1 Corinthiërs 10:1-13

1 Want ik wil niet dat jullie onwetend zijn, broeders, dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de zee gekomen zijn, 2 en allen in Mozes werden gedoopt in de wolk en in de zee, 3 en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben 4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben (want zij dronken uit de geestelijk rots die hen volgde, de rots echter was Christus), 5 maar niet in het merendeel van hen had God een welbehagen, want zij werden verspreid in de woestijn. 6 Deze dingen nu zijn ons tot voorbeelden gewordenProeve van NCV
(1Cor 10:1-6 – Proeve van NCV)

In dit gedeelte van de brief aan de Corinthiërs wordt Israël als voorbeeld genomen. 

Wanneer we over een voorbeeld lezen, is het nodig dat wij weten, wat dat voorbeeld te zeggen heeft en waarover het dus gaat. Deze brief bespreekt het gedrag van gelovigen. De apostel borduurt voort op de aanwijzingen die hij in de brief aan de Romeinen schreef over het gedrag van gelovigen. Misschien herinneren wij ons de eerste verzen over Paulus’ aanwijzingen in hoofdstuk 12 van de brief aan de Romeinen; ik zal het anders nog even herhalen; Rom 12:1:

1 Ik spreek jullie dan aan, broeders, door het medelijden van God, jullie lichamen te presenteren als offer, levend, heilig, welgevallig voor God, dat is jullie logische godsdienst. 2 En stel je niet in op deze eon, maar laat je transformeren door de vernieuwing van jullie denkwijze, opdat jullie toetsen wat de wil van God is, het goede en welgevallige en gerijpte.Proeve van NCV
(Rom 12:1-2 – Proeve van NCV)

Het mag duidelijk zijn dat dit over het gedrag van gelovigen gaat. Gedrag wordt voor een groot deel bepaald door onze gedachten, vandaar dat dit hier ook wordt genoemd; onze manier van denken heeft een vernieuwing nodig. De gewone manier van denken heeft te maken met wat wij leren in de wereld. Op school en in het hoger onderwijs. Maar ook op straat, op ons werk en wat we horen bij onze vrienden en familieleden. Deze ‘gewone’ manier van denken heeft te maken met de tijd waarin we leven. Dit tijdperk of deze eon, noemt de bijbel het hier. Als het goed is, horen we over andere gedachten op zondagschool, in de ‘next level groepen, in Bijbelstudies en samenkomsten, zoals die ook in ons midden worden gehouden. 

Hierover gaat het ook in 1Corinthiers 10:1-13. Israël wordt als voorbeeld genomen om duidelijk te maken hoe de Corinthiërs (en ook wij) ons NIET zou moeten gedragen. Dit stukje is dus geschreven aan gelovige mensen. Waarom wordt Israël eigenlijk als voorbeeld genomen? Het heeft te maken met de bevrijding van het volk Israël uit de gevangenschap en slavernij van Egypte. Dat is het beeld dat nu overgezet wordt op ons, die in geestelijke zin, de bevrijding (vrijkoping) hebben ontvangen in Christus. Deze bevrijding van Israël werd voorafgegaan door grote plagen die zijn onderdrukkers, de Egyptenaren, over zich heen kregen. De bevrijding zelf begon met het bloed van het paaslam, dat op de posten van de deuren werd aangebracht in de nacht waarop het volk uit Egypte vertrok. Iedereen werd verlost door dat bloed, maar niet iedereen gedroeg zich op een manier die God verheugde toen ze onderweg waren in de woestijn. Ze gingen allemaal door de Rode zee, met droge voeten; ze waren allemaal verenigd in Mozes, die door God was uitgekozen om hun leider te zijn en hun voorbeeld was van geloof (Hebr. 11:24-29). Ze aten allemaal hetzelfde manna en dronken allemaal hetzelfde water, dat door Mozes’ staf uit de rots tevoorschijn kwam. De apostel zet dit over van letterlijk naar ‘geestelijke voedsel en de geestelijke drank’, en de ‘geestelijke Rots’. Het is dan ook bedoeld, dat wat Israël ontving om in leven te blijven aan ons in Christus is gegeven. Hij is ons leven. Het volk Israël zag het niet, ondanks alle wonderen en tekenen en machtige daden die God aan hen bewees. Al deze voorrechten die Israël ontving op zijn reis naar het beloofde land, werden niet op enige prijs gesteld, gezien hun gedrag en verlangen om zelfs in hun hart weer aan Egypte terug te denken als aan een land waar het beter was dan de belofte van een eigen land, overvloeiend van melk en honing. Zij misten de geestelijke vrucht van de beheersing van zichzelf (inhouding) uit Galaten 5:22. Zij waren gezind in overeenstemming met het vlees. Dat wordt hieronder verder uitgewerkt als herinnering voor ons. Onder de Corinthiërs vonden dezelfde zondige dingen plaats waar sommigen van hen in verstrikt geraakt waren. Wanneer wij om ons heen kijken in de huidige wereld, zien wij ook dat het eerder erger is geworden dan beter. 

6 Deze dingen nu zijn ons tot voorbeelden geworden, zodat wij niet begerige mensen zijn van kwade dingen zoals zij ook begeerd hebben. 7 Wordt ook geen afgodendienaren zoals sommigen van hen, evenals er geschreven staat: “Het volk ging zitten om te eten en te drinken en zij stonden op om te spelen.” 8 Wij zouden ook niet hoereren zoals sommigen van hen hoereerden, en er vielen in één dag drieëntwintigduizend. 9 Wij zouden de Heer ook niet op de proef stellen zoals sommigen van hen Hem op de proef stelden en door de serpenten omkwamen. 10 Mort ook niet net als sommigen van hen morden en omkwamen door de verdelger.Proeve van NCV
(1Cor 10:6-10 – Proeve van NCV)

Paulus schreef aan het slot van hoofdstuk negen, dat hij zijn lichaam in gebondenheid houdt om, net als een atleet, de prijs te behalen in de wedstrijd. Hij schreef dit voorafgaand aan het voorbeeld van het volk Israël in de woestijn.

11 Al deze dingen overkomen hen echter typerend. Maar het wordt geschreven tot onze vermaning, tot in wie de voltooiingen van de eonen zijn gekomen. 12 Daarom, wie meent te staan, laat hij uitkijken dat hij niet zou vallen. 13 Geen aanvechting heeft jullie gegrepen tenzij een menselijke.Proeve van NCV
(1Cor 10:11-13 – Proeve van NCV)

Dit voorbeeld dat Paulus gebruikt, is om ons te vermanen of misschien ook wel om ons aan te sporen om het anders te doen. Morren, God op de proef stellen, begerig zijn naar de dingen van het vlees, zijn de daden die onder meer worden genoemd, naast nog ergere dingen. Het kwam niet alleen in Paulus’ tijd voor, maar het is in onze tijd zelfs uitgegroeid tot een motor van onze economie. Hebzucht laat ons risico’s nemen om snel rijk te worden of om dingen te doen die van de duisternis zijn of beide. De economie is erop gericht om het korte termijn denken te stimuleren, waardoor in de afgelopen decennia diverse economische crisissen zijn ontstaan. De gezindheid van de wereld is niet tevreden met voldoende, maar jaagt naar meer, waardoor criminaliteit toeneemt op allerlei gebieden. Nu weten we dat rijkdom op zichzelf niet kwalijk is, maar de zucht naar geld, kan ons ten val brengen en ons ertoe verleiden om veel schadelijke en dwaze verlangens te volgen, die tot vernietiging van onszelf en van anderen kunnen leiden (1Tim.6:9-10). We mogen ons lichaam beheersen door Gods geest die in ons is en zelfs ons denken vernieuwd, en het stellen tot een levend, heilig offer dat welgevallig is voor God. ‘Niets menselijks is ons vreemd’, zegt een spreekwoord. Misschien is dat ook wel waarom de apostel ons waarschuwt met de woorden uit vers twaalf om dat in herinnering te houden: 

12 Daarom, wie meent te staan, laat hij uitkijken dat hij niet zou vallen.Proeve van NCV
(1Cor 10:12 – Proeve van NCV)

Dit is geschreven en bedoeld als aansporing om te volharden, zelfs onder beproevingen, voor ons ‘tot in wie de voltooiingen van de eonen zijn aangekomen.’  

De eonen

Wat een bijzondere uitspraak is dit. Het is alweer een hele tijd geleden dat dit vers mij opviel en regelmatig dacht ik erover na. Ik probeerde te begrijpen wat de onder­liggende gedachte ervan was. Het moet voor gelovigen die geen weet hebben van het bestaan van de tijdperken die God in Zijn woord heeft vermeld, wel helemaal raadselachtig zijn. Heel kort wil ik hier dan toch iets over zeggen. Het woord ‘eon’ is tamelijk onbekend, alhoewel het Nederlandse woordenboek de betekenis aangeeft en ook ‘Wikipedia’ het als volgt vermeldt: ‘Een eon is een zeer lang tijdperk in de geologische tijdschaal. Eonen zijn in de geochronologie de grootste onder­verdelingen van de tijd sinds het ontstaan van de Aarde,…’ In de meeste bijbel vertalingen wordt het met eeuw, eeuwigheid of eeuwigheden (meervoud) vertaald; soms ook met tijd en wereld. Ik haal dit even aan om duidelijk te maken, dat dit begrip ‘eon’ geen geheimzinnig verzinsel is, maar een werkelijk bestaand begrip, dat nauw verbonden is met tijd of tijdperk. In Gods woord wordt het ook als zodanig gebruikt. Een tijdperk met een begin en een einde; meestal eindigend met één of meer bijzondere gebeurtenissen, die vaak catastrofaal van karakter zijn. Er zijn in totaal vijf eonen in Gods woord te ontdekken, die onder te verdelen zijn in drie voorbereidende tijdperken, gevolgd door twee tijdperken, die de eonen van de eonen worden genoemd. In deze laatste twee ‘eonische tijdperken’ wordt het kwaad dat in de eerste drie tijdperken is ontstaan, omgezet in het goede. Deze beide laatste tijdperken worden in de bijbel beschreven als ‘het duizendjarige rijk’ en daaropvolgend, ‘de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde’. Dit laatste tijdperk eindigt ook met een zeer bijzondere gebeurtenis, namelijk de voltooiing van Gods voornemen van de tijdperken, waarin Gods ‘overstijgend-overstijgende’ heerlijkheid zich zal onthullen aan heel het universum; in alles en in allen die in altijddurende heerlijkheid zullen leven. Dit voornemen van de vijf tijdperken wordt tot uitvoering gebracht door Christus Jezus, onze Heer (Efeziers 3:11). Het is gebaseerd op Zijn offer op Golgotha, op Zijn kruisiging, Zijn dood en begrafenis en Zijn opstanding vanuit de doden. Hiermee sluit ik deze korte paragraaf over de eonen af, om de tekst weer ter hand te nemen waarbij wij gebleven waren.

‘…tot in wie de voltooiingen van de eonen zijn aangekomen.’

Zoals het voorbeeld van het Israël in de woestijn en zijn daden en reacties op de toenmalige gebeurtenissen voor ons als voorbeeld dient en geestelijk wordt overgezet, zo is het ook met ‘de voltooiingen van de eonen’. Aangezien de toekomstige twee tijdperken nog moeten beginnen, gaat het om het ‘nieuwe’ dat gaat komen. ‘Zie! Nieuw maak Ik alles!’ (Openbaring 21:5). De apostel Paulus noemt gelovigen, die ‘in overeen­stemming met God geschapen zijn’, mensen die de nieuwe mens aandoen (vgl. Efeziers 2:15; 4:24; Kolossenzen 3:10). Hij noemt gelovigen zelfs ‘een nieuwe schepping’. ‘Het oude ging voorbij, Zie! De nieuwe dingen zijn gekomen!’ (2Corinthiers 5:17). Bijzonder is het, dat Paulus deze uitspraak voor ons doet, al vele jaren voordat Johannes, dit deed voor allen die op de aarde wonen. 

De toekomstige letterlijke heerlijkheid waar Gods woord op wijst, wordt nu als een geestelijk bezit in gelovigen bevestigd. Het is alsof de zon in gelovigen is opgegaan, een nieuwe dag met beloften van frisse, heerlijke gebeurtenissen die zich nog gaan ontvouwen. Kinderen van het licht, in wie ‘Christus is opgegaan!’ (vgl. Efeziers 5:14).

13 Geen aanvechting heeft jullie gegrepen tenzij een menselijke. God nu is trouw, Die het niet zal laten begaan dat jullie uitgeprobeerd worden boven wat jullie aankunnen, maar Hij zal, tezamen met de aanvechting, ook de voortzetting brengen, zodat jullie het kunnen doorstaan.Proeve van NCV
(1Cor 10:13 – Proeve van NCV)

In vers 12 zagen we al dat we werden aangespoord om te ‘volharden’ onder beproevingen of aanvechtingen. Dit stukje gaat daar verder op door. Hoe zwaar onze aanvechtingen ook kunnen zijn en met hoeveel benauwdheid en verdriet het ook gepaard kan gaan, het zijn geen bovenmenselijke beproevingen. Ook hierin mogen we bedenken, dat God alles doet samenwerken tot het goede, voor hen die Hem liefhebben, met wat Hij voor ons op het oog heeft. Hij is trouw en betrouwbaar. Hoeveel beloften heeft Hij ons niet gegeven. En Hij zal ze allemaal vervullen. ‘Want zo vele beloften van God er zijn, zijn in Hem “ja.” Daarom is ook door Hem het “amen”, tot heerlijkheid voor God door ons (2Corinthiers 1:20). Veel gelovigen menen dat tegenslag, of kwaad, niet van God komt, maar van de tegenstander. Zij vertrouwen er dan op dat Hij ook voor de verlossing zal zorgdragen uit deze beproevingen; Hij zorgt toch voor de ‘uitkomst’? In vier van de bekendste Nederlandse vertalingen wordt dit woord met ‘uitkomst’ of ‘uitweg’ weergegeven. Waartoe dient dan eigenlijk de oproep tot volharding, wanneer er een uitweg of ontsnapping wordt aangeboden? Hoeveel gelovigen hebben géén uitweg ontvangen. Schoot hun geloof dan tekort? Nee! Laten we dat niet denken! Misschien waren juist zij diegenen aan wie God de meeste volharding gaf om het te ondergaan. Soms is een aanvechting van kortere duur, soms echter ook van langere duur of zelfs voor de rest van ons leven. God geeft géén aanvechting dan menselijke en Hij zal ons dan ook niet overlaten aan aanvechtingen die wij níet aan kunnen, hoe zwaar of verdrietig die ook mogen zijn. De weg die wij in ons leven mogen gaan kent veel onverwachtse wendingen. Soms een scherpe bocht, soms een glooiende helling, dan weer een steile weg. Ook is het levenspad van ieder individueel weer anders of wordt het anders ervaren. God laat ons niet over aan welke omstandigheden dan ook. Hij gebruikt ze juist, om er voor iedereen Zijn bedoeling mee uit te werken. Wie of wat onze aanvechtingen veroorzaakt, het zijn middelen in Gods hand. En het komt niet altijd van buitenaf. De overleggingen van ons hart spelen een belangrijke rol in ons leven. ‘Meer dan alles om te bewaken, bescherm je hart, want daaruit ontspringen de uitvloeiingen van leven’ zegt de schrijver van de spreuken (Spr 4:23). Wanneer wij de voorbeelden eens nemen, wat God met beproevingen uitwerkt, zien we bij Josef dat het van slavernij en gevangenis leidt tot verstandige heerschappij. Bij David was de spelonk op zijn vlucht voor koning Saul de voorbode om tot koning te worden gekroond. Job, het grote voorbeeld van menselijk lijden en beproeving, zou zijn Verlosser zien. Het bezig zijn met zoeken naar uitwegen om onder beproevingen of aanvechtingen uit te komen, kan zelfs leiden tot dieper leiden en zuchten. We mogen overleggen in ons innerlijk en biddend ervaren waartoe God lijden en beproevingen zal leiden en in genade de volharding ontvangen om het te ondergaan. Hij zorgt voor de voortzetting, het vervolg, waartoe de beproevingen zijn bedoeld. God weet wie Hem liefhebben en wij mogen weten dat God echt álles doet samenwerken tot het goede, voor ons én voor Hem. In de wereld zijn veel afgoden en daaraan offeren velen hun leven op. Maar een afgod is niets! En er is geen andere God, behalve Één! En er worden veel goden als zodanig genoemd, of het nu in de hemel is of op aarde. Maar, voor ons is er één God, de Vader, uit Wie het al is, en wij tot Hem; en één Heer, Jezus Christus, door Wie het al is, en wij door Hem. Maar niet in allen is deze kennis (vgl. 1Corinthiers 8:4-7). Mogen deze kennis en dit vertrouwen het vervolg zijn op onze overleggingen. ‘Om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden…’; dat was het gebed van onze apostel (Fil.3:10). Christus heeft ons ‘gegrepen’ met als doel, de prijs van Gods roeping boven, in Christus Jezus. Door ons te richten op dit bijzondere vervolg en deze voortzetting, stelt  God ons in staat onze beproevingen te kunnen ondergaan.

Gijs Bernouw
Bron: Concordant Commentary on the New Testament:
A.E. Knoch
Deel met anderen