In de tijd dat de Corinthe-brief opgesteld werd, was opbouw nog het hoogste goed, zowel voor de enkeling als ook voor de gemeente. Sinds de opgestane Christus door Paulus, Zijn spreekbuis, de Efeziërs-brief liet opschrijven, staat niet meer de individuele gelovige op de voorgrond, maar is het hoofdthema het gezamenlijk-lotdeel, het gezamenlijk -lichaam en het gezamenlijk-deelhebberschap. Ef.3:16 b (NCV) Deze nieuwe kennis wordt echter niet meer met opbouw als doel gebruikt, maar veel meer om in ons hart het verlangen op te wekken de liefde van Christus (die de liefde van God weerspiegelt) te beantwoorden. Alles is daarop afgestemd zodat het uitloopt in lofprijs tot Zijn heerlijkheid. Op deze wijze wordt lofprijzing de rode draad in ons gebed.
Vroeger was het voldoende om op bepaalde uren en plaatsen te aanbidden. De lichamelijke houding weerspiegelde de innerlijke houding ten opzichte van God. Dat was een belangrijke zaak om Hem te kunnen ontmoeten. Tegenwoordig is het de Vader van het medelijden en voor alles de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die aanbeden wil worden in geest en waarheid. Ieder woord in deze aanbidding is van groot belang. In gehoorzame onderschikking aan Zijn wil, nemen we de indringende oproep om de gehele wapenrusting aan te doen ter harte, zodat wij door gebed en smeking bij iedere gelegenheid in geest kunnen bidden, zonder door de tegenwerker afgeleid of opzij gezet te worden. Wij staan voortdurend in een harmonische relatie tot God. Steeds als wij door niets anders in beslag genomen worden, openbaart zich onze innerlijke geestelijke houding door lofprijzing en gebed met dankzegging, want de Liefde van Christus dringt ons daartoe.
Wij moeten nooit vergeten ons te voeden met de woorden van het geloof en de uitstekende onderwijzing, 1Tim.4:6 omdat wij steeds met het woord der waarheid omgord zijn. Laten wij dan het pantser der gerechtigheid aandoen en tegenover alle mensen een milde houding aannemen, bereid zijn om het evangelie van de vrede door te geven en te allen tijde het schild van geloof hoog te houden, zodat de Heer ons de helm van de redding en het zwaard van de geest kan schenken. Daarmee verschuift de inhoud van onze gebeden van een aards-ziels, naar een geestelijk karakter.
Erkenning of kennis valt ons niet zo maar toe, zoals eerst bij de Corinthiërs. Wij verwerven dit tijdens lange, grondige bestudering van de heilige Schrift, die voor ons door de geest van God, de heilige, op ons gebed geopend wordt. Wij ervaren dat diepere erkenning op de eerste plaats diepere kennis van de grootte van de liefde van God betekent. Zo wordt ons hart vervuld en onze denkzin vruchtbaar gemaakt om Hem steeds grotere lofprijs te brengen. Het vraagt er om, dag in, dag uit, intensief bezig te zijn met het aanbidden van de Vader in geest en waarheid, Hij, Die door Zijn geest onze mond doet spreken (we vinden dat in de voor ons geldende gebedsaanwijzingen in de heilige Schrift). Hij zoekt diegenen die bereid zijn zich daar voor in te zetten; in diepe vreugdevolle onderschikking aan Zijn wil, in innerlijk overtuigde overeenstemming met Zijn geweldige plan van liefde voor de redding van allen.
Uit UR-Duits, 1989, nr.58 (blz. 217)
Uitgave van Konkordanter Verlag, Pforzheim
Betet zum Lobpreis einer Herrlichkeit
Ihm sei die Verherrlichung Teil 1
Paragraaf 1: Erkenntnis ist Wissen um die Liebe Gottes