Hoe worden de doden opgewekt?

Met heel veel moeite en geld heeft de mens raketten naar diverse hemellichamen – zoals de maan en Mars – gestuurd. Het gebied waar wij komen en volgens Efez. 2:6-7 al gezet zijn, is het onmetelijk grote heelal. Niet op aarde. Wij wachten op het grote moment, dat onze Heer komt met de bazuin van God. Dan gaan wij Hem in wolken tegemoet om zo altijd met Hem te zijn.

Zwaartekracht

Om Hem tegemoet te gaan is er wel een verandering nodig, wij zijn met ons huidige lichaam aan de aarde gebonden door de zwaartekracht. Wij beschikken niet over raketten om hieraan te ontkomen. Christus Jezus is reeds gezet aan Gods rechterhand te midden van de hemelingen. (Efez. 1:20-23). Als Hij voor ons komt in de lucht, zullen wij (op-)hemelse lichamen ontvangen. Zo zullen wij in staat zijn om met Hem te regeren in welk gebied van het heelal dan ook (Filip. 3:20-21).

Vragen in Corinthe

In Corinthe waren er mensen die beweerden dat er geen opstanding van doden is (1Cor. 15:12), ondanks het indringende getuigenis van Paulus. Hij had Christus immers gezien en Zijn stem gehoord. De bijzondere opstanding voor de uitgeroepen gemeente die het lichaam van Christus is, was door God al bekendgemaakt in 1Thes. 4:13-18. De apostel had bovendien anderhalf jaar gewerkt in Corinthe en de ontstane gemeente op de hoogte gesteld van Gods plan: de uiteindelijke onderschikking van allen (1Cor. 15:20-28). Er waren er die zich afvroegen:  Hoe worden de doden opgewekt? En met welk lichaam komen zij?

Aardse lichamen

Tegen de achtergrond verwijst de apostel naar illustraties uit Gods schepping. Hij wijst op planten, dieren en de hemellichamen boven. Bij planten leren wij dat Hij leven door dood geeft. Hij geeft verschil in de lichamen van de dieren, afhankelijk van hun leefomgeving. Zelfs de hemellichamen variëren in heerlijkheid al naar gelang hun functie in het heelal (1Cor. 15:35-44)

Levendmaking van planten

In Joh.12:24 wijst de Heer op de noodzaak van sterven om vrucht te kunnen dragen. Paulus wijst hen terecht die dit ontkennen. Dood zaad groeit niet. Maar stervend zaad is niet dood, als het blijft leven, wordt het geen plant. Alleen als het sterft, zal het een plant worden.

Opstanding van plantenleven

Het gaat om leven na de dood. Daarom spreekt hij de laagste vorm van leven op aarde, planten (Gen. 1:12). Hij onthult dan, dat alleen stervend zaaisel levend gemaakt wordt (1Cor 15:36). Het gaat dus niet om dood, maar om stervend zaad! Hieruit groeit dat wat in het zaad zat, maar het stervensproces is noodzaak om een levende plant te krijgen.

Het punt is: God geeft in de levendmaking aan ieder een lichaam zoals Hij wil. God bepaalt ook het soort lichaam in de opstanding. Voor ons is dat een (op-)hemels lichaam (1Cor. 15:37)

De twee lichamen

Bij zaad is er sprake van productie van nieuw zaad, maar van sterven om een plant met een veel groter lichaam te starten. Bij de mens is het meestal niet zo, dat er een opstandingslichaam bij leven wordt gegeven. Dat geldt alleen de groep gelovigen, die ten tijde van de bazuin leeft. Zij zullen veranderd worden (1Cor. 15:53).

Lichamen van vlees

God maakte vier soorten met dit type lichaam: mensen, beesten, vogels en vissen. Iedere soort heeft een eigen leefomgeving. Mensen en beesten op het vaste land, vogels in de lucht en vissen in het water. Zo ook in de opstanding: de lichamen van de mensen die de aarde tijdens het duizendjarig rijk bevolken, zullen anders zijn dan de mensen, die zich te midden van de hemelingen in het (op-)hemelse zullen bevinden. De lichamen van de mensen moeten veranderd, alvorens zij in een andere omgeving kunnen leven.

De juist genoemde vier soorten hebben een lichaam dat speciaal gemaakt is voor de plaats waar zij leven, bewegen en wonen. Een andere omgeving zou tot hun dood leiden. Mens en dier hebben het voedsel van de aardbodem en de lucht (zuurstof) nodig om te leven. Er zijn sommige vissen die kunnen vliegen. Ook zijn er vogels die in het water kunnen zwemmen. Toch kunnen zij niet lang in die andere omgeving blijven. Dat geldt ook voor de mens. God heeft hen echter overgegeven aan een onbewaarde denkzin (Rom. 1:28) om kwade dingen uit vinden. Zo wil de mens de natuurlijke banden verbreken die aan de aardse omgeving binden. 

Onze vernederde lichamen

Voordat de slang Eva misleidde en Adam zondigde, was hun lichaam niet sterven. De slang gleed niet op zijn buik zoals nu. De levenskracht in hen zorgde toen wellicht voor een straling van licht, zoals de Heer had bij de verheerlijking (Math. 17:1-9). Na de zonde raakt hun lichaam in verval en ontbindt langzaam. Het keert terug naar waar het vandaan kwam (Gen. 3). Paulus spreekt van het lichaam van onze vernedering (Filip. 3:21)

Twee aardse veranderingen

Bedenk dat de hoogste en de laagste van de levende zielen, mens en slang, al een ingrijpende verandering van hun lichaam hebben ondergaan. De huidige situatie is niet normaal; in het Koninkrijk der hemelen wordt het anders. De Heer veranderde voor de ogen van de apostelen in uitstraling van licht (Math 17:9), Marc. 9:2). De zonen van de opstanding zijn daar niet langer sterfelijk (Luc.20:36)

Aardse lichamen

In de toekomst zijn er drie verschillende opstandingen. Eén ervan is die van de gemeente, die een geheimenis was, totdat Paulus haar in 1Cor. 15:51 onthulde. De andere twee vinden plaats aan het begin en het einde van het duizendjarig rijk. Die aan het begin wordt de eerdere (niet de ‘eerste’) opstanding genoemd. Die aan het einde betreft de rest van de doden, die pas levend worden aan het einde van die duizend jaar (Openb. 20:5). Dat de opstanding aan het begin van die duizend jaar ‘eerste’ wordt genoemd, is trouwens misleidend, want die van de gemeente vindt enige tijd ervoor plaats. De heiligen van het Koninkrijk ontvangen aardse lichamen, want hun zegeningen zijn op aarde.

Naast deze voorbeelden van aardse lichamen, waartoe onze lichamen nu ook behoren, zijn er hemelse lichamen, die we ons alleen door ‘gezicht’ bewust zijn. Zij bevinden zich in het gebied waarin ook onze lichamen, als leden van Christus, zullen opereren. Door hen krijgen wij een beetje besef van de heerlijkheid van ons toekomstige opstandingslichaam.

(op-)Hemelse lichamen

Onze huidige kennis van (op-)hemelse lichamen is beperkt tot hun licht en het effect, dat het heeft op onze geest. Figuurlijk symboliseert duisternis kwaad en licht goed (Maleachi 4:2). Maar de maan (die niets uitstraalt en hoofdzakelijk een beperkte hoeveelheid zonlicht reflecteert) is een symbool van kwaad.

Wat een enorm contrast is er tussen Gods aanhoudende voorbereidingen voor de komende Koninkrijk op aarde en onze ogenblikkelijke introductie in de hemelse regering! Zijn er trouwens andere wereldwijde gebeurtenissen in Gods plan, die zo’n indruk zullen maken op de harten van Zijn schepselen door de grootheid van Zijn genade en de hevigheid van Zijn toorn als deze twee grote voorvallen? Het heeft er alles van, dat wij dicht bij de werkelijke crisis van de eonen zitten.

Ziels – geestelijk 

De concordante vertaling helpt ons onderscheid te maken tussen een ziels (NBG: natuurlijk) en een geestelijk lichaam (1Cor. 15:44). Ons huidige lichaam heeft zintuigen en een zenuwstelsel, waardoor het zich de wereld om zich heen bewust wordt. Dat zijn instrumenten die wij nodig hebben als mens op de aarde en die we tot op zekere hoogte gemeen hebben met lichamen van dieren.

Dit is wel beperkt. Temperatuur kan een lichaam doen bevriezen of verbranden. Geluid kan zo hevig zijn, dat het trommelvlies ervan scheurt. Bepaalde gassen, zelfs een teveel aan zuurstof, kunnen blindheid veroorzaken. Paulus was, toen Christus hem ontmoette op de weg naar Damascus, tijdelijk verblind door de hemelse heerlijkheid van Christus. Een aards lichaam dat zijn leefgebied verlaat, kan eraan sterven.

Nadat het zielse lichaam van Adam gevormd was van ‘van stof uit de aardbodem’, blies Alueim de levensadem in zijn neus (Gen. 2:7). Toen werd de mens ‘een levende ziel’ (1Cor. 15:44). Zo kunnen wij alle mensen noemen, zolang zij de lucht inademen boven de aarde, waaruit zij zijn gevormd. Zonder lucht is er geen leven.

Verderf – onverderfelijkheid

Zoals zaad van een plant dat gezaaid wordt, keert het menselijk lichaam weer tot de aardbodem, omdat het daaruit genomen werd (Gen. 3:19). En net zoals de plant die uit het zaad spruitte, heeft het lichaam leven. De levenskracht is zo groot, dat er uit dat ene zaadje duizenden zaadjes voortkomen. Maar dat bedoelt de beeldspraak niet, als er over verderf (NBG: vergankelijkheid) en onverderfelijkheid (idem: onvergankelijkheid) gesproken wordt. Verderf komt door dood. Onverderfelijkheid is het resultaat van ‘meer dan overvloedig’ leven.

Oneer – heerlijkheid

Wat een verschil is er tussen het zaadje en de schitterende bloem die eruit voortkomt! Wat valt er veel te genieten van de natuur! Zij verschaft ons a.h.w. beelden van de schoonheid en heerlijkheid, die Hij zal tot stand brengen door dood, opstanding en levendmaking in de geestelijke sfeer. Het zou een voortdurende herinnering moeten zijn aan Zijn heerlijke bestemming voor ons in de opstanding.

Zwakheid – kracht

Het sterkste menselijk lichaam is in vergelijking met dat van bepaalde dieren maar zwak. Maar wat hier bedoeld is, is dat zwakheid voortvloeit uit sterfelijkheid, door het sterveling zijn, dat uitloopt in dood. Zelfs de sterkste mens wordt daardoor zwak. In de opstanding wordt dat omgekeerd. Niet door een proces stukje bij beetje, maar door de oneindige kracht van Gods geest. Nu kan de mensheid de boeien die hem ketenen aan de aarde niet verbreken. In de opstanding zullen onze lichamen de vrijheid van het universum beleven.

Vlees en bloed

De eerste mens was uit de aardbodem voortgekomen. Maar de tweede mens is de Heer uit de hemel. In de opstanding zullen wij niet langer het beeld van de stoffelijke, de aardbodem, dragen, maar bekleed zijn met het beeld van het (op-)hemelse (1Cor. 15:47-49). Vlees en bloed zoals de mensheid die van Adam erfde, hebben geen lotdeel in het Koninkrijk van God.

Toen Adam geformeerd was van de aardbodem, was hij een ziel zonder leven. Toen hij de levensadem ingeblazen kreeg, werd hij een levende ziel (Gen. 2:7). Als een lichaam sterft, wordt het een dode ziel (Lev. 21:11). Of het nu dood of levend is, het lichaam heeft alle noodzakelijke organen om de aardse omgeving waar te nemen, dus is het een ziel. Zijn leven is beperkt tot zo’n omgeving om de eenvoudige reden, dat het menselijk lichaam een gevoelige huid heeft en oren en een neus en een tong en ogen die aangepast zijn om de aardse zaken te kunnen waarnemen.

In een ziels lichaam zetelt het gevoel in het bloed. Het hoort bij de aarde en is afhankelijk van de bodem. Nu is het een sterfelijk, stervend lichaam, dat langzaam maar zeker in kracht afneemt en sterft. Vlees en bloed zouden helemaal niet geschikt zijn voor een hemels leven. Christus had eens een lichaam zoals het onze, uitgezonderd de zonde. Maar toen Hij gekruisigd was,verloor Hij Zijn bloed. Toen hij levendgemaakt werd, werd dat niet hersteld en was Zijn opstandingslichaam zeer verschillend van Zijn vroegere zielse omhulsel, zodat Hij overal gaan en staan kon, door gesloten deuren en opstijgen in de lucht. Zo’n lichaam zullen wij hebben te midden van de hemelingen! 

A.E.Konch
Verwante onderwerpen:
de dood
opstanding
geest
lichaam
hemel
Opname
Deel met anderen