Licht en lichtdragers

Vertalingen laten meestal verschil tussen licht en hemellicht/lichtdrager (Hebreeuws: אור en מאורGen. 1:14-16 niet zien. Door ervaring leer je, dat in een tuin licht nodig is, zodat alles kan groeien. De groene gewassen van de derde dag Gen. 1:11-13 konden niet in volledige duisternis leven.
Het licht dat al vóór de vierde dag aanwezig was, kwam kennelijk uit onzichtbare bronnen. De lichtdragers die wij nu wel kunnen zien, waren toen niet zichtbaar. Zij zijn heel belangrijk tijdens de eonen, want zij tonen niet alleen respect voor de bron van het licht; en daardoor voor God Zelf (want Hij is licht), maar zij vormen de basis voor alle eenheden van tijd. Zij zijn noodzakelijk om de tijd te meten. Daardoor kunnen we nu een kalender gebruiken om afspraken te maken.

Afgezien van het feit, dat zij de grote klok van God zijn, representeren zij óók de onzichtbare, hemelse krachten en machten.
Zoals de zon de dag ‘regeert’, zo zal Christus regeren als de zon van de gerechtigheid in de dag van IEUE.
De maan is geen echte lichtdrager, want zij reflecteert slechts het licht en straalt het niet zelf uit. Zo hebben de heersers van de duisternis alleen maar een zwakke afschaduwing van het ware licht. Bovendien geeft de maan in cycli licht door: sterker en zwakker.
De heersers van de duisternis, die nu bijna tot maximale sterkte gegroeid zijn, verdwijnen vrijwel volledig, wanneer de zon hen wegdrukt in de dag van de heerlijkheid van Christus.

De woorden ‘ook de sterren’ Gen. 1:16 herinneren mij1 aan een ommekeer in mijn leven. Ik wilde astronomie studeren, maar kon de boeken niet betalen. Mijn ouders gaven mij een bijbel en die begon ik te bestuderen. Ik wilde begrijpen wat ik las.
Toen ik bij de ‘lichten’ kwam en las dat God ‘ook de sterren’ maakte, werd ik overweldigd.
In mijn studie astronomie was ik al onder de indruk geraakt van hun aantal en grootte. Bijna niet te geloven, dat zij slechts met het terloopse ‘ook de sterren’ werden genoemd. Dat deed mijn ontzag en eerbied voor de Bijbel zeer toenemen en het zette mij ertoe aan die veel dieper te gaan bestuderen.

1. A.E. Knoch

De kandelaar
Het licht binnen in de tabernakel verschilde enorm van het licht buiten. De bron ervan is van groot belang. Het productieproces is volkomen in harmonie met de elementaire beginselen van het evangelie.
Het gaat in de tabernakel om lampen die olijfolie gebruiken. Het is niet toevallig, dat die olie werd verkregen door slaan en fijnstampen of verpletteren. Dit bepaalt onze gedachten bij het grote Antitype2, Die het Licht van de wereld is. Joh. 8:12
Net zoals de bessen van de olijf geslagen werden om ze los van de boom te krijgen, zó leed Hij onder de handen van de soldaten. Matth. 27:30
Helaas begrijpen zo veel Joden tot op heden niet, dat dit slaan van de olijven naar hun Messias wijst, Die ook zo geslagen werd.

2. Typologie: Type en antitype:
Wat we in het Oude Testament lezen, heeft niet alleen historische betekenis, het zijn ook voorafschaduwingen of ‘typen’ van personen, feiten en gebeurtenissen die later (in het NT, of nog later) in volmaakte vorm realiteit zullen zijn, of zullen plaats vinden: het ‘antitype’. Eigenschappen en karakter van het ‘type’ wijzen naar de volmaakte vorm daarvan bij het ‘antitype’.
Voorbeelden:
Jona’s 3 dagen in het ingewand van de vis, is een type van Jezus’ 3 dagen in het graf, het antitype. (Matth. 12:40).
De offers in de tempel zijn beeld (het type) voor het offer van de Heer Jezus, de Christus (het antitype– het complete, volmaakte)

De bessen verpletterd
Het slaan van de bessen aan de boom veranderde ze niet in de olie voor het licht.
Een veel pijnlijker proces werd uitgebeeld door de diverse manieren, waarop de olie werd gewonnen. Eerst werden de bessen gewoonlijk door molenstenen tot pulp geplet. Hiermee was nog niet alle olie uit de bessen. Daarom werden de bessen soms in canvas of paardenharen zakken gedaan en onder de voeten van de vrouwen geplet. Nog vaker werden ze in kleine flexibele mandjes gedaan en onder een houten pers geplaatst om zo veel mogelijk olie eruit te persen.
Maar de zuiverste olie voor het gebruik in de tabernakel werd verkregen door de bessen fijn te stampen. Ex. 27:2029:40; Lev. 24:2Num. 28:51Kon. 5:11 (25) Dezelfde Hebreeuwse woordstam wordt gebruikt in: ‘stamp3 hun zwaarden fijn tot ploegscharen.’  Jes. 2:4Joel 3:10Mich. 4:3
Zo wordt gezorgd voor de verlichting die uit de olie in de zevenarmige kandelaar komt.
Dit is het licht dat schijnt in de harten van al die heiligen, die het voorrecht genieten om voorbij het (entree)gordijn4 te komen. Dit is de verlichting die noodzakelijk is voor allen die verlangen naar gemeenschap met God, zoals dat uitgebeeld wordt in de tafel met toonbroden, en die Hem willen aanbidden, zoals uitgebeeld door het gouden reukofferaltaar.
Dit is het licht dat Kaïn niet had. Hij zocht omgang met God en wilde aan Hem offeren in de duisternis van ongeloof.
Zijn er ook vandaag niet ontelbare vrome religieuze mensen – ook in het christendom – die Hem op de manier van Kaïn aanbidden?

3. NBG-51: omsmeden 4. het gordijn vóór de ingang van het heiligeRed.

Het feit, dat olie een van de symbolen van Gods geest is, wordt duidelijk uit het gebruik ervan bij het zalven tot geestelijke kracht bij het aanstellen van een profeet, priester of koning. Maar de speciale betekenis ervan, zoals we die in de tabernakel zien, maakt de olie tot bron van licht.
Duisternis verbergt wat verkeerd is, licht onthult de waarheid. Daarom is het essentieel in iedere naderingsgave aan God. Het was afwezig in het offer van Kaïn, wat laat zien dat dat onwaar was. Dit werd door zijn latere handelen bevestigd. In  letterlijke woorden wordt ons verteld:

door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn; daardoor kreeg hij getuigenis dat hij rechtvaardig was Eig.Vert.
(Heb 11:4 – HSV)

Het licht dat hij had kwam door God te geloven, en het gebrek aan licht bij Kaïn kwam voort uit Zijn weigeren Gods woord te aanvaarden. Zonder olie, zonder waarheid, zonder het licht van geloof, kan geen enkele aanbidding of offer voor God aanvaardbaar zijn.

Het beperkte licht
Ondanks het feit, dat de kandelaar zeven lampen had, verspreidde deze niet zoveel licht. Het viel niet te vergelijken met de heerlijkheid van de Shekinah5 in het heilige der heiligen.
Oude lampen, die bij archeologische opgravingen gevonden werden, konden niet veel licht gegeven hebben. Zij moesten heel de nacht branden, want slapen in volslagen duisternis werd onmogelijk geacht. (Zeggen dat iemands lamp uitgegaan was, was een fijngevoelige beeldspraak voor zijn dood.)

5. Hebreeuws voor: wolkkolom en vuurkolom (zie o.a. Lev.16:2; Deut.31:15)

Onvolwassenheid
Maar zelfs dit had zijn betekenis. Het heilige was geen volmaaktheid. Het was slechts het vóór vertrek naar het allerheiligste. Het beeldt de tijd uit die door de apostel Paulus met onvolwassenheid wordt aangeduid, een periode, waarin ze nog in een spiegel keken, in een enigma6. 1Cor. 13:9-12
Tot op de tijd dat Christus, het grote Antitype van alle offers, Zijn laatste adem aan het kruis uitblies, hing een gordijn [het voorhangsel – Red.] tussen de beide heilige plaatsen, en dat hield het licht van de heerlijkheid tegen, dat in het heilige der heiligen scheen. Daardoor werd het licht in het heilige verhoudingsgewijs gedimd.
Dat gold ook voor Israël, vóór Christus, het Licht van de wereld, Zichzelf aan God offerde.

6. een raadsel – NBG51: ‘Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen.’ (1Cor.13:12)

De voorhang scheurde
Maar nu is de voorhang gescheurd! Het verblindende licht van de heerlijkheid, zoals Paulus dat zag toen hij geroepen werd, verlicht allen als nooit tevoren. De volle betekenis ervan werd nooit door de eerdere apostelen (h)erkend. Alleen in de brieven van Paulus zien we de volle, uiteindelijke en volkomen verlichting van de goddelijke aanwezigheid boven het verzoendeksel. Het heerlijke licht schijnt nu, niet alleen in het heilige der heiligen, maar het verlicht ook het heilige; de kandelaar zelf wordt nu verheerlijkt door zijn stralen.
Letterlijk genomen: waar vergeving was, is nu rechtvaardiging; waar verlossing was, is nu verzoening. Daar waar alleen toegang tot God was door bemiddelaars, via één natie, hebben nu allen toegang, in één geest, tot de Vader Zelf. Ef. 2:18

Het licht van de heerlijkheid
In de verre toekomst zal het nieuwe Jeruzalem geen zon of maan als licht nodig hebben, want de heerlijkheid van God verlicht haar en haar lamp is het Lammetje. Openb. 21:23 Dan zal de Shekinah niet tussen muren of wanden ingesloten zitten, onzichtbaar voor het oog. Zo was het in de tijd van de tabernakel en de tempels. Op de nieuwe aarde zal geen tempel zijn.
Maar lang voor die gezegende tijd, vandaag zelfs, hebben wij in de geest dit licht, want wij zijn al een nieuwe schepping in Christus. 2Cor. 5:17Aan ons werd hiervan een letterlijk teken gegeven toen Paulus onze Heer op weg naar Damascus ontmoette. Hij zag een licht, feller dan de middagzon. Hand. 26:13
Wat een toepasselijk begin van zijn bediening! Híj is het, Die de heiligen voorbij het licht van de natuur leidt; zelfs voorbij de schaduwbeelden die aan het heilige volk gegeven waren in hun heilige plaats. Hij gaat voorbij het voorhangsel.

Verlicht heel de tabernakel
Maar wij gaan het heilige der heiligen niet binnen en sluiten de voorhang achter ons, zodat wij niet langer het licht van de kandelaar hebben, of de gemeenschap van de tafel, of de aanbidding van het gouden altaar. Zeker niet! ‘Binnen de bedekking’7, dat is binnen achter het voorhangsel is er geen voorziening tot gemeenschap of aanbidding aanwezig.
Stopt dan de gemeenschap met God, of loven en prijzen we Hem dan niet langer?
Zeker niet! Het voorhangsel is niet achter ons dichtgeschoven, zodat wij uit het heilige verdreven zijn. Het werd niet weggeschoven om ons door te laten; het werd uiteen gescheurd van boven naar beneden. Nu zijn de twee heilige plaatsen één! Alles is nu heilige der heiligen geworden!

7. of: Binnen de sluier

De drie lichten
De tabernakel brengt ons drie te onderscheiden fasen van licht. Ze zijn alle drie uit God en werden door Hem gemaakt om Hem Zelf te onthullen. Toch verschillen ze zeer van elkaar, in het bijzonder in de mate waarin ze God in het licht stellen.
Buiten, in de voorhof, geven de kosmische lichten, de zon, de maan en de sterren het licht uit de natuur. Dit licht kon niet in de tabernakel schijnen. De aanbidder moest de rug naar de opgaande zon keren om binnen te gaan.
In de tabernakel was het licht van onthulling: de zevenarmige kandelaar in het heilige, met het licht dat straalde op de tafel met de toonbroden en op het gouden reukofferaltaar.
En achter de voorhang was de Shekinah.

Een duidelijk onderscheid tussen deze drie afzonderlijke soorten licht zal ons helpen de grote methoden van God om Zichzelf te onthullen, te begrijpen.
Het licht in de voorhof was hetzelfde als dat wat aan alle mensen overal gegeven is.
Het licht in het heilige was alleen voor de priesters, de heiligen.
En het licht van de heerlijkheid in het heilige der heiligen was alleen voor de hogepriester, die eens per jaar daar binnen ging. Hij was een type van het binnengaan van Christus in de tegenwoordigheid van God na Zijn offer voor de zonde van de wereld.

Licht van de natuur
Laten wij nooit het licht van de natuur minachten! Dat werd geschapen om God te onthullen. Als mensen ogen hadden om te zien, zouden ze Hem en enkele van Zijn eigenschappen vinden, die overal getoond worden. Daardoor maakte God Zich bekend aan alle mensen. Zijn onzichtbare eigenschappen worden ontwaard vanaf de schepping van de wereld, en begrepen uit Zijn daden, naast Zijn onwaarneembare kracht en goddelijkheid.
Gods verontwaardiging wordt niet onthuld tegen de oneerbiedigheid en ongerechtigheid van mensen die geen middelen hebben om Hem te kennen. In dat geval zouden zij niet zonder verdediging zijn. Maar, met het licht van de natuur hebben zij geen geldig excuus. Rom. 1:18-23

Het licht van de natuur echter schiet jammerlijk tekort om aanbidding aan de Adamitische mensheid te ontlokken.
Ondanks de kennis van de Godheid die het verschaft, verheerlijken of danken zij Hem niet als God. Zij redeneren, maar hun hart is onverstandig.
Zelfs vandaag de dag proberen wetenschappers de rest van ons te overweldigen met hun superieure wijsheid. Toch tonen hun voortdurend veranderende en elkaar tegensprekende theorieën hun dwaasheid.
Geen enkel mens, zoals ik8, bevindt zich in een positie om zo’n ernstige aanklacht tegen zijn collega’s in te dienen, want hij hoort er zelf bij.
Maar in Zijn onthulling heeft God ons van al zulke misdaden beschuldigd. En dit is de reden waarom de mens zo weggezakt is in een moeras van immoreel gedrag, verderf en rivaliteit. Elke poging deze toestand te herstellen of te genezen zonder de erkenning van God, zal tot mislukken gedoemd zijn. Slechts de lichten in de tabernakel kunnen eonische zegen voortbrengen.

8. A.E. Knoch

Het boek van de natuur staat vol met lessen over de Godheid. De Schrift zelf verzekert ons van dit feit. Waar anders wordt Zijn oneindige kracht zo compleet tentoongespreid als in de hemelen vol van sterren. Waar zijn Zijn onuitputtelijke bronnen zo overduidelijk als in de zichtbare schepping? Waar we ook kijken, naar de sterren aan de hemel of naar de kleine insecten, we kunnen niet anders dan uitroepen: de hand die dat gemaakt heeft, is die van God! Ook wanneer we niet konden zien en niet horen en niet ruiken, dan nog is ons lichaam zo’n wonderlijke schepping, dat we niet anders kunnen dan ons neerbuigen in het stof voor de machtige Maker.

Natuur in de Schrift
Zeker, de natuur verschaft ons illustraties voor het boek van openbaring [de Schrift –Red.]. Het harmonieert er niet alleen mee, maar veel kan zonder de natuur niet begrepen worden.
Wanneer er geen hemelen en aarde waren, zou je de eerste zin van de Schrift niet kunnen verstaan. De hele weg door de Schrift heen verschaft de natuur het meeste van de achtergrond, de beeldspraken, de symbolen die nodig zijn om haar te begrijpen. Zelfs de typen en schaduwbeelden van de offers en de tabernakel- en tempeldienst ontlenen grotendeels aan de natuur hun betekenis. De natuurlijke kwaliteiten van hout en metaal, plant en dier zijn verweven in de structuur van Gods onthulling.

Licht van onthulling
Maar, helaas, de mensen zijn verblind door de god van deze eon. De begripsvermogens van ongelovigen zijn niet in staat om de Godheid in de wereld rondom hen waar te nemen, te zien. Zij kunnen niet door het dikke gordijn van ongeloof heen kijken, dat de onthulling van Gods woord voor hen tegenhoudt. Wordt dat niet uitgebeeld door de dikke (entree)gordijnen9, die het voor hen die buiten zijn onmogelijk maakten te zien wat binnen in het heilige was: de kandelaar, de tafel met toonbroden en het gouden (reukoffer)altaar?
Christus is van al die voorwerpen het grote Antitype. Alle kennis van God, alle gemeenschap met Hem, en alle aanbidding van Hem moet door die ene Middelaar komen: Christus.
Toch is Hij voor allen verborgen achter een dik (entree)gordijn van ongeloof, behalve voor de heiligen die door Zijn bloed geheiligd zijn; geroepen door Zijn geest, door Zijn woord.

9. de gordijnen voor de ingang van het heiligeRed.

Knoch, A.E. (1999), Light and Luminaries.
Unsearchable Riches, XC4, pp. 147-154
(Vertaald door: Date Gorter)

Verwante onderwerpen:

licht
tabernakel
Deel met anderen