse volk wordt gezegd:
3 Maar wanneer zij ook maar zouden zeggen: “vrede en zekerheid“, dan is onvermoed voor hen totale ineenstorting aanstaande, evenals smart de zwangere, en in geen geval zouden zij ontsnappen. | NCV |
Wij hebben het licht van Gods woord ontvangen. “Mijn evangelie”, zegt Paulus. Wij zijn zonen van het licht en van de dag. Laten wij niet indommelen, maar wandelen met het licht, dat God genadig geeft!